Examenreglement BA 2015 [Historische versie; geldig 01-01-2015 - 30-09-2015]

Examenreglement BA 2015

Besluit van de algemene raad van 1 december 2014 tot vaststelling van het examenreglement beroepsopleiding advocaten (Examenreglement beroepsopleiding advocaten 2015)

De algemene raad van de Nederlandse orde van advocaten;

 

Gelet op artikel 3.14, tweede lid, van de Verordening op de advocatuur ,

 

Stelt het volgende examenreglement vast:

 

Examenreglement beroepsopleiding advocaten 2015 

1. Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In dit reglement wordt verstaan onder:

  • beoordelaar: een door de examencommissie aangewezen beoordelaar die gemaakte toetsen beoordeelt; 
  • beoordeling: de vaststelling door een beoordelaar / examinator in welke mate de stagiaire heeft voldaan aan de eisen die voor een bepaald vak zijn geformuleerd;
  • cursuscyclus: aaneengeschakelde periode van drie opleidingsjaren, die start in maart of september van enig kalenderjaar;
  • cursusprogramma: het programma van de opleiding;
  • docent: alle docenten, trainers en advocaat-trainers die voor of namens de uitvoeringsorganisatie het onderwijs verzorgen;
  • examen: afsluitend deel van de opleiding, bedoeld in artikel 9c Advocatenwet;
  • examinator: een door de examencommissie aangewezen persoon die toetsen afneemt; 
  • fraude: een handelen of nalaten van de stagiaire of derden met als gevolg dat het voor de examencommissie onmogelijk is of is geworden zich een juist oordeel te vormen over de kennis, het inzicht en de vaardigheid die door de stagiaire verworven is;
  • opleidingsjaar: het tijdvak dat aanvangt op ofwel 1 maart en eindigt op 28 dan wel 29 februari van het daaropvolgende kalenderjaar, ofwel op 1 september en eindigt op 31 augustus van het daaropvolgende kalenderjaar;
  • opleidingsreglement: het reglement, bedoeld in artikel 3.14, eerste lid, van de Verordening op de advocatuur ;
  • surveillant: diegene die namens de uitvoeringsorganisatie aanwezig is tijdens de afname van toetsen en erop toeziet dat deze afname conform de hieromtrent in dit reglement opgenomen regels gebeurt;
  • toets: een onderzoek naar kennis, inzicht en/of vaardigheden als bedoeld in artikel 3.19, eerste lid, van de Verordening op de advocatuur , waarvan de uitkomst in een cijfer wordt uitgedrukt en die de afsluiting vormt van een vak;
  • toetsmatrijs: een per vak opgestelde tabel waarin de examencommissie, op voordracht van de toetskwaliteitscommissie, vaststelt hoe de opgaven in een toets dienen te zijn verdeeld over de verschillende onderdelen van de leerstof, conform de eind- en toetstermen die in de vakbeschrijving van het desbetreffende vak zijn geformuleerd. In de toetsmatrijs is tevens op basis van de gehanteerde taxonomie aangegeven welke de hoeveelheid open en gesloten vragen is per onderdeel.
  • uitvoeringsorganisatie: uitvoeringsorganisatie beroepsopleiding advocaten CPO / Dialogue, die op grond van artikel 3.23 van de Verordening op de advocatuur de uitvoering van de opleiding heeft opgedragen gekregen door de algemene raad van de Nederlandse orde van advocaten;

Artikel 2 Reikwijdte van het reglement

  1. Dit reglement is van toepassing op de toetsen van de opleiding.
  2. Dit reglement is van toepassing op eenieder die deelneemt aan een toets van de opleiding of anderszins hierbij betrokken is.
  3. Dit reglement is niet van toepassing op zaken die de organisatie van het onderwijs van de opleiding betreffen. Hiervoor wordt verwezen naar het Opleidingsreglement beroepsopleiding advocaten;
  4. Overal waar in dit reglement sprake is van ‘hij’, ‘zijn’ of ‘hem’, kan ook ‘zij’ respectievelijk ‘haar‘ worden gelezen. 

