Vo-04 Verzamelverordening 2016
Besluit van het college van afgevaardigden van 19 april 2017 houdende de wijziging van de Verordening op de advocatuur in verband met de periodieke actualisatie, de evaluatie civiele cassatie en de financiering van de ondersteuning van de tuchtrechtspraak
(Verzamelverordening 2016)
Het college van afgevaardigden van de Nederlandse orde van advocaten;
gelet op artikelen 9c, tweede lid, 9j, derde lid, 28, tweede lid, van de Advocatenwet;
gelet op artikel 4:58, eerste lid, en artikel 4:77 van de Algemene wet bestuursrecht;
gezien het voorstel van de algemene raad;
gezien het advies van de raad van advies;
gezien het advies van de adviescommissie regelgeving;
stelt de navolgende bepalingen vast:
ARTIKEL I
De Verordening op de advocatuur wordt gewijzigd als volgt:
A
In artikel 1.1 Definities wordt na de definitie van ‘buitenstagiaire’ ingevoegd:
CCBE: Council of Bars and Law Societies of Europe;
Aa
In artikel 1.1 Definities wordt certificaat beroepsopleiding gewijzigd als volgt.
Bestaande tekst | Nieuwe tekst |
certificaat beroepsopleiding: het bewijs, bedoeld in artikel 8c, tweede lid, onderdeel b, van de Advocatenwet dat met gunstig gevolg het in artikel 9c van de Advocatenwet bedoelde examen is afgelegd; | certificaat beroepsopleiding: het bewijs, bedoeld in artikel 8c, derde lid, onderdeel b, van de Advocatenwet dat met gunstig gevolg het in artikel 9c van de Advocatenwet bedoelde examen is afgelegd; |
Ab
Ingetrokken
B
De titel van Paragraaf 2.1.3 komt te luiden: ‘Commissie cassatie’.
C
Artikel 2.8 wordt gewijzigd als volgt:
Bestaande tekst | Nieuwe tekst |
Artikel 2.8 Leden commissie civiele cassatie 1. Er is een commissie civiele cassatie die uit ten minste vijf op het terrein van de civiele cassatie deskundige leden bestaat. 2. Een lid van de commissie civiele cassatie is geen lid van of niet werkzaam bij: a. de Hoge Raad; b. het parket bij de Hoge Raad; c. de algemene raad; d. de adviescommissie civiele cassatie.
| Artikel 2.8 Leden van de commissie cassatie 1. Er is een commissie cassatie die bestaat uit ten minste vijf leden die deskundig zijn op het terrein van cassatie in burgerlijke zaken. 2. Een lid van de commissie cassatie is geen lid van of niet werkzaam bij: a. de Hoge Raad; b. het parket bij de Hoge Raad; c. de algemene raad; d. het college van afgevaardigden; e. het college van toezicht; f. de raden van de orde in het arrondissement; g. de raden van discipline; h. het hof van discipline; i. de raad van advies. |
D
Artikel 2.9 wordt gewijzigd als volgt:
Bestaande tekst | Nieuwe tekst |
Artikel 2.9 Taakomschrijving commissie civiele cassatie De commissie civiele cassatie heeft tot taak namens de algemene raad de vakbekwaamheid te toetsen van advocaten die de aantekening ‘advocaat bij de Hoge Raad’ wensen te verkrijgen op grond van artikel 4.12, eerste lid, en de vakbekwaamheid te beoordelen van advocaten bij de Hoge Raad, op grond van artikel 4.14, eerste lid. | Artikel 2.9 Taakomschrijving commissie cassatie De commissie cassatie heeft tot taak namens de algemene raad de vakbekwaamheid te toetsen van advocaten die de aantekening ‘advocaat bij de Hoge Raad’ wensen te verkrijgen op grond van artikel 4.12, eerste lid, en de vakbekwaamheid te beoordelen van advocaten bij de Hoge Raad, op grond van artikel 4.14, eerste lid. |
E
Artikel 2.10 wordt gewijzigd als volgt:
Bestaande tekst | Nieuwe tekst |
Artikel 2.10 Benoeming leden commissie civiele cassatie 1. De algemene raad benoemt de leden van de commissie civiele cassatie voor een periode van ten hoogste vier jaar. 2. Een lid kan eenmaal worden herbenoemd. | Artikel 2.10 Benoeming leden commissie cassatie 1. De algemene raad benoemt de leden van de commissie cassatie voor een periode van ten hoogste vier jaar. 2. Een lid kan eenmaal worden herbenoemd. |
F
Artikel 2.11 wordt gewijzigd als volgt:
Bestaande tekst | Nieuwe tekst |
Artikel 2.11 Werkwijze commissie civiele cassatie 1. De algemene raad wijst uit de leden een voorzitter aan. 2. De commissie civiele cassatie stelt haar werkwijze vast in overleg met de algemene raad. | Artikel 2.11 Werkwijze commissie cassatie 1. De algemene raad wijst uit de leden een voorzitter aan. 2. De commissie cassatie stelt haar werkwijze vast in overleg met de algemene raad. |
G
De titel van Paragraaf 2.1.4 komt te luiden: ‘Nederlandse delegatie, commissies en werkgroepen CCBE’.
