R-09 Wijzigingsregeling civiele cassatie 2019

AfdrukkenOpslaan als PDF

Besluit van de algemene raad van 13 januari 2020, houdende wijziging van de Regeling op de advocatuur in verband met de wijzigingsverordening civiele cassatie 2019

Besluit van de algemene raad van 13 januari 2020, houdende wijziging van de Regeling op de advocatuur in verband met de wijzigingsverordening civiele cassatie 2019 (Wijzigingsregeling civiele cassatie 2019)

De algemene raad van de Nederlandse orde van advocaten,

gelet op de artikelen 2.29, 4.4, vijfde lid, aanhef en onderdeel d, en zesde lid, 4.10, vijfde lid, en 4.12, derde lid, van de Verordening op de advocatuur;

stelt de navolgende regeling vast:

ARTIKEL I

De Regeling op de advocatuur wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 10 komt te luiden:

Artikel 10 Vergoeding examen cassatie

De advocaat is voor het afleggen van het examen, bedoeld in artikel 4.9, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de Verordening, per (her)examen, aan de algemene raad een vergoeding verschuldigd van € 1.100.

B

Artikel 11 komt te luiden:

Artikel 11 Vergoeding proeve van bekwaamheid civiele cassatie

De advocaat is voor het afleggen van de proeve van bekwaamheid, bedoeld in artikel 4.11, eerste lid, van de Verordening, per (her)proeve, aan de algemene raad een vergoeding verschuldigd van € 1.700.

C

Artikel 14 komt te luiden:

Artikel 14 Opleidingspuntwaardige activiteiten

  • 1.De advocaat kan ingevolge artikel 4.4, vierde lid, aanhef en onderdeel d, een of meer opleidingspunten behalen door:

    • a.het schrijven van juridische adviezen voor een adviescommissie van de Nederlandse orde van advocaten, met ten hoogste een punt per advies;

    • b.het verrichten van werkzaamheden in een zaak als rechter-plaatsvervanger, arbiter of lid van een raad van discipline of het hof van discipline, met ten hoogste een punt per zaak in het jaar dat de zaak is beëindigd en ten hoogste vier punten per jaar;

    • c.deelname aan vormen van gestructureerde feedback, een punt voor een uur, met ten hoogste vier punten per dag, indien aan de voorwaarden, bedoeld in het tweede lid, is voldaan;

    • d.deelname aan jurisprudentiebijeenkomsten, met ten hoogste vier punten per jaar;

    • e.het maken van toetsen voor de beroepsopleiding advocaten, met ten hoogste een punt per toets en vier punten per jaar;

    • f.het met goed gevolg afleggen van het examen, bedoeld in artikel 4.9, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de Verordening, met een punt;

    • g.het met goed gevolg afleggen van de proeve van bekwaamheid, bedoeld in artikel 4.11, eerste lid, van de Verordening, met een punt;

    • h.het afnemen van het mondeling examen, bedoeld in artikel 4.9, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de verordening of de proeve van bekwaamheid, bedoeld in artikel 4.11, eerste lid, van de verordening, met ten hoogste een punt per afgenomen examen of proeve van bekwaamheid en ten hoogste vier punten per jaar;

    • i.aantoonbaar op vergelijkbare wijze de professionele kennis en kunde te onderhouden.

  • 2.Voor gestructureerde feedback, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onderdeel c, in de vorm van intervisie kunnen punten behaald worden, indien:

    • a.deze plaatsvindt in een groep van ten minste drie en ten hoogste tien personen;

    • b.de deelnemers één of meer dilemma’s inbrengen;

    • c.de deelnemers regels vaststellen voor de geheimhouding van hetgeen tijdens intervisie wordt besproken;

    • d.de intervisie plaatsvindt onder begeleiding van een gespreksleider;

    • e.de gespreksleider een cursus heeft gevolgd op het gebied van gespreksleiding voor intervisie bestaande uit minimaal twee dagdelen en een terugkombijeenkomst; en

    • f.de gespreksleider en de deelnemers een bewijs van deelname kunnen overleggen.