2. Examencommissie

Artikel 3 Samenstelling examencommissie

  1. Er is een examencommissie voor de opleiding. De examencommissie is een onafhankelijke orgaan en bestaat uit dertien door de algemene raad te benoemen leden.
  2. In de examencommissie worden benoemd:
    1. namens de Nederlandse orde van advocaten: zeven leden;
    2. op voordracht van de SBA: drie leden;
    3. op voordracht van de uitvoeringsorganisatie: twee leden;
    4. op voordracht van de Stichting Jonge Balie: één lid.
  3. Bij de samenstelling van de examencommissie wordt rekening gehouden met juridisch-inhoudelijke deskundigheid op de rechtsgebieden Burgerlijk recht, Strafrecht en Bestuursrecht, Daarnaast is ten minste een van de leden onderwijskundige.
  4. Geen van de leden is betrokken bij de ontwikkeling of samenstelling van de toetsen en het onderwijs.
  5. De algemene raad wijst één van de leden aan als voorzitter. Bij staking van stemmen over besluiten geeft diens stem de doorslag.
  6. De examencommissie neemt rechtsgeldige besluiten indien ten minste acht leden, waaronder de voorzitter, aanwezig zijn.
  7. De leden van de examencommissie worden benoemd voor ten hoogste vier jaar is. Zij treden af volgens een door de examencommissie vast te stellen rooster van aftreden. Zij kunnen één maal voor eenzelfde periode worden herbenoemd.
  8. Er kunnen plaatsvervangende leden worden benoemd. Voordracht en benoeming geschieden op dezelfde wijze als de benoeming en voordracht van de gewone leden.
  9. Het secretariaat van de examencommissie wordt gevoerd door de uitvoeringsorganisatie. 

Artikel 4 Taken en bevoegdheden van de examencommissie

  1. De examencommissie stelt de inhoud van het examen en de toetsen vast, beoordeelt de antwoorden van de toetsen en stelt het resultaat daarvan vast. De examencommissie wint hiervoor het advies in van de toetskwaliteitscommissie.
  2. De examencommissie stelt vast:
    1. de weging van resultaten van de verschillende toetsen;
    2. een (normerings)methode die aangeeft in welke gevallen het examen met gunstig gevolg is afgelegd, respectievelijk in welke gevallen  één of meer toetsen opnieuw moet(en) worden afgelegd;
    3. de toetsmatrijs per vak;
    4. de landelijke toetsdata en de plaatsen waar de toetsen worden afgenomen.
  3. De examencommissie bewaakt de gang van zaken bij het afnemen van de toetsen.
  4. Indien op een ander moment dan tijdens het afleggen van de toets het vermoeden rijst dat gehandeld is in strijd met artikel 28 of bij de stagiaire met betrekking tot enig onderdeel van het examen anderszins onregelmatigheden worden geconstateerd, wordt de zaak aan de examencommissie voorgelegd.
  5. De examencommissie beoordeelt of de stagiaire toegelaten wordt tot het examen en, indien dat niet zo is, maakt haar beslissing aan de stagiaire schriftelijk bekend.
  6. Indien een stagiaire heeft gehandeld in strijd met het bij of krachtens dit examenreglement gestelde kan de examencommissie, nadat de stagiaire in de gelegenheid is gesteld om te worden gehoord een onvoldoende toekennen aan één of meer onderdelen van het examen;
  7. De examencommissie draagt zorg voor vermelding van de toetsdata in de cursusprogramma's en de tijdige bekendmaking daarvan op de website van de opleiding.
  8. De examencommissie informeert en adviseert de algemene raad over alle overige aangelegenheden het examen betreffende. 

Artikel 5 Inrichting en werkwijze examencommissie

  1. De examencommissie stelt voor de behandeling van elke toets een vakkamer in. Tot lid van een vakkamer kunnen worden benoemd leden en plaatsvervangende leden van de examencommissie.
  2. Een kamer bestaat uit ten minste drie leden. 