H
Artikel 2.12 wordt gewijzigd als volgt:
Bestaande tekst | Nieuwe tekst |
Artikel 2.12 Leden adviescommissie civiele cassatie 1. Er is een adviescommissie civiele cassatie die uit drie tot vijf leden bestaat, van wie de meerderheid bij de civiele cassatiepraktijk betrokken is of was. 2. Een lid van adviescommissie civiele cassatie kan geen lid zijn van of werkzaam zijn bij: a. de Hoge Raad; b. het parket bij de Hoge Raad; c. de algemene raad; d. de commissie civiele cassatie. | Artikel 2.12 Leden delegatie, commissies en werkgroepen CCBE 1. De delegatie bij de CCBE bestaat uit ten minste vier leden, waaronder de deken van de algemene raad, een lid van de algemene raad en de information officer. 2. De algemene raad kan één of meerdere vertegenwoordigers namens de Nederlandse orde van advocaten laten deelnemen in door de CCBE ingestelde commissies of werkgroepen. |
I
Artikel 2.13 wordt gewijzigd als volgt:
Bestaande tekst | Nieuwe tekst |
Artikel 2.13 Taakomschrijving adviescommissie civiele cassatie De adviescommissie civiele cassatie heeft tot taak: a. het functioneren van de commissie civiele cassatie te beoordelen en de algemene raad daarover te rapporteren en, zo nodig, te adviseren; en b. te adviseren over bezwaren die zijn ingediend tegen beschikkingen genomen op grond van afdeling 4.2. | Artikel 2.13 Taakomschrijving delegatie, commissies en werkgroepen CCBE 1. De delegatie bij de CCBE heeft tot taak het vertegenwoordigen van de Nederlandse orde van advocaten bij de standing committee en de plenaire vergadering van de CCBE. 2. De Nederlandse vertegenwoordiging in commissies en werkgroepen van de CCBE heeft tot taak, na afstemming met de algemene raad, het vertegenwoordigen van de Nederlandse orde van advocaten en het adviseren van de algemene raad over Europese wet- en regelgeving en beleidsvraagstukken die van belang zijn voor de advocatuur en de rechtzoekende in het algemeen. |
J
Artikel 2.14 wordt gewijzigd als volgt:
Bestaande tekst | Nieuwe tekst |
Artikel 2.14 Benoeming leden adviescommissie civiele cassatie 1. De algemene raad benoemt de leden van de adviescommissie civiele cassatie voor een periode van ten hoogste vier jaar. 2. Een lid kan eenmaal worden herbenoemd. | Artikel 2.14 Benoeming delegatie, commissieleden en werkgroepleden CCBE 1. De algemene raad benoemt de leden van de delegatie voor een periode van ten hoogste vier jaar. 2. De algemene raad benoemt, op verzoek van de CCBE, de Nederlandse vertegenwoordigers in commissies en werkgroepen van de CCBE voor een periode van ten hoogste vier jaar. 3. Een lid van de delegatie, commissie of werkgroep kan eenmaal worden herbenoemd. 4. Het lidmaatschap van de delegatie, een commissie of werkgroep eindigt van rechtswege bij beëindiging van het lidmaatschap van de algemene raad. 5. Het lidmaatschap van een commissie of werkgroep eindigt van rechtswege bij opheffing van de commissie of werkgroep. |
K
Artikel 2.15 wordt gewijzigd als volgt:
Bestaande tekst | Nieuwe tekst |
Artikel 2.15 Werkwijze adviescommissie civiele cassatie 1. De algemene raad wijst uit de leden een voorzitter aan. 2. De adviescommissie civiele cassatie stelt haar werkwijze vast in overleg met de algemene raad. | Artikel 2.15 Werkwijze delegatie, commissie en werkgroep CCBE 1. Het lid van de algemene raad, niet zijnde de deken van de algemene raad, is het hoofd van de delegatie. 2. De Nederlandse vertegenwoordiging in een commissie of werkgroep doet na deelname aan een vergadering verslag aan de delegatie en de algemene raad. 3. De informatie-uitwisseling vindt plaats via de information officer die in dienst is van de Nederlandse orde van advocaten. |
L
Na artikel 2:23 Werkwijze overige adviescommissies wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:
Paragraaf 2.1.6a Commissie disciplinaire rechtspraak
Artikel 2.23a Leden commissie disciplinaire rechtspraak
1. Er is een commissie disciplinaire rechtspraak die uit drie tot zes advocaten bestaat.
2. Een lid van de commissie disciplinaire rechtspraak is geen deken en geen lid van de algemene raad, een raad van discipline of het hof van discipline.