  • 3.Onverminderd het eerste en tweede lid geldt voor opleidingspunten als bedoeld in de artikelen 4.10, eerste lid, aanhef en onderdeel a, en 4.13, eerste lid, van de Verordening dat deze behaald zijn op terreinen die leiden tot verdieping van zijn kennis van het burgerlijk recht, het burgerlijk procesrecht en de beheersing van de cassatietechniek.

D

Artikel 15 komt te luiden:

Artikel 15 Niet opleidingspuntwaardige activiteiten

De advocaat kan ingevolge artikel 4.4, zesde lid, aanhef en onderdeel a, van de Verordening, geen opleidingspunten behalen door:

  • a.het lidmaatschap van een van de organen van de Nederlandse orde van advocaten of de orde in het arrondissement;

  • b.het volgen van de beroepsopleiding advocaten;

  • c.deelname aan lokale activiteiten als bedoeld in artikel 3.10 van de Verordening, die uitsluitend in het kader van de stage worden georganiseerd.

E

Artikel 20 komt te luiden:

Artikel 20 Aanvragen examen of proeve van bekwaamheid

  • 1.De advocaat kan verzoeken om het examen, bedoeld in artikel 4.9, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de Verordening, of de proeve van bekwaamheid, bedoeld in artikel 4.11, eerste lid, van de Verordening, af te leggen. Binnen twaalf weken na het verzoek wordt de advocaat daartoe in de gelegenheid gesteld. De algemene raad deelt de advocaat binnen vier weken mee wanneer het examen of de proeve wordt afgenomen.

  • 2.Voor het afleggen van het examen dan wel de proeve dient de advocaat onderscheidenlijk de advocaat bij de Hoge Raad:

    • a.zich uiterlijk twaalf weken voor de datum van de desbetreffende toetsingsmogelijkheid aan te melden bij de commissie cassatie;

    • b.uiterlijk zes weken voor de datum van de desbetreffende toetsingsmogelijkheid aan de commissie cassatie de gegevens te verstrekken ten behoeve van de vaststelling dat de advocaat heeft voldaan aan het vereiste van artikel 4.9, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Verordening respectievelijk de vereisten van de artikelen 4.13, eerste lid, en 4.14, van de Verordening;

    • c.uiterlijk zes weken voor de datum van de desbetreffende toetsingsmogelijkheid het door de algemene raad vastgestelde bedrag te hebben voldaan, bedoeld in de artikelen 10 en 11 van deze regeling voor het afleggen van het examen onderscheidenlijk de proeve.

  • 3.De voorzitter van de commissie cassatie is in voorkomend geval bevoegd om af te wijken van de termijn, bedoeld in het tweede lid, aanhef en onderdeel a.

  • 4.Bij aanmelding voor het examen geeft de advocaat een uitspraak van de Hoge Raad naar eigen keuze op als bedoeld in artikel 21, aanhef en onderdeel b, tweede subonderdeel.

  • 5.Op verzoek legitimeert de advocaat onderscheidenlijk de advocaat bij de Hoge Raad zich met een geldig legitimatiebewijs, bijvoorbeeld zijn advocatenpas.

  • 6.Op de herkansing van het examen en van de proeve van bekwaamheid zijn het tweede lid, aanhef en onderdelen b en c, vierde en vijfde lid van overeenkomstige toepassing.

F

Artikel 21 komt te luiden:

Artikel 21 Stof examen civiele cassatie

De examenstof, bedoeld in artikel 4.9, vijfde lid, van de Verordening, bestaat uit de volgende onderdelen:

  • a.de laatste druk van:

    • Asser Procesrecht/Bakels, Hammerstein & Wesseling-van Gent 4, Kluwer Deventer;

    • Asser Procesrecht/Veegens-Korthals Altes-Groen 7, met uitzondering van Hoofdstuk I (geschiedenis en rechtsvergelijking), Kluwer Deventer;

  • b.jurisprudentie:

    • een viertal op de website van de Nederlandse orde van advocaten per toetsingsmogelijkheid door de commissie opgegeven uitspraken van de Hoge Raad;

    • een in de NJ gepubliceerde uitspraak van de Hoge Raad naar eigen keuze, representatief voor de eigen praktijk;

  • c.administratieve en financiële aspecten van de cassatiepraktijk, in het bijzonder betreffende griffierechten en toevoegingszaken.