3. Toetskwaliteitscommissie en toetsontwikkelteams

Artikel 6 Toetskwaliteitscommissie

  1. De uitvoeringsorganisatie benoemt de leden van de toetskwaliteitscommissie.
  2. De toetskwaliteitscommissie bestaat uit vijf leden. In de toetskwaliteitscommissie worden vaste leden en wisselende leden benoemd, te weten:
    1. een voorzitter, op voordracht van de SBA, afkomstig uit de advocatuur;
    2. een onderwijskundige toetsdeskundige;
    3. een expert vaardigheden, beroepsattitude en beroepsethiek, afkomstig uit de advocatuur;
    4. de coördinerend manager van de opleiding, qualitate qua; en
    5. wisselende leden die worden aangezocht als inhoudelijk deskundige per vak.
  3. Met uitzondering van de manager Toetsen van de uitvoeringsorganisatie worden de leden van de toetskwaliteitscommissie benoemd voor ten hoogste vier jaar. Zij treden af volgens een door de toetskwaliteitscommissie vast te stellen rooster van aftreden. Zij  kunnen één maal voor eenzelfde periode  worden herbenoemd.

Artikel 7 Taken toetskwaliteitscommissie

  1. De toetskwaliteitscommissie is binnen de uitvoeringsorganisatie verantwoordelijk voor de kwaliteit van de toetsen en daarmee voor alle processen leidend tot totstandkoming, inhoud, afname en beoordelen van de toetsen.
  2. De toetskwaliteitscommissie
    1. adviseert de examencommissie gevraagd en ongevraagd inzake kwaliteitsborging en kwaliteitsbeleid rond toetsen;
    2. stelt in opdracht van de examencommissie de toetsontwikkelprocedure voor de gehele opleiding vast waarmee de toetsontwikkelteams hun taken kunnen vervullen;
    3. houdt toezicht op de toetsontwikkelteams die de uitvoeringsorganisatie voor elk vak inricht  en geeft aanwijzingen;
    4. houdt toezicht op de teams van beoordelaars die de uitvoeringsorganisatie voor elk vak inricht en geeft aanwijzingen;
    5. doet een voorstel aan de examencommissie voor het vaststellen van de cesuur van alle toetsen;
  3. De toetskwaliteitscommissie rapporteert aan de examencommissie.
  4. De leden van de toetskwaliteitscommissie zijn niet betrokken bij de ontwikkeling van het onderwijs van de beroepsopleiding advocaten bij de uitvoeringsorganisatie of van een van de geaccrediteerde opleidingsinstellingen, bedoeld in artikel 3.25 van de Verordening op de advocatuur.  

 

Artikel 8 Toetsontwikkelteams

  1. De uitvoeringsorganisatie benoemt per vak een toetsontwikkelteam.
  2. De toetsontwikkelteams bestaan uit ten minste drie leden, onder wie twee juridisch-inhoudelijk deskundigen en één onderwijs- en toetsdeskundige.
  3. De leden van de toetsontwikkelteams zijn niet betrokken bij de ontwikkeling van het onderwijs van het desbetreffende vak van de beroepsopleiding bij de uitvoeringsorganisatie of van de geaccrediteerde opleidingsinstellingen, bedoeld in artikel 3.25 van de Verordening op de advocatuur.  

Artikel 9 Taken en bevoegdheden toetsontwikkelteams

  1. Het toetsontwikkelteam van een vak:
    1. maakt een concept-toetsmatrijs voor het desbetreffende onderdeel.
    2. vervaardigt de toetsvragen en de daarbij behorende antwoordmodellen en beoordelingscriteria, binnen de context van de toetsmatrijs.
    3. vervaardigt een proefexamen voor het desbetreffende onderdeel.
  2. Toetsontwikkelteams zijn niet bevoegd tot het nemen van enige formele beslissingen.