Artikel 2.23b Taakomschrijving commissie disciplinaire rechtspraak
De commissie disciplinaire rechtspraak heeft tot taak tuchtrechtelijke beslissingen te selecteren en desgewenst te annoteren voor publicatie in het Advocatenblad.
Artikel 2.23c Benoeming leden commissie disciplinaire rechtspraak
1. De algemene raad benoemt de leden van de commissie disciplinaire rechtspraak voor een periode van ten hoogste vier jaar.
2. Een lid kan eenmaal worden herbenoemd.
Artikel 2.23d Werkwijze commissie disciplinaire rechtspraak
1. De algemene raad wijst uit de leden een voorzitter aan.
2. De commissie disciplinaire rechtspraak stelt haar werkwijze vast in overleg met de algemene raad.
M
Ingetrokken
N
Artikel 2.24 wordt gewijzigd als volgt:
Bestaande tekst | Nieuwe tekst |
Artikel 2.24 Verslag van werkzaamheden 1. De raad van advies en de commissie civiele cassatie brengen jaarlijks verslag uit van hun werkzaamheden aan de algemene raad, die dit ter kennis brengt van het college van afgevaardigden. 2. Het dekenberaad brengt jaarlijks verslag uit van zijn werkzaamheden aan het college van afgevaardigden en het college van toezicht. 3. De verslagen zijn openbaar en de algemene raad publiceert deze elektronisch. | Artikel 2.24 Verslag van werkzaamheden 1. De raad van advies brengt jaarlijks verslag uit van zijn werkzaamheden aan de algemene raad, die dit ter kennis brengt van het college van afgevaardigden. 2. Het dekenberaad brengt jaarlijks verslag uit van zijn werkzaamheden aan het college van afgevaardigden en het college van toezicht. 3. De verslagen zijn openbaar en de algemene raad publiceert deze elektronisch. |
O
Artikel 2.25 wordt gewijzigd als volgt:
Bestaande tekst | Nieuwe tekst |
Artikel 2.25 Secretariaat commissies 1. De algemene raad voorziet in het secretariaat van: a. het dekenberaad; b. de commissie civiele cassatie; c. de adviescommissie civiele cassatie; d. de adviescommissie regelgeving. 2. De algemene raad kan voorzien in het secretariaat van de raad van advies en de overige adviescommissies, bedoeld in artikel 2.20. | Artikel 2.25 Secretariaat commissies 1. De algemene raad voorziet in het secretariaat van: a. het dekenberaad; b. de commissie cassatie; c. de adviescommissie regelgeving. 2. De algemene raad kan voorzien in het secretariaat van de raad van advies en de overige adviescommissies, bedoeld in artikel 2.20. |
P
Artikel 2.27 wordt gewijzigd als volgt:
Bestaande tekst | Nieuwe tekst |
Artikel 2.27 Voorstel hoogte financiële bijdrage 1. De algemene raad doet het college van afgevaardigden jaarlijks een voorstel voor de hoogte van de financiële bijdrage, die kan verschillen naar gelang van: a. de hoogte van het bruto-inkomen uit arbeid van de advocaat in het tweede jaar voorafgaand aan het jaar waarvoor de financiële bijdrage verschuldigd is; b. de duur of voorwaardelijkheid van de inschrijving van de advocaat op 1 januari van dat jaar. 2. De algemene raad kan regels stellen voor de wijze van berekening van het bruto-inkomen uit arbeid. | Artikel 2.27 Voorstel hoogte financiële bijdrage 1. De algemene raad doet het college van afgevaardigden jaarlijks een voorstel voor de hoogte van de financiële bijdrage, die kan verschillen naar gelang van: a. de hoogte van het bruto-inkomen uit arbeid van de advocaat in het tweede jaar voorafgaand aan het jaar waarvoor de financiële bijdrage verschuldigd is; b. de duur of voorwaardelijkheid van de inschrijving van de advocaat op 1 januari van dat jaar. 2. De algemene raad kan regels stellen over: a. de wijze van berekening van en de bewijsmiddelen voor het bruto-inkomen uit arbeid; b. de indeling in categorieën, afhankelijk van de hoogte van het bruto-inkomen uit arbeid, de duur of de voorwaardelijkheid van de inschrijving. |
Q
Artikel 2.29 wordt gewijzigd als volgt:
Bestaande tekst | Nieuwe tekst |
Artikel 2.29 Kosten examen en proeve van bekwaamheid civiele cassatie De advocaat is voor het afleggen van het examen, bedoeld in artikel 4.12, en de proeve van bekwaamheid, bedoeld in artikel 4.14, een door de algemene raad vast te stellen vergoeding verschuldigd. | Artikel 2.29 Kosten examen en proeve van bekwaamheid cassatie De advocaat is voor het afleggen van het examen, bedoeld inartikel 4.12, en de proeve van bekwaamheid, bedoeld inartikel 4.14, een door de algemene raad vast te stellen vergoeding verschuldigd. |
R
Na artikel 2.36 Nadere regels wijze declaratie wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:
Paragraaf 2.2.4 Subsidie ondersteuning tuchtcolleges
Artikel 2.36a Reikwijdte
Deze paragraaf is van toepassing op het verlenen van subsidie voor activiteiten die door de stichting ondersteuning tuchtcolleges advocatuur worden uitgevoerd en welke passen binnen de statutaire doelstellingen van de stichting.