G

In artikel 23 wordt na het tweede lid een lid toegevoegd, luidende:

  • 3.Op de herkansing van de proeve van bekwaamheid zijn het eerste en tweede lid van toepassing.

H

Artikel 24, eerste lid, komt te luiden:

  • 1.De advocaat doet opgave van de door hem behandelde cassatiezaken, bedoeld in artikel 4.14, eerste lid, van de Verordening.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking op het tijdstip waarop de Wijzigingsverordening civiele cassatie 2019 in werking treedt.

ARTIKEL III

Deze regeling wordt aangehaald als: Wijzigingsregeling civiele cassatie 2019.

TOELICHTING

Algemeen

Deze wijzigingsregeling strekt tot aanpassing van de Regeling op de advocatuur (hierna: Roda) in verband met de Wijzigingsverordening civiele cassatie 2019.

Met de Wijzigingsverordening civiele cassatie zijn de regels over het verkrijgen, het behouden en het verliezen van de hoedanigheid van ‘advocaat bij de Hoge Raad’ in burgerlijke zaken aangepast met als doel het zogenoemde ‘stapelen’ van voorwaardelijke aantekeningen van ‘advocaat bij de Hoge Raad’ in burgerlijke zaken te voorkomen. Onder stapelen wordt verstaan de mogelijkheid dat een advocaat bij de Hoge Raad binnen de geldigheidsduur van drie jaar waarin hij de voorwaardelijke aantekening ‘advocaat bij de Hoge Raad’ in burgerlijke zaken heeft, niet de proeve van bekwaamheid aflegt ter verkrijging van de onvoorwaardelijke aantekening, maar in plaats daarvan opnieuw het mondeling examen aflegt ter verkrijging van een nieuwe voorwaardelijke aantekening. Dit kan telkens worden herhaald. Het stapelen van voorwaardelijke aantekeningen past niet binnen het met de Wet van 15 maart 2012 tot wijziging van de Advocatenwet, de Wet op de rechterlijke organisatie en enige andere wetten ter versterking van de cassatierechtspraak (versterking cassatierechtspraak) (Stb. 2012, 116) beoogde systeem van kwaliteitseisen voor een advocaat bij de Hoge Raad.

Met de inwerkingtreding van de Wijzigingsverordening civiele cassatie 2019 is afdeling 4.2 van de Verordening op de advocatuur (hierna: Voda) gewijzigd. Dit brengt mee dat verwijzingen naar de oorspronkelijke artikelen uit afdeling 4.2 dienen te worden aangepast door middel van deze wijzigingsregeling.

Deze wijzigingsregeling regelt ook dat met goed gevolg afleggen van het mondeling examen, bedoeld in artikel 4.10, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de Voda, en de proeve van bekwaamheid, bedoeld in artikel 4.12, eerste lid, van de Voda, opleidingspunten worden behaald. Deze punten kunnen worden gebruikt ten behoeve van de verplichting op grond van de artikelen 4.4, eerste en tweede lid, en 4.13 van de Voda.

Consultatiereacties

Tegelijk met de consultatie van het conceptvoorstel Wijzigingsverordening civiele cassatie 2019 is het conceptbesluit voorgelegd aan de adviescommissie regelgeving, de commissie civiele cassatie, de Hoge Raad en de Vereniging voor civiele cassatieadvocaten.

De Hoge Raad en de Vereniging voor civiele cassatieadvocaten zijn in hun reactie alleen ingegaan op het conceptvoorstel Wijzigingsverordening civiele cassatie 2019. De adviescommissie regelgeving geeft aan geen inhoudelijke opmerkingen te hebben.

Naar aanleiding van de opmerking van de commissie civiele cassatie dat in het opschrift van artikel 14 ‘Opleidingswaardige activiteiten’ is weggevallen, is deze omissie hersteld.

De commissie civiele cassatie constateert dat het maken van toetsen voor de beroepsopleiding advocaten puntwaardig is. Tegen die achtergrond is te overwegen dat het afnemen van het examen civiele cassatie en de proeve van bekwaamheid door een advocaat-lid van de commissie cassatie eveneens puntwaardig is.