4. Examen en certificaat

Artikel 10 Het examen van de opleiding

  1. Het examen van de opleiding bestaat uit een in een toetsplan vastgesteld aantal gedurende de opleiding  af te nemen toetsen.
  2. Het examen als bedoeld in het eerste lid van dit artikel is behaald, indien alle toetsen van de opleiding met goed gevolg zijn afgelegd of voor die toetsvrijstelling van het afleggen ervan is verkregen.
  3. De examenopgaven dienen te zijn afgestemd op:
    1. De voor het desbetreffende vak geformuleerde toetstermen. Deze zijn vastgesteld door de algemene raad en vervat in de vakbeschrijvingen per onderdeel uit het curriculum;
    2. De eisen van een goede praktijkuitoefening.
  4. De uitvoeringsorganisatie draagt zorg voor de publicatie van de toetstermen.
  5. Naast de vaststelling als bedoeld in artikel 4, eerste lid, verricht de examencommissie geen eigen onderzoek naar de kennis en de vaardigheden van de stagiaire.

Artikel 11 Certificaat

  1. Aan de stagiaire die het examen met gunstig gevolg heeft afgelegd, voor de vakken waarvoor geen examen wordt afgenomen, heeft voldaan aan de opleidingsverplichtingen behorende bij die vakken, en die ook verder voldoet aan de wettelijke vereisten, reikt de examencommissie op grond van artikel 3.21 van de Verordening op de advocatuur , het certificaat beroepsopleiding uit. Dit certificaat is het bewijs, bedoeld in artikel 8c, tweede lid, onder b, van de Advocatenwet.
  2. Voor de datum waarop het certificaat is behaald, wordt de datum aangehouden waarop de examencommissie heeft vastgesteld dat de stagiaire het examen met goed gevolg heeft behaald.
  3. De examencommissie voegt aan het certificaat een supplement toe. Het supplement heeft tot doel inzicht te verschaffen in de aard en inhoud van de afgeronde opleiding, mede met het oog op internationale herkenbaarheid van opleidingen. Het in het Engels opgesteld supplement bevat in elk geval
    1. de naam van de opleiding en de uitvoeringsorganisatie die de opleiding verzorgt,
    2. mededeling dat het een beroepsopleiding betreft,
    3. een beschrijving van de inhoud van de opleiding, en
    4. de studielast van de opleiding.

Artikel 12 Ondertekening certificaat

  1. Het certificaat wordt ondertekend:
    1. door de voorzitter van de examencommissie of diens plaatsvervanger;
    2. door de stagiaire.
  2.  Het supplement  bij het certificaat genoemd in artikel 11 worden ondertekend door de voorzitter van de examencommissie of diens plaatsvervanger.

Artikel 13 Data van de uitslag en uitreiking certificaten

  1. Het vaststellen van de uitslag van het examen vindt plaats nadat een stagiaire voor alle toetsen een voldoende beoordeling heeft gekregen en aan de overige verplichtingen van de beroepsopleiding advocaten heeft voldaan. De uitvoeringsorganisatie stelt het certificaat en het supplement  genoemd in artikel 11 beschikbaar voor de stagiaire zo snel mogelijk maar uiterlijk binnen twee weken na het vaststellen van de uitslag.

Artikel 14 Verklaringen

  1. Ten bewijze dat een toets met goed gevolg is afgelegd, reikt deexamencommissie een daarop betrekking hebbend digitaal bewijsstuk uit.
  2. Degene die meer dan één toets met goed gevolg heeft afgelegd en aan wie geen certificaat als bedoeld in artikel 11 kan worden uitgereikt, ontvangt desgevraagd een door de examencommissie af te geven verklaring waarin in elk geval de toetsen zijn vermeld die door betrokkene met goed gevolg zijn afgelegd.

5. Toetsen en beoordelen

Artikel 15 Vorm van toetsen

  1. De onderdelen van de opleiding worden getoetst op de wijze zoals aangegeven in het toetsplan, dat voor elke cursuscyclus gepubliceerd zal zijn in de voor die cyclus geldende digitale leeromgeving. Het toetsplan wordt opgesteld door de toetskwaliteitscommissie en in overeenstemming met de algemene raad vastgesteld door de examencommissie,
  2. Een stagiaire met een functiebeperking kan bij de examencommissie een verzoek indienen om gelegenheid te krijgen de toetsen op een zo veel mogelijk aan zijn individuele beperking aangepaste wijze af te leggen. De examencommissie kan, met schriftelijke toestemming van de stagiaire, advies inwinnen bij derden alvorens op dit verzoek te beslissen.