Artikel 2.36b Overeenkomstige toepassing
1. Afdeling 4.2.8 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing op alle per boekjaar verstrekte subsidies.
2. Artikel 4:76 van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing, indien de subsidie-ontvanger zijn inkomsten in overwegende mate ontleent aan de subsidie.
Artikel 2.36c Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud
1. De algemene raad kan jaarlijks bij de vaststelling van de begroting besluiten tot het instellen van een subsidieplafond.
2. De algemene raad wijst bij de bekendmaking van een subsidieplafond op de mogelijkheid dat dit subsidieplafond kan worden verlaagd en betrekt daarbij de gevolgen voor de reeds ingediende aanvragen.
3. Een subsidie ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld, wordt uitsluitend verleend onder de voorwaarde dat voldoende middelen op de begroting beschikbaar worden gesteld.
Artikel 2.36d Subsidieaanvraag
1. De aanvraag tot subsidieverlening wordt schriftelijk ingediend bij de algemene raad.
2. Een aanvraag wordt ingediend uiterlijk 1 oktober van het kalenderjaar voorafgaand aan het kalenderjaar waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft.
Artikel 2.36e Egalisatiereserve
De stichting ondersteuning tuchtcolleges advocatuur vormt een egalisatiereserve met inachtneming van artikel 4:72 van de Algemene wet bestuursrecht.
Artikel 2.36f Subsidieverlening
1. De algemene raad kan besluiten tot het verstrekken van subsidie met inachtneming van de in de begroting van de Nederlandse orde van advocaten opgenomen financiële middelen en het subsidieplafond.
2. De algemene raad besluit op een volledige aanvraag tot subsidieverlening uiterlijk vóór 31 december van het kalenderjaar waarin de aanvraag is ingediend.
3. De algemene raad kan voorwaarden verbinden aan de subsidieverlening.
4. De algemene raad geeft in het besluit tot subsidieverlening aan op welke wijze de verantwoording van de subsidie door de verkrijger plaatsvindt.
5. Indien een subsidie wordt verstrekt vindt eenmalige betaling plaats door overmaking van de gehele subsidie.
Artikel 2.36g Verplichtingen en toestemming
1. De algemene raad kan de subsidie-ontvanger de verplichtingen genoemd in artikel 4:37 van de Algemene wet bestuursrecht opleggen.
2. De algemene raad kan de subsidie-ontvanger de verplichting opleggen van voorafgaande toestemming voor handelingen als genoemd in artikel 4:71, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
3. Onverminderd het eerste en tweede lid kan de algemene raad verplichtingen opleggen met betrekking tot:
a. het aangaan van verplichtingen met een looptijd langer dan één jaar;
b. het verhogen van de personeelsformatie van de subsidieontvanger;
c. het uitputten en onderling aanvullen van begrotingsposten;
d. de maximale grootte en jaarlijkse toename van de egalisatiereserve;
e. de berekening van uurtarieven, de gebruikmaking van kostenbegrippen en productienormen;
f. de aan de subsidie gekoppelde productie gedurende een kalenderjaar;
g. de wijze waarop het betalingsverkeer en de autorisatie van een betaling plaatsvindt;
Artikel 2.36h Verantwoording en subsidievaststelling
1. De aanvraag tot subsidievaststelling wordt schriftelijk ingediend bij de algemene raad uiterlijk dertien weken na het verrichten van de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend.
2. De aanvraag wordt in ieder geval vergezeld van:
a. een inhoudelijk verslag, waaruit blijkt dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend zijn verricht;
b. een overzicht van de activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten in een financieel verslag of jaarrekening; en
c. een balans van het afgelopen subsidietijdvak met een toelichting daarop.
3. De algemene raad kan afwijken van het bepaalde in het tweede lid of andere gegevens opvragen die voor de subsidievaststelling van belang zijn.