Dit advies is overgenomen en heeft geleid tot een aanpassing van artikel 14, tweede lid (nieuw onderdeel h).

Artikelsgewijs

Artikel I, onderdeel A (artikel 10)

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 10 Vergoeding examen cassatie

Artikel 10 Vergoeding examen cassatie

De advocaat is voor het afleggen van het examen, bedoeld in artikel 4.12 van de Verordening, per (her)examen, aan de algemene raad een vergoeding verschuldigd van € 1.100.

De advocaat is voor het afleggen van het examen, bedoeld in artikel 4.9, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de Verordening, per (her)examen, aan de algemene raad een vergoeding verschuldigd van € 1.100.

De verwijzing naar het oorspronkelijke artikel 4.12 is vervangen door het nieuwe artikel 4.10, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de Voda. Dit betreft een wetstechnische aanpassing.

Artikel I, onderdeel B (artikel 11)

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 11 Vergoeding proeve van bekwaamheid civiele cassatie

Artikel 11 Vergoeding proeve van bekwaamheid civiele cassatie

De advocaat is voor het afleggen van de proeve van bekwaamheid, bedoeld in artikel 4.14 van de Verordening, per (her)proeve, aan de algemene raad een vergoeding verschuldigd van € 1.700.

De advocaat is voor het afleggen van de proeve van bekwaamheid, bedoeld in artikel 4.11, eerste lid, van de Verordening, per (her)proeve, aan de algemene raad een vergoeding verschuldigd van € 1.700.

De verwijzing naar het oorspronkelijke artikel 4.14 is vervangen door het nieuwe artikel 4.12, eerste lid, van de Voda. Dit betreft een wetstechnische aanpassing.

Artikel I, onderdeel C (artikel 14, eerste lid)

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 14 Opleidingspuntwaardige activiteiten

Artikel 14 Opleidingspuntwaardige activiteiten

1. De advocaat kan, ingevolge artikel 4.4, vierde lid, aanhef en onderdeel d, een opleidingspunt behalen door:

a. het schrijven van juridische adviezen voor een adviescommissie van de Nederlandse orde van advocaten, met ten hoogste een punt per advies;

b. het verrichten van werkzaamheden in een zaak als rechter-plaatsvervanger, arbiter of lid van de raad van discipline of het hof van discipline, met ten hoogste een punt per zaak in het jaar dat de zaak is beëindigd en ten hoogste vier punten per jaar;

c. deelname aan vormen van gestructureerde feedback, gedurende een uur, met ten hoogste vier punten per dag, indien aan de voorwaarden, bedoeld in het tweede lid, is voldaan;

d. deelname aan jurisprudentiebijeenkomsten, met ten hoogste vier punten per jaar;

e. het maken van toetsen voor de beroepsopleiding advocaten, met ten hoogste een punt per toets en vier punten per jaar;

f. aantoonbaar op vergelijkbare wijze de professionele kennis en kunde te onderhouden.

1. De advocaat kan ingevolge artikel 4.4, vierde lid, aanhef en onderdeel d, een of meer opleidingspunten behalen door:

a. het schrijven van juridische adviezen voor een adviescommissie van de Nederlandse orde van advocaten, met ten hoogste een punt per advies;

b. het verrichten van werkzaamheden in een zaak als rechter-plaatsvervanger, arbiter of lid van de raad van discipline of het hof van discipline, met ten hoogste een punt per zaak in het jaar dat de zaak is beëindigd en ten hoogste vier punten per jaar;

c. deelname aan vormen van gestructureerde feedback, een punt voor een uur, met ten hoogste vier punten per dag, indien aan de voorwaarden, bedoeld in het tweede lid, is voldaan;

d. deelname aan jurisprudentiebijeenkomsten, met ten hoogste vier punten per jaar;

e. het maken van toetsen voor de beroepsopleiding advocaten, met ten hoogste een punt per toets en vier punten per jaar;

f. het met goed gevolg afleggen van het examen, bedoeld in artikel 4.9, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de Verordening, met een punt;

g. het met goed gevolg afleggen van de proeve van bekwaamheid, bedoeld in artikel 4.11, eerste lid, van de Verordening, met een punt;

h. het afnemen van het mondeling examen, bedoeld in artikel 4.9, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de verordening of de proeve van bekwaamheid, bedoeld in artikel 4.11, eerste lid, van de verordening, met ten hoogste een punt per afgenomen examen of proeve van bekwaamheid en ten hoogste vier punten per jaar;

i. aantoonbaar op vergelijkbare wijze de professionele kennis en kunde te onderhouden.

