Gedragsregels 1992 [Historische versie; geldig 01-01-2015 - 14-02-2018]

Ten geleide

Twaalf jaar na het verschijnen van de gedragsregels voor advocaten 1980 verscheen de nieuwe tekst van de gedragsregels 1992.
Twaalf jaar lijkt in dit verband een magische termijn want de gedragsregels 1980 vervingen de `Ereregelen voor advocaten´ 1968. In de praktijk worden de regels ook wel vernoemd naar de voorzitters van de commissies, die daarvan aan de wieg stonden. Zo kan aan de namen van mrs. A.F. Visser van IJzendoorn en D.P. Dirkzwager thans worden toegevoegd mr. J.B. Bitter (Zutphen), die in 1990 voorzitter werd van de toen geïnstalleerde commissie herziening gedragsregels. De commissie bestond voorts uit mrs. J.L.H.M. Adelmeijer (Maastricht), J.C.P. Ekering (Rotterdam), E. Hamminga (Groningen), G.J. Kemper (Amsterdam), Th. de Roos (Amsterdam), J. Schoonderbeek (Utrecht), H.P. Utermark (Den Haag) en E.E. Minkjan (Den Haag), secretaris.

De taak van de commissie bestond uit het waar nodig doen van voorstellen voor een nieuwe tekst van de gedragsregels 1980, waarbij rekening zou worden gehouden met onder meer wetswijzigingen, de CCBE-code of conduct en nieuwe opvattingen binnen de balie en van de tuchtrechter. Bovendien werd de commissie gevraagd te adviseren over de wenselijkheid of noodzaak bepaalde gedragsregels op te nemen in een verordening.

De commissie is niet over één nacht ijs gegaan. Uit het tussentijds verslag van de voorzitter (Adv.bl. 1991, blz. 225) is gebleken dat de commissie zich bijvoorbeeld de vraag heeft gesteld of er aan formuleren van gedragsregels überhaupt nog behoefte bestaat of dat bijvoorbeeld aan het meer algemeen toegankelijk maken van tuchtrechtelijke beslissingen door middel van een kaartsysteem de voorkeur moest worden gegeven. Zoals moge blijken uit het voortzetten van haar werkzaamheden, heeft de commissie gekozen voor het (her)formuleren van regels.

Op 26 februari 1992 publiceerde de commissie Bitter haar rapport. Het rapport is vervolgens besproken en becommentarieerd door de Raden van Toezicht, de Raden van Discipline, de Vereniging van Advocaat-Scheidingsbemiddelaars en enkele individuele advocaten. Voorts was het rapport onderwerp van discussie tijdens een seminar op 9 juni 1992 ter gelegenheid van het afscheid van mr S. Boekman als plaatsvervangend voorzitter van het Hof van Discipline. De Algemene Raad wist zich bij de behandeling van de voorgestelde teksten in het College van Afgevaardigden bijgestaan mr. F.N. Meijer. Na bespreking van het concept tijdens een Collegevergadering op 1 oktober 1992 werden tekst en toelichting vastgesteld tijdens de Collegevergadering van 27 november 1992.

De prealabele vraag, die tijdens de behandeling in het College op initiatief van de Amsterdamse Raad van Toezicht aan de orde kwam, luidde of de gedragsregels bij verordening moesten worden vastgesteld. De voorstanders hiervan betoogden dat de regels daardoor aan gezag zouden winnen en meer gelegitimeerd zouden zijn. Hiertegen werd ingebracht dat er aldus een ongewenste verschuiving in de richting van het strafrecht zou ontstaan. Voorts werd opgemerkt dat een gesloten systeem van bij verordening vastgestelde regels strijdig is met het karakter van het tuchtrecht. Uiteindelijk werd evenals bij voorgaande herzieningen voor het open stelsel gekozen. De gedragsregels blijven dus, zoals de commissie Visser van IJzendoorn in 1968 schreef, `opgetekende coutumes, een weergave van datgene wat in de balie in een bepaald tijdvak leefde als ererecht´. Zij geven weer hoe de balie de wettelijke norm van artikel 46 Advocatenwet thans interpreteert. Het gaat dus om een eigentijdse invulling van wat lang `de eer van de stand´ is genoemd. Die term was overigens een niet geheel trefzekere vertaling van `l`honneur de l`Ordre´, waarmee werd aangeduid de eerbaarheid en deugdzaamheid die voor de uitoefening van ons beroep altijd zijn verondersteld. Ons gedragsrecht blijft dus rechtersrecht. Uiteindelijk oordelen Raden en het Hof van Discipline wat een behoorlijk advocaat uit een oogpunt van behoorlijke beroepsuitoefening al dan niet betaamt. Steeds meer, zo blijkt uit de rechtspraak van deze colleges, staat daarbij centraal het belang van de cliënt. En niet alleen de eigen cliënt kan vertrouwen op een onafhankelijke rechterlijke toetsing van het optreden van de advocaat. Ook de wederpartij wordt in bescherming genomen wanneer hij geen juridische bijstand heeft. De advocaat dient er immers rekening mee te houden dat hij door een niet-juridisch geschoolde wederpartij als deskundig wordt beschouwd en dat de door hem verstrekte informatie als juist wordt aangenomen. (Aldus bijvoorbeeld Raad van Discipline Den Bosch, 13 januari 1992, Advbl. 1992, blz. 692.)