4. De algemene raad besluit op een aanvraag tot subsidievaststelling binnen dertien weken na ontvangst van de volledige aanvraag.
S
Artikel 3.16 wordt gewijzigd als volgt:
Bestaande tekst | Nieuwe tekst |
Artikel 3.16 Toelating tot beroepsopleiding advocaten 1. Een stagiaire schrijft zich voor of bij aanvang van de stage bij de uitvoeringsorganisatie in voor de beroepsopleiding advocaten via de Nederlandse orde van advocaten. 2. Een stagiaire is toegelaten tot de beroepsopleiding advocaten en wordt in staat gesteld het onderwijs te volgen indien en voor zo lang: a. hij is ingeschreven op het tableau; en b. de stage voortduurt. 3. In afwijking van het bepaalde in het tweede lid is een stagiaire niet toegelaten tot het tweede respectievelijk derde jaar van de beroepsopleiding advocaten indien het door de uitvoeringsorganisatie in rekening gebrachte cursus- en examengeld voor het eerste respectievelijk tweede en derde jaar niet is voldaan. 4. Een stagiaire die niet meer is toegelaten tot de beroepsopleiding advocaten behoudt zijn toetskansen. 5. De algemene raad kan van het tweede lid, aanhef en onderdeel b, afwijken in gevallen waarin toepassing daarvan zou leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard. | Artikel 3.16 Toelating tot beroepsopleiding advocaten 1. Een stagiaire schrijft zich voor of bij aanvang van de stage bij de uitvoeringsorganisatie in voor de beroepsopleiding advocaten via de Nederlandse orde van advocaten. 2. Een stagiaire is toegelaten tot de beroepsopleiding advocaten en wordt in staat gesteld het onderwijs te volgen indien en voor zo lang: a. hij is ingeschreven op het tableau; b. de stage voortduurt; c. het cursus- en examengeld binnen de betalingstermijn is voldaan; en d. de algemene raad de deelname aan de beroepsopleiding advocaten niet heeft beëindigd wegens fraude. 3. Een stagiaire die niet meer is toegelaten tot de beroepsopleiding advocaten behoudt zijn toetskansen. 4. De algemene raad kan van het tweede lid, aanhef en onderdelen b en c, afwijken in gevallen waarin toepassing daarvan zou leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard. |
Sa
Artikel 3.22 wordt gewijzigd als volgt:
Bestaande tekst | Nieuwe tekst |
Artikel 3.22 Terme de grâce 1. De algemene raad kan een stagiaire die is geschrapt op grond van artikel 8c, tweede lid, van de Advocatenwet, desgevraagd, binnen twee jaar na de schrapping, nog ten hoogste twee maal toelaten tot een toets in de nog niet behaalde examenonderdelen, tenzij daardoor het aantal toetskansen, bedoeld in artikel 3.19, zesde lid, wordt overschreden. 2. Het verzoek, bedoeld in het eerste lid, wordt slechts ingewilligd indien: a. het onderwijs in het onderdeel van de beroepsopleiding advocaten waarop het verzoek ziet, is gevolgd dan wel indien daarvoor een vrijstelling als bedoeld in artikel 3.18, eerste lid, is verleend, en b. de afwijzing naar het oordeel van de algemene raad zou leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard. | Artikel 3.22 Terme de grâce 1. De algemene raad kan een stagiaire die is geschrapt op grond van artikel 8c, derde lid, van de Advocatenwet, desgevraagd, binnen twee jaar na de schrapping, nog ten hoogste twee maal toelaten tot een toets in de nog niet behaalde examenonderdelen, tenzij daardoor het aantal toetskansen, bedoeld in artikel 3.19, zesde lid, wordt overschreden. 2. Het verzoek, bedoeld in het eerste lid, wordt slechts ingewilligd indien: a. het onderwijs in het onderdeel van de beroepsopleiding advocaten waarop het verzoek ziet, is gevolgd dan wel indien daarvoor een vrijstelling als bedoeld in artikel 3.18, eerste lid, is verleend, en b. de afwijzing naar het oordeel van de algemene raad zou leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard. |
Sb
Ingetrokken
T
Artikel 4.4 wordt gewijzigd als volgt:
Bestaande tekst | Nieuwe tekst |
