Wijzigingsbesluit mandaat AS 13 januari 2020

AfdrukkenOpslaan als PDF

Besluit van de secretaris van de algemene raad van 13 januari 2020, houdende wijziging van het Mandaatbesluit AS 2015 in verband met de Wijzigingsverordening civiele cassatie 2019 (Wijzigingsbesluit mandaat AS 13 januari 2020)

De secretaris van de algemene raad van de Nederlandse orde van advocaten;

Gelet op afdeling 10.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 6 van het Mandaatbesluit AR 2015;

Verklaart in te stemmen met het Wijzigingsbesluit mandaat AR 13 januari 2020.

stelt het navolgende besluit vast:

ARTIKEL I

Het Mandaatbesluit AS 2015 wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 1 wordt gewijzigd als volgt:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 1 Besluiten op grond van Advocatenwet, Verordening en Regeling

Aan de manager juridische en bestuurlijke zaken wordt mandaat en machtiging verleend voor het nemen van beschikkingen en het verrichten van overige handelingen die verband houden met:

a. verzoeken van de raden van de orde aan de algemene raad goedkeuring te verlenen aan een stageverkorting als bedoeld in artikel 9b, tweede lid, van de Advocatenwet;

b. de toepassing van de hardheidsclausule, bedoeld in artikel 2.28, vierde lid, van de Verordening op de advocatuur;

c. de toepassing van de hardheidsclausule, bedoeld in artikel 3.16, vierde lid, van de Verordening op de advocatuur;

d. verzoeken inzake vrijstelling deelname aan onderwijs beroepsopleiding advocaten als bedoeld in artikel 3.18, eerste en vierde lid, van de Verordening op de advocatuur;

e. de toepassing van de hardheidsclausule, bedoeld in artikel 3.19, negende lid, voor zover het betreft artikel 3.19, zesde lid, van de Verordening op de advocatuur;

f. verzoeken inzake vrijstelling afleggen van toetsen beroepsopleiding advocaten als bedoeld in artikel 3.20, eerste en tweede lid, van de Verordening op de advocatuur;

g. verzoeken inzake toelating tot toetsen beroepsopleiding advocaten als bedoeld in artikel 3.22, eerste lid, van de Verordening op de advocatuur;

h. opleggen van alternatieve maatregelen als bedoeld in artikel 9.1, tweede lid, van de Verordening op de advocatuur zulks ter afronding van de beroepsopleiding ingevolge de Stageverordening 2005;

i. de vaststelling van andere opleidingsmaatregelen dan bedoeld in artikel 11 van de Stageverordening 2005 ingevolge artikel 9.1, derde lid, van de Verordening op de advocatuur;

j. onderzoeken naar het afsluitend examen en de verworven beroepservaring en het eisen van een proeve van bekwaamheid of aanvullende examens, bedoeld in artikel 2, vierde lid, van de Advocatenwet;

k. verzoeken tot erkenning van een beroepskwalificatie als bedoeld in de artikelen 3 en 4 van de Regeling erkenning EU-beroepskwalificaties advocatuur;

l. de kennisgeving, bedoeld in artikel 8c, zesde lid, van de Advocatenwet, inzake schrapping van het tableau na drie jaar voorwaardelijk als advocaat ingeschreven te hebben gestaan;

m. verzoeken, bedoeld in artikel 9j, zesde lid, van de Advocatenwet, inzake vrijstelling van het vereiste dat een advocaat bij de Hoge Raad onvoorwaardelijk is ingeschreven op het tableau;

n. verzoeken inzake ontheffing van de verplichting in één arrondissement op één locatie kantoor te houden vanwege vestiging buiten Nederland als bedoeld in artikel 12, derde lid, van de Advocatenwet;

o. verzoeken inzake ontheffing van de verplichting in één arrondissement op één locatie kantoor te houden vanwege detachering als bedoeld in artikel 12, vierde lid, van de Advocatenwet;