Artikel 16 Tijdvakken, frequentie en volgorde van toetsen

  1. De examencommissie biedt voor alle onderdelen van het examen in iedere cursuscyclus ten minste drie toetsgelegenheden. Bij het bepalen van de datum van een toetsgelegenheid in een opleidingsjaar, wordt rekening gehouden met de vereiste studeerbaarheid voor een stagiaire.
  2. Voor de volgorde van de toetsen is artikel 3.19, vierde en vijfde lid, van de Verordening op de advocatuur .0 bepalend.
  3. Indien een vak niet meer wordt aangeboden, biedt de examencommissie in iedere cursuscyclus het daarop volgende opleidingsjaar nog tweemaal gelegenheid voor het afleggen van een toets in dat vak.
  4. De tijdvakken waarin de toetsgelegenheden worden aangeboden, worden jaarlijks door de examencommissie vastgesteld en uiterlijk bij aanvang van het opleidingsjaar bekend gemaakt. De toetsdatum wordt zo spoedig mogelijk na aanvang na het opleidingsjaar, doch uiterlijk vier aamnden voor de toetsdatum, bekend gemaakt.
  5. Toetsen waarvoor een voldoende is gehaald, mogen niet worden herkanst.  

Artikel 17 Gestelde eisen toetsen

  1. De examencommissie maakt voor elke toets afzonderlijk en tijdig bekend welke eisen worden gesteld bij het afleggen van die toets, zodat de stagiaire zich zo goed mogelijk kan voorbereiden. De examencommissie vermeldt daarbij ook welke hulpmiddelen zijn toegestaan.
  2. Wanneer een stagiaire een toets niet heeft gehaald in het opleidingsjaar waarin hij het onderwijs in dat vak heeft gevolgd en in het volgende opleidingsjaar alsnog een toets in dat vak wil afleggen, gelden ten aanzien van de gestelde eisen de eisen van het dan lopende opleidingsjaar.

Artikel 18 Voorwaarden voor deelname toetsen

  1. Voor alle toetsen dient de stagiaire zich tijdig in te schrijven, op een nader door de examencommissie aan te geven wijze.
  2. De deelnemer aan een herkansing is het door de algemene raad vastgestelde herkansingsgeld verschuldigd.
  3. De uitvoeringsorganisatie registreert  of de stagiaire voldoet aan artikel 3.19, derde lid, van de Verordening op de advocatuur. Wanneer de absentie in dagdelen of het aantal onvoldoendes voor het beoordeelde (huis)werk hoger is dan op grond van bijlage 3 van het Opleidingsreglement is toegestaan, bericht  de examencommissie de stagiaire hierover schriftelijk en bericht de stagiaire tevens dat hij wordt uitgesloten van deelname aan de toets. De toets wordt dan beschouwd als niet-behaald, op grond van artikel 3.19, zevende lid, van de Verordening op de advocatuur, de stagiaire verliest daardoor een toetskans..
  4. In geval de stagiaire van deelname aan de toets is uitgesloten, op grond van artikel 3.19, derde lid, Verordening op de advocatuur, is hij verplicht  dat onderdeel in te halen en zich op daarvoor in het Opleidingsreglement beroepsopleiding advocaten voorgeschreven wijze voor te bereiden. Daarna kan hij tot een toets in dat onderdeel worden toegelaten. De kosten voor het inhalen van het onderwijs komen voor rekening van de stagiaire. Deelname aan de toets, anders dan binnen de door de stagiaire gevolgde cursuscyclus, is slechts mogelijk indien de stagiaire met betrekking tot het desbetreffende onderdeel aan zijn verplichtingen tot het volgen daarvan, neergelegd in artikel 3.17, eerste lid, van de Verordening op de advocatuur , naar behoren heeft voldaan, of indien hij daarvan ingevolge artikel 3.18, eerste lid, van de Verordening op de advocatuur  door de algemene raad is vrijgesteld.
  5. In het in het vorige lid van dit artikel omschreven geval is de stagiaire per af te leggen toets een door de uitvoeringsorganisatie vastgestelde bedrag verschuldigd.
  6. De deelnemer aan een herkansing is het door de uitvoeringsorganisatie, met inachtneming van het door algemene raad gegeven kader, vastgestelde herkansingsgeld verschuldigd. 