2. Voor gestructureerde feedback, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, in de vorm van intervisie kunnen punten behaald worden, indien:

a. deze plaatsvindt in een groep van ten minste drie en ten hoogste tien personen;

b. de deelnemers één of meer dilemma’s inbrengen;

c. de deelnemers de regels vaststellen voor de geheimhouding van hetgeen tijdens intervisie wordt besproken;

d. de intervisie plaatsvindt onder begeleiding van een gespreksleider;

e. de gespreksleider een cursus heeft gevolgd op het gebied van gespreksleiding voor intervisie bestaande uit minimaal twee dagdelen en een terugkombijeenkomst; en

f. de gespreksleider en de deelnemers een bewijs van deelname kunnen overleggen.

2. Voor gestructureerde feedback, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onderdeel c, in de vorm van intervisie kunnen punten behaald worden, indien:

a. deze plaatsvindt in een groep van ten minste drie en ten hoogste tien personen;

b. de deelnemers één of meer dilemma’s inbrengen;

c. de deelnemers regels vaststellen voor de geheimhouding van hetgeen tijdens intervisie wordt besproken;

d. de intervisie plaatsvindt onder begeleiding van een gespreksleider;

e. de gespreksleider een cursus heeft gevolgd op het gebied van gespreksleiding voor intervisie bestaande uit minimaal twee dagdelen en een terugkombijeenkomst; en

f. de gespreksleider en de deelnemers een bewijs van deelname kunnen overleggen.

3. Onverminderd het eerste en tweede lid geldt voor opleidingspunten als bedoeld in de artikelen 4.10, eerste lid, aanhef en onderdeel a, en 4.13, eerste lid, dat deze behaald zijn op terreinen die leiden tot verdieping van zijn kennis van het burgerlijk recht, het burgerlijk procesrecht en de beheersing van de cassatietechniek.

Op grond van het nieuwe eerste lid, aanhef en onderdelen f en g, van artikel 14 kan een advocaat en advocaat bij de Hoge Raad opleidingspunten behalen met het met goed gevolg afleggen van het mondeling examen, bedoeld in artikel 4.10, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de Voda, of de proeve van bekwaamheid, bedoeld in artikel 4.12, eerste lid, van de Voda. Deze opleidingspunten kunnen worden ‘ingezet’ ter voldoening aan de verplichting, bedoeld in artikel 4.4, eerste (verplichte opleidingspunten) of tweede lid (verplichte opleidingspunten voor rechtsgebieden), of artikel 4.13, eerste lid (opleidingspunten civiele cassatie), van de Voda.

Tevens is een nieuw onderdeel h ingevoegd opdat leden van de commissie civiele cassatie die – namens de algemene raad – een mondeling examen als bedoeld in artikel 4.9, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Voda of een proeve van bekwaamheid als bedoeld in artikel 4.11, eerste lid, van de Voda afnemen hiervoor opleidingspunten behalen.

In het tweede lid zijn wetstechnische aanpassingen aangebracht in de aanhef en onderdeel c.

Met het derde lid is verduidelijkt dat voor de opleidingspunten, bedoeld in de artikelen 4.10, eerste lid, aanhef en onderdeel a, en 4.13, eerste lid, van de Voda, is vereist dat deze zijn behaald op terreinen die leiden tot verdieping van zijn kennis van het burgerlijk recht, het burgerlijk procesrecht en de beheersing van de cassatietechniek.