De verleiding is groot dieper in te gaan op de rijke casuïstiek van onze tuchtrechtspraak. De materie wordt pas echt interessant wanneer de abstracte norm concrete inhoud krijgt. Daarom is kennisneming van de in het Advocatenblad gepubliceerde uitspraken niet alleen nuttig maar ook boeiend. Maar nu beperk ik mij tot de nieuwe gedragsregels, die anders dan in 1980 van een toelichting zijn voorzien. De wijze waarop zij moeten worden gehanteerd wanneer in enige situatie onzekerheid bestaat is beschreven in de inleiding van de commissie Bitter, welke tijdens de discussies over het onderwerp zonder aanvullingen of wijzigingen overeind is gebleven. Dat zegt iets over de kwaliteit daarvan en de brede consensus over de inhoud. Ik mag u daarom met genoegen naar deze inleiding verwijzen.

W.G. van Hassel
Algemeen deken 1992-1994 

1. Inleiding

1.1 Karakter gedragsregels

Deze regels brengen normen onder woorden, die naar de heersende opvatting in de kring der advocaten behoren te worden inachtgenomen bij de uitoefening van het beroep van advocaat.
Zij vormen niet de vastlegging van het voor de advocaten geldende tuchtrecht.
De inhoud van dat tuchtrecht wordt vastgesteld door de tuchtrechter op basis van de advocateneed, verordeningen en de drie regels genoemd in artikel 46 van de Advocatenwet, kort weer te geven als:
-        zorg voor de behartiging der toevertrouwde belangen;
-        naleving van de verordeningen der Nederlandse Orde;
-        handelen overeenkomstig hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt.

Deze gedragsregels kunnen worden gezien als een uitwerking van de eerste en vooral ook van de ruim geformuleerde derde regel, in dat artikel genoemd.
Zij zijn niet bindend in de zin, waarin de regels van de door de Nederlandse Orde van Advocaten vastgestelde verordeningen bindend zijn.
Zij zijn bedoeld als richtlijn voor de advocaat voor zijn handelen bij de uitoefening van de praktijk.
Zij kunnen tevens dienen als richtlijn voor de tuchtrechter, al binden zij deze niet zoals het Hof van Discipline meermalen heeft beslist. 

1.2 Taak en functie van de advocaat

De hoofdtaak van de advocaat is het verlenen van advies en bijstand aan individuele cliënten of aan groepen cliënten wier belangen parallel lopen. Bij de belangenbehartiging vertegenwoordigt hij een partijstandpunt.
De principiële partijdigheid van de advocaat verdraagt zich niet met de behartiging van belangen die met die van zijn cliënt strijdig zijn. De advocaat onthoudt zich dus van de behartiging van strijdige belangen. De advocaat dient het belang van zijn cliënt alleen dan goed, wanneer hij zich bij de behandeling der zaken slechts door dat belang, en niet door enig eigen belang, laat leiden. Ook door andere belangen moet de advocaat niet worden belemmerd, respectievelijk zich laten leiden bij de vervulling van deze hoofdtaak. Hij dient deze taak in onafhankelijkheid te verrichten. Daarbij past bijvoorbeeld niet het toekennen van provisie aan tussenpersonen of andere derden voor het aanbrengen van opdrachten of het maken van afspraken met anderen dan de eigen cliënt over de wijze waarop de zaken zullen worden behandeld.