p. verzoeken tot openbaarmaking van informatie als bedoeld in de Wet openbaarheid van bestuur;

q. verzoeken tot erkenning als opleidingsinstelling als bedoeld in de artikelen 16, eerste lid, en 17, eerste en tweede lid, van de Regeling op de advocatuur;

r. de intrekking van de erkenning als opleidingsinstelling, bedoeld in artikel 19 van de Regeling op de advocatuur;

s. verzoeken tot vrijstelling als bedoeld in de artikelen 4.9, tweede lid, en 4.11, derde lid, van de Verordening op de advocatuur;

t. het verlengen van de periode met ten hoogte twaalf maanden, bedoeld in artikel 4.11, vierde lid, van de Verordening op de advocatuur.

u. het vaststellen van de verschuldigdheid en de hoogte van de dwangsom, bedoeld in artikel 4.17 van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 1 Besluiten op grond van Advocatenwet, Verordening en Regeling

Aan de manager juridische en bestuurlijke zaken wordt mandaat en machtiging verleend voor het nemen van beschikkingen en het verrichten van overige handelingen die verband houden met:

a. verzoeken van de raden van de orde aan de algemene raad goedkeuring te verlenen aan een stageverkorting als bedoeld in artikel 9b, tweede lid, van de Advocatenwet;

b. de toepassing van de hardheidsclausule, bedoeld in artikel 2.28, vierde lid, van de Verordening op de advocatuur;

c. de toepassing van de hardheidsclausule, bedoeld in artikel 3.16, vierde lid, van de Verordening op de advocatuur;

d. verzoeken inzake vrijstelling deelname aan onderwijs beroepsopleiding advocaten als bedoeld in artikel 3.18, eerste en vierde lid, van de Verordening op de advocatuur;

e. de toepassing van de hardheidsclausule, bedoeld in artikel 3.19, negende lid, voor zover het betreft artikel 3.19, zesde lid, van de Verordening op de advocatuur;

f. verzoeken inzake vrijstelling afleggen van toetsen beroepsopleiding advocaten als bedoeld in artikel 3.20, eerste en tweede lid, van de Verordening op de advocatuur;

g. verzoeken inzake toelating tot toetsen beroepsopleiding advocaten als bedoeld in artikel 3.22, eerste lid, van de Verordening op de advocatuur;

h. opleggen van alternatieve maatregelen als bedoeld in artikel 9.1, tweede lid, van de Verordening op de advocatuur zulks ter afronding van de beroepsopleiding ingevolge de Stageverordening 2005;

i. de vaststelling van andere opleidingsmaatregelen dan bedoeld in artikel 11 van de Stageverordening 2005 ingevolge artikel 9.1, derde lid, van de Verordening op de advocatuur;

j. onderzoeken naar het afsluitend examen en de verworven beroepservaring en het eisen van een proeve van bekwaamheid of aanvullende examens, bedoeld in artikel 2, vierde lid, van de Advocatenwet;

k. verzoeken tot erkenning van een beroepskwalificatie als bedoeld in de artikelen 3 en 4 van de Regeling erkenning EU-beroepskwalificaties advocatuur;

l. de kennisgeving, bedoeld in artikel 8c, zesde lid, van de Advocatenwet, inzake schrapping van het tableau na drie jaar voorwaardelijk als advocaat ingeschreven te hebben gestaan;

m. verzoeken, bedoeld in artikel 9j, zesde lid, van de Advocatenwet, inzake vrijstelling van het vereiste dat een advocaat bij de Hoge Raad onvoorwaardelijk is ingeschreven op het tableau;

n. het doorhalen van de voorwaardelijke aantekening ‘advocaat bij de Hoge Raad’ in burgerlijke zaken, bedoeld in artikel 4.15, eerste lid, van de Verordening op de advocatuur;

o. verzoeken inzake ontheffing van de verplichting in één arrondissement op één locatie kantoor te houden vanwege vestiging buiten Nederland als bedoeld in artikel 12, derde lid, van de Advocatenwet;