Artikel I, onderdeel D (artikel 15)

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 15 Niet opleidingspuntwaardige activiteiten

Artikel 15 Niet opleidingspuntwaardige activiteiten

De advocaat kan, ingevolge artikel 4.4, vijfde lid, aanhef en onderdeel a, van de Verordening, geen opleidingspunten behalen door:

a. het lidmaatschap van een van de organen van de Nederlandse orde van advocaten of de orde in het arrondissement;

b. het volgen van de beroepsopleiding advocaten;

c. deelname aan lokale activiteiten, bedoeld in artikel 3.10 van de Verordening, die uitsluitend in het kader van de stage worden georganiseerd.

De advocaat kan ingevolge artikel 4.4, zesde lid, aanhef en onderdeel a, van de Verordening, geen opleidingspunten behalen door:

a. het lidmaatschap van een van de organen van de Nederlandse orde van advocaten of de orde in het arrondissement;

b. het volgen van de beroepsopleiding advocaten;

c. deelname aan lokale activiteiten, bedoeld in artikel 3.10 van de Verordening, die uitsluitend in het kader van de stage worden georganiseerd.

Een onjuiste verwijzing in artikel 15 is aangepast. Dit betreft een wetstechnische aanpassing.

Artikel I, onderdeel E (artikel 20)

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 20 Aanvragen examen of proeve

Artikel 20 Aanvragen examen of proeve van bekwaamheid

1.De advocaat kan verzoeken om een examen, bedoeld in artikel 4.12 van de Verordening, of een proeve van bekwaamheid, bedoeld in artikel 4.14 van de Verordening, af te leggen. Binnen 26 weken na het verzoek wordt de advocaat daartoe in de gelegenheid gesteld. De algemene raad deelt de advocaat binnen vier weken mee wanneer het examen of de proeve wordt afgenomen.

1. De advocaat kan verzoeken om het examen, bedoeld in artikel 4.9, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de Verordening, of de proeve van bekwaamheid, bedoeld in artikel 4.11, eerste lid, van de Verordening, af te leggen. Binnen twaalf weken na het verzoek wordt de advocaat daartoe in de gelegenheid gesteld. De algemene raad deelt de advocaat binnen vier weken mee wanneer het examen of de proeve wordt afgenomen.

2. Voor het afleggen van het examen dan wel de proeve dient de advocaat onderscheidenlijk de advocaat bij de Hoge Raad:

a. zich uiterlijk drie maanden voor de datum van de desbetreffende toetsingsmogelijkheid aan te melden bij de commissie cassatie;

b. uiterlijk een maand voor de datum van de desbetreffende toetsingsmogelijkheid aan de commissie cassatie de gegevens te verstrekken ten behoeve van de vaststelling dat de advocaat heeft voldaan aan het vereiste van artikel 4.11eerste lid, onderdeel a, van de Verordening respectievelijk de vereisten van artikel 4.13, onderdelen a en b, van de Verordening;

c. uiterlijk een maand voor de datum van de desbetreffende toetsingsmogelijkheid het door de algemene raad vastgestelde bedrag te hebben voldaan, bedoeld in artikel 10 en 11 van deze regeling voor het afleggen van het examen onderscheidenlijk de proeve.

2. Voor het afleggen van het examen dan wel de proeve dient de advocaat onderscheidenlijk de advocaat bij de Hoge Raad:

a. zich uiterlijk twaalf weken voor de datum van de desbetreffende toetsingsmogelijkheid aan te melden bij de commissie cassatie;

b. uiterlijk zes weken voor de datum van de desbetreffende toetsingsmogelijkheid aan de commissie cassatie de gegevens te verstrekken ten behoeve van de vaststelling dat de advocaat heeft voldaan aan het vereiste van artikel 4.9, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Verordening respectievelijk de vereisten van de artikelen 4.13, eerste lid, en 4.14, van de Verordening;

c. uiterlijk zes weken voor de datum van de desbetreffende toetsingsmogelijkheid het door de algemene raad vastgestelde bedrag te hebben voldaan, bedoeld in de artikelen 10 en 11 van deze regeling voor het afleggen van het examen onderscheidenlijk de proeve.

3. De voorzitter van de commissie cassatie is in voorkomend geval bevoegd om af te wijken van de termijn genoemd in het tweede lid, onderdeel a.