Artikel 4.4 Opleidingspunten 1. Een advocaat behaalt elk kalenderjaar ten minste twintig opleidingspunten, waarvan ten minste de helft betrekking heeft op juridische activiteiten op een voor zijn praktijk relevant rechtsgebied. 2. Indien dit hoofdstuk in een kalenderjaar korter dan elf maanden van toepassing is op een advocaat, wordt het aantal opleidingspunten, bedoeld in het eerste lid, naar rato verminderd. 3. Een advocaat kan een tekort aan opleidingspunten als bedoeld in het eerste lid, tot een maximum van tien punten, compenseren met een overschot aan punten dat hij in het voorafgaande kalenderjaar heeft behaald. 4. Een advocaat behaalt één opleidingspunt door: a. ieder heel uur dat hij academisch of postacademisch onderwijs heeft gevolgd dat de praktijkuitoefening of de praktijkvoering ten goede komt, indien: – het onderwijs gegeven is door deskundige docenten; – de identiteit en de aanwezigheid van de deelnemende advocaat zijn vastgesteld; – het onderwijs niet de beroepsopleiding advocaten betreft, en – indien het onderwijs uitsluitend op afstand is gevolgd, het onderwijs is afgesloten met een toets, waarvoor een voldoende is behaald en de gemiddelde tijdsbesteding vooraf is aangegeven; b. ieder half uur dat hij academisch of postacademisch onderwijs heeft gegeven dat de praktijkuitoefening of de praktijkvoering ten goede komt; c. iedere 500 woorden van een juridisch artikel dat hij heeft geschreven en dat is gepubliceerd in de rechtsliteratuur; d. andere activiteiten, waarvoor de algemene raad nadere regels kan stellen betreffende het aantal opleidingspunten dat behaald kan worden. 5. De algemene raad stelt regels: a. die een niet-limitatieve lijst van activiteiten betreffen waarvoor geen opleidingspunten behaald kunnen worden; b. over erkenning van opleidingsinstellingen waardoor deze op voorhand kunnen aangeven hoeveel opleidingspunten toegekend worden aan een opleiding. 6. Een advocaat toont aan dat de opleidingspunten zijn behaald door overlegging van adequate bewijsstukken. | Artikel 4.4 Opleidingspunten 1. Een advocaat behaalt elk kalenderjaar ten minste twintig opleidingspunten, waarvan ten minste de helft betrekking heeft op juridische activiteiten op een voor zijn praktijk relevant rechtsgebied. 2. Indien dit hoofdstuk in een kalenderjaar korter dan elf maanden van toepassing is op een advocaat, wordt het aantal opleidingspunten, bedoeld in het eerste lid, naar rato verminderd. 3. Een advocaat die tenminste tien opleidingspunten heeft behaald die betrekking hebben op juridische activiteiten op een voor zijn praktijk relevant rechtsgebied kan een tekort aan opleidingspunten als bedoeld in het eerste lid, tot een maximum van tien punten compenseren met een overschot aan punten dat hij in het voorafgaande kalenderjaar heeft behaald. 4. Een advocaat behaalt één opleidingspunt door: a. ieder heel uur dat hij academisch of postacademisch onderwijs heeft gevolgd dat de praktijkuitoefening of de praktijkvoering ten goede komt, indien: – het onderwijs gegeven is door deskundige docenten; – de identiteit en de aanwezigheid van de deelnemende advocaat zijn vastgesteld; – het onderwijs niet de beroepsopleiding advocaten betreft; en – indien het onderwijs uitsluitend op afstand is gevolgd, het onderwijs is afgesloten met een toets, waarvoor een voldoende is behaald en de gemiddelde tijdsbesteding vooraf is aangegeven; b. ieder half uur dat hij academisch of postacademisch onderwijs heeft gegeven dat de praktijkuitoefening of de praktijkvoering ten goede komt; c. iedere 500 woorden van een juridisch artikel dat hij heeft geschreven en dat is gepubliceerd in de rechtsliteratuur; d. andere activiteiten, waarvoor de algemene raad nadere regels kan stellen betreffende hetaantal opleidingspunten dat behaald kan worden. 5. De algemene raad stelt regels: a. die een niet-limitatieve lijst van activiteiten betreffen waarvoor geen opleidingspunten behaald kunnen worden; b. over erkenning van opleidingsinstellingen waardoor deze op voorhand kunnen aangeven hoeveel opleidingspunten toegekend worden aan een opleiding. 6. Een advocaat toont aan dat de opleidingspunten zijn behaald door overlegging van adequate bewijsstukken. |
U
Ingetrokken
V
De titel van Afdeling 4.2 komt te luiden: ‘Vakbekwaamheidseisen cassatie’.
W
Na Paragraaf 4.2.1 Advocaat bij de Hoge Raad wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 4.7a Bekwaamheid cassatie
Een advocaat met de aantekening ‘advocaat bij de Hoge Raad’ beschikt over de kennis en bekwaamheid om zelfstandig en naar behoren cassatieadviezen, cassatiemiddelen en cassatieverweren op te stellen.