p. verzoeken inzake ontheffing van de verplichting in één arrondissement op één locatie kantoor te houden vanwege detachering als bedoeld in artikel 12, vierde lid, van de Advocatenwet;

q. verzoeken tot openbaarmaking van informatie als bedoeld in de Wet openbaarheid van bestuur;

r. verzoeken tot erkenning als opleidingsinstelling als bedoeld in de artikelen 16, eerste lid, en 17, eerste en tweede lid, van de Regeling op de advocatuur;

s. de intrekking van de erkenning als opleidingsinstelling, bedoeld in artikel 19 van de Regeling op de advocatuur;

t. verzoeken tot vrijstelling als bedoeld in de artikelen 4.9, tweede lid, en 4.11, derde lid, van de Verordening op de advocatuur;

u. het verlengen van de periode met ten hoogte twaalf maanden, bedoeld in artikel 4.11, tweede lid, van de Verordening op de advocatuur.

v. het vaststellen van de verschuldigdheid en de hoogte van de dwangsom, bedoeld in artikel 4.17 van de Algemene wet bestuursrecht.

B

Artikel 5 wordt gewijzigd als volgt:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 5 Vakbekwaamheid civiele cassatie

Aan telkens twee leden van de commissie civiele cassatie wordt gezamenlijk mandaat en machtiging verleend voor het nemen van beschikkingen en het verrichten van overige handelingen die verband houden met:

a. het afnemen van het examen en de proeve van bekwaamheid, bedoeld in de artikelen 4.12 en 4.14 van de Verordening op de advocatuur;

b. het verstrekken van de verklaringen, bedoeld in de artikelen 4.11 en 4.13 van de Verordening op de advocatuur.

Artikel 5 Vakbekwaamheid civiele cassatie

Aan telkens twee door de voorzitter van de commissie cassatie aangewezen leden van de commissie civiele cassatie wordt gezamenlijk mandaat en machtiging verleend voor het nemen van beschikkingen en het verrichten van overige handelingen die verband houden met:

a. het afnemen van het examen en de proeve van bekwaamheid, bedoeld in de artikelen 4.9, eerste lid, aanhef en onderdeel b, en 4.11 van de Verordening op de advocatuur;

b. het verstrekken van de verklaringen, bedoeld in artikel 4.9, eerste lid, van de Verordening op de advocatuur, en het verstrekken van het bewijsstuk, bedoeld in artikel 4.11, achtste lid, van de Verordening op de advocatuur.

 

 

ARTIKEL II

Artikel I van het Wijzigingsbesluit mandaat AS 7 oktober 2019 komt als volgt te luiden:

ARTIKEL I

Het Mandaatbesluit AS 2015 wordt gewijzigd als volgt:

Artikel 1 wordt gewijzigd als volgt:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 1 Besluiten op grond van Advocatenwet, Verordening en Regeling

Aan de manager juridische en bestuurlijke zaken wordt mandaat en machtiging verleend voor het nemen van beschikkingen en het verrichten van overige handelingen die verband houden met:

a. verzoeken van de raden van de orde aan de algemene raad goedkeuring te verlenen aan een stageverkorting als bedoeld in artikel 9b, tweede lid, van de Advocatenwet;

b. de toepassing van de hardheidsclausule, bedoeld in artikel 2.28, vierde lid, van de Verordening op de advocatuur;

c. de toepassing van de hardheidsclausule, bedoeld in artikel 3.16, vierde lid, van de Verordening op de advocatuur;

d. verzoeken inzake vrijstelling deelname aan onderwijs beroepsopleiding advocaten als bedoeld in artikel 3.18, eerste en vierde lid, van de Verordening op de advocatuur;

e. de toepassing van de hardheidsclausule, bedoeld in artikel 3.19, negende lid, voor zover het betreft artikel 3.19, zesde lid, van de Verordening op de advocatuur;

