Artikel 4.10
De mogelijkheid bestaat dat een advocaat bij de Hoge Raad met een voorwaardelijke aantekening, niet binnen drie jaar met goed gevolg de proeve van bekwaamheid aflegt ter verkrijging van de onvoorwaardelijke aantekening, maar in plaats daarvan opnieuw het mondeling examen aflegt ter verkrijging van een nieuwe voorwaardelijke aantekening. Dit wordt het ‘stapelen’ van voorwaardelijke aantekeningen genoemd. Door deze ‘route’ wordt niet alleen de proeve van bekwaamheid feitelijk illusoir, maar ook kunnen hiermee de praktijkeisen, bedoeld in artikel 4.14 van de verordening, worden omzeild. Dit leidt tot ongelijkheid ten opzichte van andere advocaten bij de Hoge Raad in burgerlijke zaken. Gelet op de doelstelling van de Wet versterking cassatierechtspraak, is het ‘stapelen’ van voorwaardelijke aantekeningen onwenselijk.
Met artikel 4.10 wordt het ‘stapelen’ van voorwaardelijke aantekeningen voorkomen. Op grond van dit artikel kan de algemene raad een nieuw verzoek tot afgifte van een verklaring, bedoeld in artikel 9j, tweede lid, van de Advocatenwet, afwijzen, indien het verzoek wordt ingediend binnen drie jaar:
- nadat de proeve van bekwaamheid (artikel 4.12, eerste lid, van de verordening), al dan niet na herkansing, niet met goed gevolg is afgelegd; of
- na het doorhalen van de voorwaardelijke dan wel onvoorwaardelijke aantekening ‘advocaat bij de Hoge Raad’ in burgerlijke zaken.
Gelet op het doel van de gestelde kwaliteitseisen aan advocaten die als procesvertegenwoordiger optreden bij de Hoge Raad, zal niet snel sprake zijn van feiten of omstandigheden op grond waarvan een advocaat binnen de termijn van drie jaar wordt toegelaten tot het opnieuw afleggen van een mondeling examen. Het is evenwel niet uit te sluiten dat bijzondere omstandigheden kunnen rechtvaardigen dat een binnen deze termijn ingediend verzoek niet op één van deze gronden kan worden afgewezen. Bijvoorbeeld een doorhaling van de aantekening omdat de advocaat langdurig ziek was.
Bij onderdeel b is de reden van de doorhaling niet relevant. Of het gaat om een doorhaling op eigen verzoek of na een beslissing tot doorhaling van de raad van discipline of hof van discipline wegens niet of niet langer voldoen aan een van de eisen, in beide gevallen geldt de termijn van drie jaar. Hiermee wordt voorkomen dat een advocaat zichzelf voor het oproepen voor de proeve van bekwaamheid laat uitschrijven en via een nieuw mondeling examen binnen drie jaar weer terugkeert. Tevens vormt deze termijn een prikkel voor de advocaat om aan alle vereisten te voldoen.
In dit artikel is niet opgenomen de situatie waarin een advocaat die nog beschikt over een voorwaardelijke aantekening, een verzoek indient voor het afgeven van een nieuwe verklaring als bedoeld in artikel 9j, tweede lid, van de Advocatenwet. Die advocaat heeft geen belang bij zijn verzoek, omdat een dergelijke verklaring reeds is afgegeven. Een dergelijk verzoek moet derhalve worden afgewezen. Gelet hierop behoeft artikel 4.11 hierin niet te voorzien.
Op grond van artikel 9j, zevende lid, van de Advocatenwet kan een advocaat beroep instellen bij het hof van discipline tegen een beslissing tot weigering van het verzoek om aantekening op het tableau als advocaat bij de Hoge Raad.