X
Artikel 4.8 wordt gewijzigd als volgt:
Bestaande tekst | Nieuwe tekst |
Artikel 4.8 Opleidingseisen 1. Een advocaat bij de Hoge Raad behaalt de helft van het aantal opleidingspunten dat hij jaarlijks op grond van artikel 4.4 dient te behalen op terreinen die leiden tot verdieping van zijn kennis van het burgerlijk recht, het burgerlijk procesrecht en de beheersing van de cassatietechniek. 2. De algemene raad kan nadere regels stellen over de terreinen waarop de opleidingspunten, bedoeld in het eerste lid, kunnen worden behaald. | Artikel 4.8 Opleidingseisen 1. Een advocaat bij de Hoge Raad in burgerlijke zaken behaalt ten minste de helft van het aantal opleidingspunten dat hij jaarlijks op grond van artikel 4.4 dient te behalen op terreinen die leiden tot verdieping van zijn kennis van het burgerlijk recht, het burgerlijk procesrecht en de beheersing van de cassatietechniek. 2. De algemene raad kan nadere regels stellen over de terreinen waarop de opleidingspunten, bedoeld in het eerste lid, kunnen worden behaald. |
Y
Artikel 4.9 wordt gewijzigd als volgt:
Bestaande tekst | Nieuwe tekst |
Artikel 4.9 Praktijkeisen 1. Een advocaat bij de Hoge Raad behandelt iedere drie jaar na het verkrijgen van de aantekening ‘advocaat bij de Hoge Raad’ ten minste twaalf cassatiezaken waarvan er ten minste zes hebben geleid tot een beoordeling door de Hoge Raad. Hierbij worden niet meegerekend zaken waarin het cassatieberoep op grond van artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie niet-ontvankelijk is verklaard. 2. De algemene raad kan geheel of gedeeltelijk vrijstelling verlenen van de verplichting, bedoeld in het eerste lid, in geval van bijzondere omstandigheden waaronder omstandigheden betreffende het rechtsgebied waarin de cassatiepraktijk wordt uitgeoefend. De algemene raad kan voorwaarden verbinden aan de vrijstelling. 3. De vrijstelling, bedoeld in het tweede lid, wordt aangevraagd voor het verstrijken van de periode van drie jaar, bedoeld in het eerste lid, en geldt uitsluitend voor de periode waarin de vrijstelling is aangevraagd. 4. De algemene raad kan nadere regels stellen over de mate van toerekening van een zaak aan een advocaat bij meer dan een behandelend advocaat. | Artikel 4.9 Praktijkeisen 1. Een advocaat bij de Hoge Raad behandelt iedere drie jaar na het verkrijgen van de aantekening ‘advocaat bij de Hoge Raad’ ten minste twaalf cassatiezaken waarvan er ten minste zes hebben geleid tot een beoordeling door de Hoge Raad. Hierbij worden niet meegerekend zaken waarin het cassatieberoep op grond van artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie niet-ontvankelijk is verklaard. 2. De algemene raad kan aan een advocaat met de onvoorwaardelijke aantekening ‘advocaat bij de Hoge Raad’ geheel of gedeeltelijk vrijstelling verlenen van de verplichting, bedoeld in het eerste lid, in geval van bijzondere omstandigheden. De algemene raad kan voorwaarden verbinden aan de vrijstelling. 3. De vrijstelling, bedoeld in het tweede lid, wordt aangevraagd vóór het verstrijken van de periode van drie jaar, bedoeld in het eerste lid, en geldt uitsluitend voor de periode waarin de vrijstelling is aangevraagd. 4. De algemene raad kan nadere regels stellen over de mate van toerekening van een zaak aan een advocaat bij meer dan één behandelend advocaat. |
Z
De titel van Paragraaf 4.2.2 komt te luiden: ‘Verklaring voor aantekening in burgerlijke zaken’.