f. verzoeken inzake vrijstelling afleggen van toetsen beroepsopleiding advocaten als bedoeld in artikel 3.20, eerste en tweede lid, van de Verordening op de advocatuur;

g. verzoeken inzake toelating tot toetsen beroepsopleiding advocaten als bedoeld in artikel 3.22, eerste lid, van de Verordening op de advocatuur;

h. opleggen van alternatieve maatregelen als bedoeld in artikel 9.1, tweede lid, van de Verordening op de advocatuur zulks ter afronding van de beroepsopleiding ingevolge de Stageverordening 2005;

i. de vaststelling van andere opleidingsmaatregelen dan bedoeld in artikel 11 van de Stageverordening 2005 ingevolge artikel 9.1, derde lid, van de Verordening op de advocatuur;

j. onderzoeken naar het afsluitend examen en de verworven beroepservaring en het eisen van een proeve van bekwaamheid of aanvullende examens, bedoeld in artikel 2, vierde lid, van de Advocatenwet;

k. verzoeken tot erkenning van een beroepskwalificatie als bedoeld in de artikelen 3 en 4 van de Regeling erkenning EU-beroepskwalificaties advocatuur;

l. de kennisgeving, bedoeld in artikel 8c, zesde lid, van de Advocatenwet, inzake schrapping van het tableau na drie jaar voorwaardelijk als advocaat ingeschreven te hebben gestaan;

m. verzoeken, bedoeld in artikel 9j, zesde lid, van de Advocatenwet, inzake vrijstelling van het vereiste dat een advocaat bij de Hoge Raad onvoorwaardelijk is ingeschreven op het tableau;

n. het doorhalen van de voorwaardelijke aantekening ‘advocaat bij de Hoge Raad’ in burgerlijke zaken, bedoeld in artikel 4.15, eerste lid, van de Verordening op de advocatuur;

o. verzoeken inzake ontheffing van de verplichting in één arrondissement op één locatie kantoor te houden vanwege vestiging buiten Nederland als bedoeld in artikel 12, derde lid, van de Advocatenwet;

p. verzoeken inzake ontheffing van de verplichting in één arrondissement op één locatie kantoor te houden vanwege detachering als bedoeld in artikel 12, vierde lid, van de Advocatenwet;

q. verzoeken tot openbaarmaking van informatie als bedoeld in de Wet openbaarheid van bestuur;

r. verzoeken tot erkenning als opleidingsinstelling als bedoeld in de artikelen 16, eerste lid, en 17, eerste en tweede lid, van de Regeling op de advocatuur;

s. de intrekking van de erkenning als opleidingsinstelling, bedoeld in artikel 19 van de Regeling op de advocatuur;

t. verzoeken tot vrijstelling als bedoeld in de artikelen 4.9, tweede lid, en 4.11, derde lid, van de Verordening op de advocatuur;

u. het verlengen van de periode met ten hoogte twaalf maanden, bedoeld in artikel 4.11, tweede lid, van de Verordening op de advocatuur.

v. het vaststellen van de verschuldigdheid en de hoogte van de dwangsom, bedoeld in artikel 4.17 van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 1 Besluiten op grond van Advocatenwet, Verordening en Regeling

Aan de manager juridische en bestuurlijke zaken wordt mandaat en machtiging verleend voor het nemen van beschikkingen en het verrichten van overige handelingen die verband houden met:

a. verzoeken van de raden van de orde aan de algemene raad goedkeuring te verlenen aan een stageverkorting als bedoeld in artikel 9b, tweede lid, van de Advocatenwet;

b. verzoeken tot aanwijzing als deskundige als bedoeld in artikel 26, eerste lid, van de Advocatenwet;

c. de toepassing van de hardheidsclausule, bedoeld in artikel 2.28, vierde lid, van de Verordening op de advocatuur;