Artikel 19 Praktische gang van zaken bij toetsen

  1. De toets wordt in beginsel elektronisch afgenomen, met uitzondering van het in artikel 20, eerste lid, jo. artikel 15, eerste lid, van dit reglement bepaalde.
  2. De toets wordt afgenomen op een door de examencommissie aangewezen centrale of decentrale plaats.
  3. De tijdsduur van de toets wordt door de examencommissie vastgesteld.
  4. Bij het afnemen van toetsen moet aan de eisen gesteld in de volgende leden worden voldaan.
  5. De stagiaire dient zich te kunnen legitimeren door middel van een advocatenpas, geldig paspoort of een geldig door de Nederlandse overheid afgegeven identiteitsbewijs.
  6. De aanwijzingen van de examinator of surveillant moeten worden opgevolgd.
  7. Het is de stagiaire tijdens het afleggen van een toets slechts toegestaan originele gedrukte wetteksten te raadplegen alsmede bronnen die voor de desbetreffende toets door de examencommissie zijn aangewezen als te raadplegen tijdens de toets. In de toegelaten bronnen mogen slechts onderstrepingen, markeringen en verwijzingen naar wetsartikelen zijn aangebracht.
  8. De examencommissie kan afwijken van het bepaalde in het zevende lid van dit artikel.
  9. Het gebruik van andere middelen dan het ter plekke uitgereikte materiaal en het in zevende lid van dit artikel omschrevene, is uitsluitend toegestaan als dit uitdrukkelijk en schriftelijk is aangegeven.
  10. Persoonlijke informatie- en communicatiemiddelen dienen vóór de aanvang te worden uitgezet en te worden weggeborgen. Het gebruik hiervan is tijdens de duur van de toets niet toegestaan. Behoudens toestemming op de wijze zoals beschreven in negende lid van dit artikel, wordt gebruik van persoonlijke informatie- en communicatiemiddelen aangemerkt als fraude.
  11. Het is niet toegestaan zonder toestemming van de examinator of surveillant te communiceren met andere personen in of buiten de ruimte waar het toets wordt afgenomen.
  12. De examinator en de surveillant zijn bevoegd passende maatregelen te nemen indien de orde en rust worden verstoord.
  13. De examinator kan degene die, al dan niet als gevolg van overmacht, meer dan 10 minuten na het door de uitvoeringsorganisatie gecommuniceerde aanvangstijdstip van de toets arriveert, de toegang tot de toetszaal weigeren
  14. Het is niet toegestaan om gedurende de eerste 30 minuten de gemaakte toets in te leveren of de ruimte waar de toets wordt afgenomen te verlaten. Het is evenmin toegestaan om gedurende de laatste 15 minuten van de aangegeven toetstijd de gemaakte toets in te leveren of de ruimte waar de toets wordt afgenomen te verlaten.
  15. Aan stagiaires met een functiebeperking kan de examencommissie een verlenging van de standaardduur van de toetsing en/of het gebruik van hulpmiddelen toestaan, naast de bevoegdheid bepaald in artikel 11, tweede lid van dit reglement, voor stagiaires met een functiebeperking de toetsvorm nog verder aan te passen aan de mogelijkheden van de betrokken stagiaire.