De advocaat is bij uitstek vertrouwensman van zijn cliënt. Hij kan zijn taak slechts goed verrichten wanneer de cliënt hem alle mededelingen doet die voor de beoordeling en de behandeling van de zaak van belang zijn. Dit kan van de cliënt alleen worden verlangd wanneer hij dat kan doen zonder daardoor enig risico te lopen.
In verband daarmee moet de advocaat met de grootst mogelijke zorgvuldigheid zijn geheimhoudingsplicht in acht nemen en gebruik maken van het hem toekomende verschoningsrecht.
Een deugdelijke en zorgvuldige behandeling van de zaken is een eerste plicht van de advocaat; deze omvat tevens de plicht om de daarvoor benodigde kennis te vergaren en te onderhouden en om, wanneer hij te maken krijgt met een zaak waarvoor hem kennis en/of kunde ontbreken, zorg te dragen voor de nodige assistentie dan wel de cliënt te verwijzen naar een collega die wel aan de vereisten voldoet.
De advocaat wordt ook buiten het hem toegekende procesmonopolie door de maatschappij erkend als iemand die een wezenlijke rol vervult in de rechtsbedeling. In verband daarmee is hem een zekere positie en zijn hem zekere voorrechten toegekend. Van deze positie dient hij op een zodanige wijze gebruik te maken, dat zij een goede rechtsbedeling bevordert. Bij die goede rechtsbedeling zijn niet alleen de belangen van de cliënt betrokken, doch ook het openbaar belang. Een goede beroepsuitoefening is een openbaar belang. Bij de voorbereiding van de wijziging der Advocatenwet in 1984 is dat uitdrukkelijk bevestigd. Hiermee correspondeert, dat de advocaat van de hem toegekende positie en voorrechten op de juiste wijze gebruik maakt, niet alleen, en zelfs niet in de eerste plaats, omdat die positie en die voorrechten door een onjuist gebruik in gevaar kunnen worden gebracht, doch omdat die een maatschappelijke opdracht vertegenwoordigen.
Elementen van de bedoelde positie zijn, dat de advocaat een grotere en vrijere toegang heeft tot personen en gegevens dan de gemiddelde burger, dat hij het recht heeft om te spreken in situaties waarin anderen dat recht kan worden ontnomen en dat hem een grote vrijheid is toegekend bij de presentatie van zijn argumenten. Dat schept, in verband met het openbaar belang bij een goede beroepsuitoefening, voor hem de plicht om zich in woord en geschrift niet onnodig grievend uit te laten, en rekening te houden met de gerechtvaardigde belangen van wederpartij en derden. Hierbij dient de advocaat te beseffen, dat de wijze waarop hij optreedt mede bepalend is voor het oordeel over de advocaat en diens taakvervulling. Hij onthoudt zich van handelingen waardoor het vertrouwen in de advocaat als zodanig wordt geschaad. Hij dient ernaar te streven dat hij, en daarmee de advocaat in het algemeen, wordt aangezien als iemand wiens oordeel gezag heeft en met wie zaken kunnen worden gedaan. Zo mag hij zich niet van oneigenlijke middelen bedienen, zoals het aankondigen of nemen van stappen die niet in verhouding staan tot het beoogde doel.
De ervaring heeft geleerd dat een behoorlijke onderlinge verhouding tussen de advocaten in het algemeen de goede behartiging van de aan hen toevertrouwde belangen bevordert. Zonder de hun toevertrouwde belangen en het openbaar belang uit het oog te verliezen behoren de advocaten dus te streven naar een verhouding van onderlinge welwillendheid en vertrouwen; daarbij past ook, dat zij zich ook over elkaar niet in onheuse of krenkende termen uitlaten. Het `aftroggelen´ van cliënten verdraagt zich evenmin met deze verplichting. 

1.3 Conflict van plichten

Bij het inachtnemen van het vorenstaande kan de advocaat worden geconfronteerd met een conflict van plichten. Hij zal dit met zorgvuldigheid moeten oplossen, in het oog houdende dat weliswaar behartiging van de hem toevertrouwde belangen van zijn cliënt de eerste taak is, doch dat hij deze taak dient te verrichten in overeenstemming met het openbaar belang bij een behoorlijke beroepsuitoefening, waarvoor een enkele maal zelfs het belang van zijn cliënt zal moeten wijken.
Hulp bij het oplossen van deze conflicten zal de advocaat kunnen vinden in de vorm van advies van de deken. Daarom bepalen de gedragsregels in die gevallen, waarin een dergelijk conflict zich gemakkelijk kan voordoen, dat het advies van de deken behoort te worden gevraagd. Het spreekt vanzelf dat de advocaat vrij is, en er ook goed aan doet, om ook buiten die gevallen een dergelijk advies te vragen wanneer hij moeite heeft met het bepalen van zijn houding. Dat advies vraagt hij aan de deken onder wie hij ressorteert, ook als het gaat om een zaak die zich afspeelt in een ander arrondissement