3. De voorzitter van de commissie cassatie is in voorkomend geval bevoegd om af te wijken van de termijn genoemd in het tweede lid, aanhef en onderdeel a.

4. Bij aanmelding voor het examen geeft de advocaat een uitspraak van de Hoge Raad naar eigen keuze op als bedoeld in artikel 21, onderdeel b, tweede subonderdeel.

4. Bij aanmelding voor het examen geeft de advocaat een uitspraak van de Hoge Raad naar eigen keuze op als bedoeld in artikel 21, aanhef en onderdeel b, tweede subonderdeel.

5. Op verzoek van een van de leden van de commissie cassatie legitimeert de advocaat onderscheidenlijk de advocaat bij de Hoge Raad zich met een geldig legitimatiebewijs, bijvoorbeeld zijn advocatenpas.

5. Op verzoek legitimeert de advocaat onderscheidenlijk de advocaat bij de Hoge Raad zich met een geldig legitimatiebewijs, bijvoorbeeld zijn advocatenpas.

6. Op de herkansing van het examen en van de proeve van bekwaamheid zijn het tweede lid, aanhef en onderdelen b en c, vierde en vijfde lid van overeenkomstige toepassing.

In artikel 20, eerste en tweede lid, onderdeel b, zijn de verwijzingen naar artikelen van de Voda aangepast. Dit betreft een wetstechnische aanpassing.

Tevens zijn de termijnen in het eerste en tweede lid, aangepast aan de bestaande praktijk.

Het vijfde lid is aangepast in lijn met afdeling 4.2 (nieuw) van de Voda. Voor de volledigheid wordt erop gewezen dat de algemene raad in het Mandaatbesluit AR 2015 (artikel 6, eerste lid, aanhef en onderdeel a, en tweede lid) aan de secretaris van de algemene raad mandaat en machtiging heeft verleend voor het nemen van beschikkingen en het verrichten van overige handelingen die verband houden met het afnemen van het examen en de proeve van bekwaamheid en tevens bepaalt dat met betrekking tot deze bevoegdheid ondermandaat kan worden verleend.

De secretaris van de algemene raad heeft in het Mandaatbesluit AS 2015 (artikel 5, aanhef en onderdeel a) bepaald dat aan telkens twee leden van de commissie civiele cassatie gezamenlijk mandaat en machtiging wordt verleend voor het nemen van beschikkingen en het verrichten van overige handelingen die verband houden met het afnemen van het examen en de proeve van bekwaamheid.

In het zesde lid zijn op de herkansing het tweede lid, aanhef en onderdelen b en c, vierde en vijfde lid van overeenkomstige toepassing verklaard. Dit betekent dat de daarin vervatte regels materieel ook gelden voor de herkansing.

Artikel I, onderdeel F (artikel 21)

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 21 Stof examen civiele cassatie

Artikel 21 Stof examen civiele cassatie

De examenstof, bedoeld in artikel 4.12, van de Verordening bestaat uit de volgende onderdelen:

a. de laatste druk van:

– Asser Procesrecht/Bakels, Hammerstein & Wesseling-van Gent 4, Kluwer Deventer;

– Asser Procesrecht/Veegens-Korthals Altes-Groen 7, met uitzondering van Hoofdstuk I (geschiedenis en rechtsvergelijking), Kluwer Deventer;

b. jurisprudentie:

– een viertal op de website van de Nederlandse orde van advocaten per toetsingsmogelijkheid door de commissie opgegeven uitspraken van de Hoge Raad;

– een in de NJ gepubliceerde uitspraak van de Hoge Raad naar eigen keuze, representatief voor de eigen praktijk;

c. administratieve en financiële aspecten van de cassatiepraktijk, in het bijzonder betreffende griffierechten en toevoegingszaken.

De examenstof, bedoeld in artikel 4.9, vijfde lid, van de Verordening bestaat uit de volgende onderdelen:

a. de laatste druk van:

– Asser Procesrecht/Bakels, Hammerstein & Wesseling-van Gent 4, Kluwer Deventer;

– Asser Procesrecht/Veegens-Korthals Altes-Groen 7, met uitzondering van Hoofdstuk I (geschiedenis en rechtsvergelijking), Kluwer Deventer;

b. jurisprudentie:

– een viertal op de website van de Nederlandse orde van advocaten per toetsingsmogelijkheid door de commissie opgegeven uitspraken van de Hoge Raad;

– een in de NJ gepubliceerde uitspraak van de Hoge Raad naar eigen keuze, representatief voor de eigen praktijk;

c. administratieve en financiële aspecten van de cassatiepraktijk, in het bijzonder betreffende griffierechten en toevoegingszaken.