Artikel 20 Mondelinge toetsen

  1. Het in artikel 15, eerste lid, van dit reglement genoemde toetsplan kan bepalen dat voor een bepaald onderdeel een mondelinge toets wordt afgenomen.
  2. Bij een mondeling afgenomen toets wordt niet meer dan één stagiaire tegelijk beoordeeld, tenzij de examencommissie anders heeft bepaald. De beoordeling van een mondeling afgenomen toets geschiedt in aanwezigheid van ten minste twee examinatoren. Wordt de mondelinge toets afgenomen door één examinator, dan dient gebruik gemaakt te worden van opname apparatuur.
  3. Het is de examinator, bedoeld in het tweede lid van dit artikel, niet toegestaan een kantoorgenoot of een stagiaire over wie hij het patronaat uitoefent te examineren. Zo nodig wijst de examencommissie een vervangende examinator aan.
  4. Van de beoordeling van een mondeling afgenomen toets wordt een verslag gemaakt dat door de aanwezige examinatoren wordt ondertekend. 

Artikel 21 Vaststelling van de beoordelingen

  1. De beoordeling van een toets geschiedt voor elke stagiaire afzonderlijk.
  2. De examencommissie stelt de beoordeling vast. De beoordeling wordt op een zodanige datum vastgesteld dat voldaan kan worden aan de termijn genoemd in artikel 23, derde lid, van dit reglement.
  3. De examinator stelt de beoordeling van een mondelinge toets vast binnen vijf werkdagen na het afnemen van die toets en verstrekt de stagiaire een schriftelijke verklaring met de uitslag.
  4. Beoordeling van een toets aan de hand van de beoordelingscriteria bedoeld in artikel 9, eerste lid, van dit reglement, geschiedt door een team van beoordelaars. Deze worden door de examencommissie aangewezen.
  5. Indien de beoordelaar het antwoord op de vraag als onvoldoende beoordeelt, vraagt de beoordelaar een tweede beoordelaar uit het team om zijn oordeel. De gezamenlijke beoordeling wordt aan de examencommissie overhandigd.
  6. Het is de beoordelaar niet toegestaan het werk van een kantoorgenoot of van een stagiaire over wie hij het patronaat uitoefent te beoordelen. Zo nodig wijst de examencommissie een vervangende beoordelaar aan.

Artikel 22 Normering van de beoordelingen

  1. Bij elke toets geschiedt de waardering op basis van cijfers. Deze hebben de volgende betekenis:

10 uitmuntend;

9 zeer goed;

8 goed;

7 ruim voldoende;

6 voldoende;

5 bijna voldoende;

4 onvoldoende;

3 zeer onvoldoende;

2 slecht;

1 zeer slecht.

2. Cijfers worden vastgesteld met slechts het eerste decimaal achter de komma. De stagiaire heeft voor een toets een voldoende resultaat behaald, indien het toegekende resultaat het cijfer 5,5 of hoger is. 

Artikel 23 Vastlegging en bekendmaking van de beoordelingen

  1. De beoordelingen die een stagiaire heeft behaald, worden opgenomen in een geautomatiseerd systeem. Dit systeem bevindt zich in het besloten deel van de digitale leeromgeving en is slechts voor de stagiaire en de uitvoeringsorganisatie toegankelijk.
  2. De stagiaire kan er voor kiezen het geautomatiseerde systeem, bedoeld in het eerste lid van dit artikel, open te stellen voor zijn patroon.
  3. De beoordeling die de stagiaire voor een toets heeft behaald, is – bijzondere omstandigheden daargelaten – zo spoedig mogelijk beschikbaar, uiterlijk binnen 10 weken na de toetsdatum. Daarbij dient – voor zover mogelijk en met in achtneming van de redelijkheid – rekening gehouden te worden met de herkansingsmogelijkheid van de stagiaire. 
  4. De stagiaire ontvangt van de behaalde beoordelingen een digitaal bewijsstuk.

Artikel 24 Vervallen per 1 januari 2015

Artikel 25 Geldigheidsduur van studieresultaten

  1. Toetsen betrekking hebbende op onderdelen van de opleiding, die met gunstig gevolg zijn afgelegd, hebben een geldigheid van vijf jaar.
  2. Ten behoeve van het verkrijgen van het getuigschrift dienen toetsen die hun geldigheid hebben verloren, opnieuw te worden afgelegd.
  3. De examencommissie heeft de bevoegdheid om – in geval van bijzondere omstandigheden, zulks ter beoordeling van de examencommissie – de geldigheidsduur van de toetsen te verlengen.