1.4 Specifieke gedragsregels

De hierna volgende gedragsregels kunnen worden gezien als uitwerking van de hiervoor geformuleerde normen en behoren, wanneer in enige situatie onzekerheid bestaat omtrent de wijze waarop zij moeten worden gehanteerd, aan die normen te worden getoetst. In de formulering zijn enige accenten gewijzigd ten opzichte van de voorgaande gedragsregels 1980, die weer waren gebaseerd op de ereregelen van 1968. De strekking van die regelingen is gehandhaafd. Voor grondige herziening was ondanks snelle maatschappelijke en branchespecifieke ontwikkelingen, nieuwe verordeningen enz. kennelijk geen aanleiding. Extra aandacht werd besteed aan groepering van de regels volgens de diverse te onderscheiden en soms zelfs conflicterende belangen die de advocaat dient te behartigen, zoals dat in het vorenstaande is uiteengezet. 

2. Algemene regels

Regel 1

De advocaat dient zich zodanig te gedragen dat het vertrouwen in de advocatuur of in zijn eigen beroepsuitoefening niet wordt geschaad.   

Regel 2

  1. De advocaat dient te vermijden dat zijn vrijheid en onafhankelijkheid in de uitoefening van het beroep in gevaar zouden kunnen komen.  
  2. Het is de advocaat niet geoorloofd een beloning of provisie toe te kennen of te ontvangen voor het aanbrengen van opdrachten.  

Regel 3

De advocaat dient zich voor ogen te houden dat een regeling in der minne vaak de voorkeur verdient boven een proces. 

Regel 4

De advocaat behoort de hem opgedragen zaken zorgvuldig te behandelen.   

3. Verhouding tot de cliënt

Regel 5

Het belang van de cliënt, niet enig eigen belang van de advocaat, is bepalend voor de wijze waarop de advocaat zijn zaken dient te behandelen. 

Regel 6

  1. De advocaat is verplicht tot geheimhouding; hij dient te zwijgen over bijzonderheden van door hem behandelde zaken, de persoon van zijn cliënt en de aard en omvang van diens belangen.
  2. Indien een juiste uitvoering van de hem opgedragen taak naar zijn oordeel een gebruik maken van zijn verkregen kennis naar buiten eist, staat dat de advocaat vrij, voor zover de cliënt daartegen geen bezwaar heeft en voor zover dit in overeenstemming is met een goede beroepsuitoefening.
  3. De advocaat legt zijn medewerkers en personeel de inachtneming van een gelijke geheimhouding op.
  4. De geheimhoudingsplicht duurt voort na de beëindiging van de relatie met de cliënt.
  5. Indien de advocaat aan een wederpartij vertrouwelijkheid heeft toegezegd of deze vertrouwelijkheid voortvloeit uit de aard van zijn relatie met een derde, zal de advocaat deze vertrouwelijkheid ook jegens zijn cliënt in acht nemen.   

Regel 7

  1. De advocaat mag zich niet met de behartiging van de belangen van twee of meer partijen belasten indien de belangen van deze partijen tegenstrijdig zijn of een daarop uitlopende ontwikkeling aannemelijk is.
  2. De advocaat die de belangen van twee of meer partijen behartigt, is in het algemeen verplicht zich geheel uit de zaak terug te trekken zodra een niet aanstonds overbrugbaar belangenconflict ontstaat.  
  3. De advocaat die in een bepaalde zaak de belangen van twee of meer partijen heeft behartigd en die zich als advocaat van een of meer van die partijen heeft teruggetrokken, zal in die zaak of in de voortzetting daarvan niet optreden tegen de partij of partijen ten aanzien van welke hij zich heeft teruggetrokken.   
  4. Het is de advocaat niet toegestaan tegen een voormalige cliënt of een bestaande cliënt van hem of van een kantoorgenoot van hem op te treden behoudens het bepaalde in de volgende leden.      
  5. De advocaat kan van het bepaalde in regel 7 lid 4 alleen afwijken, indien:
  1. de aan de advocaat toevertrouwde of toe te vertrouwen belangen niet betreffen dezelfde kwestie ten aanzien waarvan de voormalige cliënt of bestaande cliënt werd of wordt bijgestaan door de advocaat of een kantoorgenoot van hem, de aan de advocaat toevertrouwde belangen of toe te vertrouwen belangen ook geen verband hielden of houden met die kwestie en een daarop uitlopende ontwikkeling evenmin aannemelijk is,
  2. de advocaat of zijn kantoorgenoot niet beschikt over vertrouwelijke informatie van welke aard dan ook afkomstig van zijn voormalige cliënt of bestaande cliënt, dan wel zaaksgebonden informatie of informatie de persoon dan wel het bedrijf van de voormalige cliënt of de bestaande cliënt betreffende, die van belang kan zijn in de zaak tegen de voormalige cliënt of de bestaande cliënt,
  3. ook overigens niet van redelijke bezwaren is gebleken aan de zijde van de voormalige of de bestaande cliënt of aan de zijde van de partij, die zich met het verzoek tot behartiging van zijn belangen tot de advocaat heeft gewend. 