De verwijzing naar de Voda in de aanhef van artikel 21 is aangepast. Dit betreft een wetstechnische aanpassing. De onderdelen a tot en met c zijn niet gewijzigd.

Artikel I, onderdeel G (artikel 23)

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 23 Afleggen proeve van bekwaamheid cassatie

Artikel 23 Afleggen proeve van bekwaamheid cassatie

1. De advocaat bij de Hoge Raad stelt de commissie cassatie twee volledige dossiers van bij de Hoge Raad afgeronde procedures ter hand, één waarin hij namens de eisende partij heeft opgetreden en één waarin hij namens de verwerende partij heeft opgetreden.

1. De advocaat bij de Hoge Raad stelt de commissie cassatie twee volledige dossiers van bij de Hoge Raad afgeronde procedures ter hand, één waarin hij namens de eisende partij heeft opgetreden en één waarin hij namens de verwerende partij heeft opgetreden.

2. Onderdeel van het dossier vormt het cassatieadvies.

2. Onderdeel van het dossier vormt het cassatieadvies.

3. Op de herkansing van de proeve van bekwaamheid zijn het eerste en tweede lid van toepassing.

Met het derde lid wordt verduidelijkt dat bij de herkansing van de proeve van bekwaamheid opnieuw twee dossiers van bij de Hoge Raad afgeronde procedures ter hand dienen te worden gesteld.

Artikel I, onderdeel H (artikel 24, eerste lid)

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 24 Opgave en toerekening van cassatiezaken

Artikel 24 Opgave en toerekening van cassatiezaken

1. De advocaat doet opgave van de door hem behandelde cassatiezaken bedoeld in artikel 4.9, eerste lid, van de Verordening.

1. De advocaat doet opgave van de door hem behandelde cassatiezaken bedoeld in artikel 4.14, eerste lid, van de Verordening.

2. De opgave houdt in:

a. de zaaknamen;

b. of is opgetreden namens eiser of namens verweerder;

c. de ECLI-, rol- of rekestnummers waar het betreft zaken die tot een beoordeling door de Hoge Raad hebben geleid;

d. de datum van de adviezen,

e. of meer dan een advocaat de zaak heeft behandeld;

f. de inhoud van de aan hem verleende vrijstelling, indien van toepassing.

2. De opgave houdt in:

a. de zaaknamen;

b. of is opgetreden namens eiser of namens verweerder;

c. de ECLI-, rol- of rekestnummers waar het betreft zaken die tot een beoordeling door de Hoge Raad hebben geleid;

d. de datum van de adviezen,

e. of meer dan een advocaat de zaak heeft behandeld;

f. de inhoud van de aan hem verleende vrijstelling, indien van toepassing.

3. Indien de cassatiezaak door twee advocaten is behandeld en beiden hebben een min of meer gelijkwaardige inbreng gehad, kan ieder van de advocaten een halve cassatiezaak opvoeren.

3. Indien de cassatiezaak door twee advocaten is behandeld en beiden hebben een min of meer gelijkwaardige inbreng gehad, kan ieder van de advocaten een halve cassatiezaak opvoeren.

4. Indien een cassatiezaak door meer dan twee advocaten is behandeld, kunnen slechts twee advocaten ieder een halve cassatiezaak opvoeren.

4. Indien een cassatiezaak door meer dan twee advocaten is behandeld, kunnen slechts twee advocaten ieder een halve cassatiezaak opvoeren.

De verwijzing naar de Voda in artikel 24, eerste lid, van de Roda is aangepast. Dit betreft een wetstechnische aanpassing.

Artikel II

Deze wijzigingsregeling treedt in werking op het moment waarop de Wijzigingsverordening civiele cassatie 2019 in werking treedt.