Artikel 26 Inzage van toetsen

  1. Na het bekendmaken van de uitslag van een toets krijgt de stagiaire in de digitale leeromgeving inzage in de toets en de door de stagiaire gegeven antwoorden. Deze inzage staat open ten minste de duur van de bezwaartermijn.
  2. Gedurende de termijn genoemd in het eerste lid van dit artikel kan iedere stagiaire die aan de desbetreffende toets heeft deelgenomen, kennis nemen van de vragen en opdrachten van de betreffende toets, alsmede van de normen aan de hand waarvan de beoordeling heeft plaatsgevonden en de daarbij behorende standaardnormering.

Artikel 27 Bewaring van afgelegde toetsen

De uitvoeringsorganisatie ziet er op toe dat het gemaakte werk en de beoordelingsnormen worden bewaard gedurende een periode van 10 jaar na de datum van dagtekening van het bewijsstuk met de behaalde beoordelingen, bedoeld in artikel 25. 

Artikel 28 Fraude

  1. Indien een stagiaire fraude pleegt, kan de examencommissie hem het recht ontnemen één of meer door de examencommissie aan te wijzen toetsen af te leggen, gedurende een door de examencommissie te bepalen termijn van ten hoogste een jaar. Bij ernstige fraude kan de algemene raad op voorstel van de examencommissie de inschrijving voor de opleiding van de betrokken stagiaire definitief beëindigen.
  2. Staat de fraude als bedoeld in het eerste lid van dit artikel onherroepelijk vast, dan wordt in het digitale dossier van de stagiaire vastgelegd dat de stagiaire heeft deelgenomen aan de toets maar wegens fraude geen beoordeling heeft ontvangen.
  3. Als de fraude wordt bemerkt tijdens het afleggen van de toets, zal als volgt worden gehandeld:
    1. de surveillant deelt de stagiaire mee dat hij een rapport van het geconstateerde zal opmaken, dat aan de examencommissie wordt gezonden;
    2. de surveillant wijst de stagiaire erop dat het afleggen van de toets kan worden voortgezet, maar dat geen beoordeling van de toets zal plaatsvinden tot de examencommissie heeft beslist welke consequentie(s) zij aan het geconstateerde zal verbinden;
    3. de surveillant voorziet de toetsuitwerking van de vermelding “Eigen risico”;

4. De voorzitter van de examencommissie zendt de stagiaire een afschrift van het rapport, waartegen hij zich schriftelijk kan verweren. Desgewenst kan de stagiaire zijn verweer mondeling toelichten aan de examencommissie. 

6. Rechtsbescherming

Artikel 29 Bezwaarclausule

De examencommissie vermeldt onder haar beschikkingen de mogelijkheid om bezwaar aan te tekenen.

7. Slotbepalingen

Artikel 30 Bijzondere en onvoorziene gevallen

  1. Bijzondere omstandigheden kunnen de examencommissie doen besluiten van dit reglement af te wijken. Het besluit van het reglement af te wijken kan slechts worden genomen indien de belangen van de stagiaires daardoor redelijkerwijs niet worden geschaad.
  2. In gevallen waarin dit reglement niet voorziet, beslist de examencommissie.

Artikel 31 Bekendmaking van het reglement en wijzigingen

  1. De examencommissie draagt zorg voor een passende en tijdige bekendmaking van dit reglement.
  2. Wijzigingen in het reglement worden door de algemene raad bij afzonderlijk besluit vastgesteld. De examencommissie draagt zorg voor de bekendmaking van de wijzigingen aan alle betrokkenen.

Artikel 32 Citeertitel en inwerkingtreding

  1. Dit reglement wordt aangehaald als: Examenreglement beroepsopleiding advocaten 2015.
  2.  Het Examenreglement zoals door de algemene raad vastgesteld op 7 december 2013, wordt ingetrokken per 1 januari 2015.
  3. Dit reglement treedt in werking met ingang van 1 januari 2015. 

Bijlagen