6. Indien niet is voldaan aan het bepaalde in regel 7 lid 5 kan de advocaat desalniettemin afwijken van het bepaalde in regel 7 lid 4 indien de partij die zich met het verzoek tot behartiging van zijn belangen tot de advocaat heeft gewend en de voormalige of de bestaande cliënt tegen wie moet worden opgetreden op grond van de hun verstrekte behoorlijke informatie vooraf instemmen met het optreden als bedoeld in regel 7 lid 4.

7. Het bepaalde in de voorgaande leden strekt zich uit tot alle advocaten, die deel uitmaken van eenzelfde samenwerkingsverband.

Regel 8

De advocaat dient zijn cliënt op de hoogte te brengen van belangrijke informatie, feiten en afspraken. Waar nodig ter voorkoming van misverstand, onzekerheid of geschil, dient hij belangrijke informatie en afspraken schriftelijk aan zijn cliënt te bevestigen.   

Regel 9

  1. De advocaat draagt volledige verantwoordelijkheid voor de behandeling van de zaak. De advocaat kan zich niet aan deze verantwoordelijkheid onttrekken met een beroep op de van zijn cliënt verkregen opdracht. Hij mag evenwel geen handelingen verrichten tegen de kennelijke wil van de cliënt.
  2. Indien tussen de advocaat en zijn cliënt verschil van mening bestaat over de wijze waarop de zaak moet worden behandeld en dit geschil niet in onderling overleg kan worden opgelost, dient de advocaat zich terug te trekken.
  3. Wanneer de advocaat besluit een hem verstrekte opdracht neer te leggen, dient hij dat op zorgvuldige wijze te doen en dient hij ervoor zorg te dragen dat zijn cliënt daarvan zo min mogelijk nadeel ondervindt.   

Regel 10

  1. Bij het verstrekken van informatie aan derden over een zaak die bij hem in behandeling is of is geweest, neemt de advocaat, behalve de belangen van de cliënt, tevens gerechtvaardigde andere belangen in acht. De advocaat verstrekt geen informatie zonder toestemming van de cliënt en vermijdt misverstand over de hoedanigheid waarin hij optreedt.
  2. In een strafzaak verstrekt de advocaat geen afschrift van processtukken aan de media.   De advocaat is terughoudend met het geven van inzage in die stukken.   

Regel 11

De advocaat die bemerkt dat hij tekort is geschoten in de behartiging van de belangen van zijn cliënt, moet zijn cliënt op de hoogte stellen en hem, zo nodig, adviseren onafhankelijk advies te vragen.   

4. Optreden in rechte

Regel 12

  1. Op brieven en andere mededelingen van de ene advocaat aan de andere mag in rechte geen beroep worden gedaan, tenzij het belang van de cliënt dit bepaaldelijk vordert, maar dan niet zonder voorafgaand overleg met de advocaat van de wederpartij.
  2. Indien dit overleg niet tot een oplossing leidt, dient het advies van de deken te worden ingewonnen voordat in rechte een beroep als vorenbedoeld wordt gedaan. 

Regel 13

Omtrent de inhoud van tussen advocaten gevoerde schikkingsonderhandelingen mag aan de rechter aan wiens oordeel of instantie aan wier oordeel de zaak is onderworpen, niets worden medegedeeld zonder toestemming van de advocaat van de wederpartij.   