d. de toepassing van de hardheidsclausule, bedoeld in artikel 3.16, vierde lid, van de Verordening op de advocatuur;

e. verzoeken inzake vrijstelling deelname aan onderwijs beroepsopleiding advocaten als bedoeld in artikel 3.18, eerste en vierde lid, van de Verordening op de advocatuur;

f. de toepassing van de hardheidsclausule, bedoeld in artikel 3.19, negende lid, voor zover het betreft artikel 3.19, zesde lid, van de Verordening op de advocatuur;

g. verzoeken inzake vrijstelling afleggen van toetsen beroepsopleiding advocaten als bedoeld in artikel 3.20, eerste en tweede lid, van de Verordening op de advocatuur;

h. verzoeken inzake toelating tot toetsen beroepsopleiding advocaten als bedoeld in artikel 3.22, eerste lid, van de Verordening op de advocatuur;

i. opleggen van alternatieve maatregelen als bedoeld in artikel 9.1, tweede lid, van de Verordening op de advocatuur zulks ter afronding van de beroepsopleiding ingevolge de Stageverordening 2005;

j. de vaststelling van andere opleidingsmaatregelen dan bedoeld in artikel 11 van de Stageverordening 2005 ingevolge artikel 9.1, derde lid, van de Verordening op de advocatuur;

k. onderzoeken naar het afsluitend examen en de verworven beroepservaring en het eisen van een proeve van bekwaamheid of aanvullende examens, bedoeld in artikel 2, vierde lid, van de Advocatenwet;

l. verzoeken tot erkenning van een beroepskwalificatie als bedoeld in de artikelen 3 en 4 van de Regeling erkenning EU-beroepskwalificaties advocatuur;

m. de kennisgeving, bedoeld in artikel 8c, zesde lid, van de Advocatenwet, inzake schrapping van het tableau na drie jaar voorwaardelijk als advocaat ingeschreven te hebben gestaan;

n. verzoeken, bedoeld in artikel 9j, zesde lid, van de Advocatenwet, inzake vrijstelling van het vereiste dat een advocaat bij de Hoge Raad onvoorwaardelijk is ingeschreven op het tableau;

o. het doorhalen van de voorwaardelijke aantekening ‘advocaat bij de Hoge Raad’ in burgerlijke zaken, bedoeld in artikel 4.15, eerste lid, van de Verordening op de advocatuur;

p. verzoeken inzake ontheffing van de verplichting in één arrondissement op één locatie kantoor te houden vanwege vestiging buiten Nederland als bedoeld in artikel 12, derde lid, van de Advocatenwet;

q. verzoeken inzake ontheffing van de verplichting in één arrondissement op één locatie kantoor te houden vanwege detachering als bedoeld in artikel 12, vierde lid, van de Advocatenwet;

r. verzoeken tot openbaarmaking van informatie als bedoeld in de Wet openbaarheid van bestuur;

s. verzoeken tot erkenning als opleidingsinstelling als bedoeld in de artikelen 16, eerste lid, en 17, eerste en tweede lid, van de Regeling op de advocatuur;

t. de intrekking van de erkenning als opleidingsinstelling, bedoeld in artikel 19 van de Regeling op de advocatuur;

u. verzoeken tot vrijstelling als bedoeld in de artikelen 4.9, tweede lid, en 4.11, derde lid, van de Verordening op de advocatuur;

v. het verlengen van de periode met ten hoogte twaalf maanden, bedoeld in artikel 4.11, tweede lid, van de Verordening op de advocatuur;

w. het vaststellen van de verschuldigdheid en de hoogte van de dwangsom, bedoeld in artikel 4.17 van de Algemene wet bestuursrecht.

 

ARTIKEL III

Dit besluit treedt in werking op het tijdstip waarop de Wijzigingsverordening civiele cassatie 2019 in werking treedt.

ARTIKEL IV

Dit besluit wordt aangehaald als: Wijzigingsbesluit mandaat AS 13 januari 2020.

Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.