Regel 14

  1. Bij het bepalen van het tijdstip van overleggen van stukken aan de rechter aan wiens oordeel of de instantie aan wier oordeel de zaak is onderworpen dient de advocaat er rekening mee te houden dat de wederpartij een reactie daarop voldoende zorgvuldig moet kunnen voorbereiden.
  2. Overlegging van een pleitnota is slechts geoorloofd, wanneer zij niet meer bevat dan hetgeen door de advocaat is bepleit.
  3. Terstond na afloop van de pleidooien moet een afschrift van de pleitnota aan de advocaat van de wederpartij worden afgegeven.   

Regel 15

  1. Het is de advocaat niet geoorloofd zich in een aanhangig geding anders dan tezamen met de advocaat der wederpartij tot de rechter aan wiens oordeel of de instantie aan wier oordeel de zaak is onderworpen te wenden, tenzij schriftelijk en met gelijktijdige toezending van een afschrift der mededeling aan de advocaat van de wederpartij en voorts zo tijdig dat die advocaat voldoende gelegenheid heeft om op de mededelingen te reageren.
  2. Nadat om een uitspraak is gevraagd, is het de advocaat niet geoorloofd zich zonder toestemming van de wederpartij tot de rechter te wenden.   

Regel 16

  1. Personen die door de wederpartij als getuige zijn aangezegd of kennelijk zullen worden aangezegd, zal de advocaat vóór het verhoor niet mogen horen.
  2. In strafzaken zal de advocaat zich ervan onthouden getuigen die door het Openbaar Ministerie zijn gedagvaard of opgeroepen vooraf te horen.
  3. Deze bepalingen gelden niet ten aanzien van de eigen cliënt en personen in dienst van of in een bijzondere relatie staande tot de eigen cliënt.   

5. Betrekkingen tussen advocaten

Regel 17

In het belang van de rechtzoekenden en van de advocatuur in het algemeen behoren de advocaten te streven naar een onderlinge verhouding die berust op welwillendheid en vertrouwen. 

Regel 18

  1. De advocaat stelt zich met een partij betreffende een aangelegenheid, waarin deze naar hij weet door een advocaat wordt bijgestaan, niet anders in verbinding dan door tussenkomst van die advocaat, tenzij deze laatste hem toestemming geeft rechtstreeks met die partij in verbinding te treden. Dit geldt evenzeer wanneer de bedoelde partij zich rechtstreeks tot hem wendt.
  2. (Nieuw.)
    De advocaat die een aanzegging met rechtsgevolg doet, mag dat rechtstreeks aan de wederpartij doen, mits met gelijktijdige verzending van een afschrift aan diens advocaat. 

Regel 19

De advocaat is verplicht, alvorens hij overgaat tot het nemen van rechtsmaatregelen en in het bijzonder tot het nemen van executiemaatregelen, zijn wederpartij of, zo deze wordt bijgestaan door een advocaat, die advocaat van zijn voornemen kennis te geven. In beginsel dient hij daarbij een redelijke tijd voor beraad te geven. Waar redelijkerwijs mogelijk voert hij overleg over het tijdstip van behandeling van een zaak. 

Regel 20

Het is de advocaat niet geoorloofd een advocaat of oud-advocaat op te roepen om getuigenis af te leggen ter zake van wat deze in de uitoefening van zijn beroep van advocaat heeft waargenomen alvorens met de deken overleg te hebben gepleegd. Deze regel is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van medewerkers en personeel van een advocaat of oud-advocaat. 

Regel 21

  1. Indien de advocaat bij de behandeling van een zaak een andere advocaat een opdracht verstrekt, moet hij instaan voor de aan hem toekomende vergoedingen en honoraria, tenzij hij een uitdrukkelijk voorbehoud maakt.
  2. Dit geldt ook in zaken waarin de advocaat is toegevoegd. 

Regel 22

  1. Verzoekt iemand een advocaat de behandeling van zijn zaak, die reeds bij een andere advocaat in behandeling is, over te nemen, dan voeren deze advocaten onderling overleg met het oogmerk dat de opvolgende advocaat behoorlijk wordt ingelicht over de stand van de zaak.
  2. Is de declaratie van de andere advocaat niet voldaan en beroept deze zich op zijn retentierecht, dan is hij niettemin verplicht het dossier op verzoek van de cliënt aan de opvolgende advocaat af te geven onder door de deken te stellen voorwaarden. 

6. Financiële regels

Regel 23

  1. De advocaat is gehouden tot nauwgezetheid en zorgvuldigheid in financiële aangelegenheden.
  2. De advocaat behoort het maken van onnodige kosten te vermijden. Dit geldt evenzeer tegenover de wederpartij van de cliënt. 

Regel 24

  1. Tenzij een advocaat goede gronden heeft om aan te nemen dat zijn cliënt niet in aanmerking kan komen voor door de overheid gefinancierde rechtshulp, is hij verplicht met zijn cliënt bij het begin van de zaak en verder telkens wanneer daartoe aanleiding bestaat, te overleggen of er termen zijn om te trachten door de overheid gefinancierde rechtshulp te verkrijgen.
  2. De advocaat zal voor de behandeling van een zaak waarin hij is toegevoegd voor zijn werkzaamheden geen vergoeding, in welke vorm dan ook, bedingen of in ontvangst nemen, afgezien van eigen bijdragen en verschotten volgens de daarvoor geldende regels.
  3. Wanneer de cliënt mogelijk in aanmerking komt voor door de overheid gefinancierde rechtshulp en niettemin verkiest daarvan geen gebruik te maken, dient de advocaat dat schriftelijk vast te leggen. 

Regel 25

  1. Bij het vaststellen van zijn declaratie behoort de advocaat een, alle omstandigheden in aanmerking genomen, redelijk salaris in rekening te brengen. 
  2. Het staat de advocaat niet vrij overeen te komen, dat slechts bij het behalen van een bepaald gevolg salaris in rekening wordt gebracht.
  3. De advocaat mag niet overeenkomen, dat het salaris een evenredig deel zal bedragen van de waarde van het door zijn bijstand te bereiken gevolg, behoudens wanneer dit geschiedt met inachtneming van een binnen de advocatuur gebruikelijk en aanvaard incassotarief.
  4. De advocaat richt zijn declaratie aldus in, dat de cliënt daaruit kan zien hoeveel wordt gerekend voor salaris, verschotten en omzetbelasting. Indien voorschot is ontvangen of betalingen, wegens geliquideerde kosten of uit anderen hoofde, voor de cliënt zijn ontvangen of gedaan, behoort de advocaat de bedragen daarvan in de declaratie of afzonderlijk te vermelden en waar nodig en mogelijk te verrekenen. 

Regel 26

  1. Wanneer een advocaat een opdracht aanvaardt, dient hij de financiële consequenties daarvan met de cliënt te bespreken en inzicht te geven in de wijze waarop en de frequentie waarmee hij zal declareren.
  2. De advocaat behoort zijn cliënt op de hoogte te stellen zodra hij voorziet dat de declaratie aanmerkelijk hoger zal worden dan hij aanvankelijk tegenover de cliënt had geschat. 

Regel 27

  1. Maakt de cliënt tegen de ingediende declaratie bezwaar, dan is de advocaat verplicht de cliënt te wijzen op de terzake bestaande regelingen.
  2. Wanneer de cliënt op grond van gehele of gedeeltelijke betwisting der declaratie bezwaar maakt tegen de verrekening daarvan met hem toekomende gelden, worden die gelden tot het beloop van het betwiste bedrag bij de deken gedeponeerd.
  3. Wanneer de cliënt een declaratie, die is verrekend met de door hem betaalde voorschotten, betwist in zodanige omvang dat gehele of gedeeltelijke restitutie van betaalde voorschotten wordt verlangd, is de advocaat verplicht, op verlangen van cliënt de declaratie ter begroting in te dienen. Het tweede lid is van overeenkomstige toepassing.
  4. Van het terughouden van dossiers in afwachting van de betaling der declaratie maakt de advocaat slechts behoedzaam gebruik. Is de declaratie in geschil, dan wijst de advocaat zijn cliënt op de mogelijkheid het gedeclareerde bedrag bij de deken te deponeren totdat het geschil is beslecht.
  5. Indien een cliënt specificatie van de declaratie vraagt, dient de advocaat die te verstrekken. De declaratie mag daardoor niet op een hoger bedrag uitkomen dan de oorspronkelijke.
  6. Leidt zulks niet tot betaling en gaat de advocaat ertoe over zijn declaratie overeenkomstig de wettelijke regeling in te dienen ter begroting, dan dient hij de cliënt daarvan in kennis te stellen onder toezending van een kopie van de ter begroting ingediende declaratie.
  7. Ter zake van nog niet in rechte vastgestelde vorderingen van hem op zijn cliënt treft de advocaat geen conservatoire maatregelen en vraagt hij niet het faillissement aan, dan na overleg met de deken. 

Regel 28

  1. Het is de advocaat niet geoorloofd voor de betaling van zijn declaratie andere zekerheid te aanvaarden dan een voorschot in geld, behoudens in bijzondere gevallen en dan slechts na overleg met de deken.
  2. De advocaat mag zijn declaratie verrekenen met voorschotten en andere gelden die hij in depot houdt voor de cliënt, dit laatste voor zover die gelden zonder belemmering aan de cliënt kunnen worden uitbetaald en voor zover de cliënt daarmee instemt, en onverminderd de in de Boekhoudverordening gegeven voorschriften.
  3. Verrekening is niet toegestaan met gelden waarop volgens de wet geen beslag mogelijk is. 

7. Enige praktijkregels

Regel 29

De advocaat dient in zijn contacten met derden misverstand te vermijden over de hoedanigheid waarin hij in de gegeven situatie optreedt.   

Regel 30

De advocaat dient zich te onthouden van het verstrekken van feitelijke gegevens waarvan hij weet, althans behoort te weten, dat die onjuist zijn.   

Regel 31

De advocaat dient zich in woord en geschrift niet onnodig grievend uit te laten.   

Regel 32

1. Indien de advocaat bij de behandeling van een zaak diensten van derden inroept of getuigen oproept, moet hij instaan voor de aan hen toekomende vergoedingen en honoraria, tenzij hij een uitdrukkelijk voorbehoud maakt.
2. Het in lid 1 bepaalde geldt niet indien de advocaat iemand uitnodigt om als arbiter of als bindend adviseur op te treden.
3. Het in de voorgaande leden bepaalde geldt ook in zaken waarin de advocaat is toegevoegd.   

Regel 33

De advocaat moet ervoor zorgen, dat de organisatie en inrichting van zijn kantoor in overeenstemming zijn met de eisen van een goede praktijkuitoefening.   

Regel 34

1. De advocaat die een functie vervult bij enig college dat met rechtspraak of beslechting van geschillen op andere wijze is belast, onthoudt zich van elke bemoeienis met een zaak waarin hij in die functie werkzaam is, is geweest of zal worden betrokken.
2. Het staat de advocaat, die deel uitmaakt van een samenwerkingsverband, niet vrij bemoeienis te hebben met een zaak die beoordeeld is of wordt door een college waarin een tot hetzelfde samenwerkingsverband behorende advocaat een functie vervult indien deze bij de behandeling door het college is of zal worden betrokken.   

Regel 35

De advocaat mag een opdracht van een tussenpersoon, die niet als advocaat is ingeschreven uitsluitend aanvaarden indien hij ervan overtuigd is dat de opdracht met instemming van de cliënt is gegeven en hij zich bovendien het recht heeft voorbehouden zich te allen tijde rechtstreeks met de cliënt te verstaan.   

Regel 36

1. Het is de advocaat niet toegestaan zonder mededeling vooraf aan degene met wie hij spreekt iemand aan de telefoon te laten meeluisteren of de inhoud van een gesprek op een geluidsdrager vast te leggen.
2. Is een gesprek met een andere advocaat met diens goedvinden op een geluidsdrager vastgelegd, dan vindt regel 12 overeenkomstige toepassing.   

Regel 37

Bij een tuchtrechtelijk onderzoek of een verzoek om informatie van de deken dat met een mogelijk tuchtrechtelijk onderzoek of een aan de deken opgedragen controle verband houdt is de advocaat tegen wie het onderzoek of de controle is gericht, verplicht alle gevraagde inlichtingen aanstonds te verstrekken, zonder zich op zijn geheimhoudingsplicht te kunnen beroepen, behoudens in bijzondere gevallen. De advocaat die overweegt zich op de aanwezigheid van een bijzonder geval te beroepen, overlegt met de deken.   

Regel 38

Een advocaat mag leden van zijn personeel, die niet als advocaat zijn ingeschreven, slechts zaken laten behandelen wanneer hij er zich van overtuigd heeft dat zij daartoe ook de bekwaamheid hebben, wanneer hij het terrein waarop zij dit mogen doen heeft afgebakend en wanneer dit onder zijn toezicht gebeurt. Hij blijft tegenover zijn cliënt voor de behandeling van de zaken en de gegeven adviezen verantwoordelijk.   

Regel 39

De advocaat dient bij het verrichten van grensoverschrijdende werkzaamheden binnen de Europese Unie en het Europees economisch gebied de CCBE Gedragscode voor Europese advocaten in acht te nemen.