Za
Artikel 4.11 wordt gewijzigd als volgt:
Bestaande tekst | Nieuwe tekst |
Artikel 4.11 Verkrijgen verklaring voorwaardelijke aantekening 1. Een advocaat verkrijgt op zijn verzoek een verklaring van de algemene raad waarmee hij de voorwaardelijke aantekening ‘advocaat bij de Hoge Raad’ in burgerlijke zaken kan aanvragen, indien hij: a. in de twaalf maanden voorafgaand aan het verzoek ten minste tien opleidingspunten heeft behaald op terreinen die leiden tot verdieping van zijn kennis van het burgerlijk recht, het burgerlijk procesrecht en de beheersing van de cassatietechniek; en b. met goed gevolg een mondeling examen aflegt, waardoor blijkt dat hij voldoende kennis heeft van de beginselen, uitgangspunten en regels van het burgerlijk procesrecht, in het bijzonder het appel- en cassatieprocesrecht, alsmede van onderdelen van het privaatrecht op een voor de praktijk van de advocaat relevant rechtsgebied. 2. De voorwaardelijke aantekening vervalt van rechtswege na drie jaar. 3. De algemene raad kan vrijstelling verlenen van het eerste lid, onderdeel a, indien de advocaat voorafgaand aan het verzoek, bedoeld in het eerste lid, niet ingeschreven was als advocaat en aantoont bekwaamheid te hebben verworven die actueel is en evident gelijkwaardig is aan de in het eerste lid, onderdeel a, gestelde eisen. | Artikel 4.11 Verkrijgen verklaring voorwaardelijke aantekening 1. Een advocaat verkrijgt op zijn verzoek een verklaring van de algemene raad waarmee hij de voorwaardelijke aantekening ‘advocaat bij de Hoge Raad’ in burgerlijke zaken kan aanvragen, indien hij: a. in de twaalf maanden voorafgaand aan het verzoek ten minste tien opleidingspunten heeft behaald op terreinen die leiden tot verdieping van zijn kennis van het burgerlijk recht, het burgerlijk procesrecht en de beheersing van de cassatietechniek; en b. met goed gevolg een mondeling examen aflegt, waardoor blijkt dat hij voldoende kennis heeft van de beginselen, uitgangspunten en regels van het burgerlijk procesrecht, in het bijzonder het appel- en cassatieprocesrecht, alsmede van onderdelen van het privaatrecht op een voor de praktijk van de advocaat relevant rechtsgebied. 2. De voorwaardelijke aantekening geldt voor een periode van drie jaar. 3. De algemene raad kan vrijstelling verlenen van het eerste lid, onderdeel a, indien de advocaat voorafgaand aan het verzoek, bedoeld in het eerste lid, niet ingeschreven was als advocaat en aantoont bekwaamheid te hebben verworven die actueel is en evident gelijkwaardig is aan de in het eerste lid, onderdeel a, gestelde eisen. 4. De algemene raad kan de periode, bedoeld in het tweede lid, met ten hoogste twaalf maanden verlengen in geval de advocaat als gevolg van bijzondere omstandigheden niet kan voldoen aan de verplichting bedoeld in artikel 4.9, eerste lid. 5. De advocaat die een onvoldoende resultaat heeft behaald voor de proeve van bekwaamheid kan niet eerder dan vijf jaren na doorhaling van de voorwaardelijke aantekening opnieuw het examen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, afleggen. |
AA
Artikel 4.12 wordt gewijzigd als volgt:
Bestaande tekst | Nieuwe tekst |
Artikel 4.12 Afnemen examen 1. Het examen ter verkrijging van de verklaring, bedoeld in artikel 4.11, eerste lid, wordt namens de algemene raad afgenomen door ten minste twee leden van de commissie civiele cassatie. 2. De algemene raad kan nadere regels stellen over de inhoud en de stof van het examen en de wijze waarop het examen wordt aangevraagd en afgenomen. | Artikel 4.12 Afnemen examen 1. Het examen ter verkrijging van de verklaring, bedoeld in artikel 4.11, eerste lid, wordt namens de algemene raad afgenomen door ten minste twee leden van de commissie cassatie die deskundig zijn op het terrein van cassatie in burgerlijke zaken, nadat een advocaat heeft aangetoond te voldoen aan artikel 4.11, eerste lid, onderdeel a. 2. Het examen waarvoor een onvoldoende resultaat is behaald, mag ten hoogste eenmaal worden herkanst. 3. De algemene raad kan nadere regels stellen over de inhoud en de stof van het examen en de wijze waarop het examen wordt aangevraagd en afgenomen. |
BB
In artikel 4.13 Verkrijgen verklaring onvoorwaardelijke aantekening worden de aanhalingstekens bij “advocaat bij de Hoge Raad” gewijzigd in ‘advocaat bij de Hoge Raad’.
CC
Artikel 4.14 wordt gewijzigd als volgt:
Bestaande tekst | Nieuwe tekst |
Artikel 4.14 Afnemen proeve van bekwaamheid 1. De proeve van bekwaamheid wordt namens de algemene raad afgenomen door ten minste twee leden van de commissie civiele cassatie en omvat de bespreking van twee door de advocaat overgelegde cassatiedossiers. 2. De algemene raad kan nadere regels stellen over de inhoud van de proeve van bekwaamheid, de wijze waarop deze wordt aangevraagd en afgenomen en de over te leggen cassatiedossiers. | Artikel 4.14 Afnemen proeve van bekwaamheid 1. De proeve van bekwaamheid wordt namens de algemene raad afgenomen door ten minste twee leden van de commissie cassatie die deskundig zijn op het terrein van cassatie in burgerlijke zaken, nadat een advocaat heeft aangetoond te voldoen aan artikel 4.13, aanhef en onderdelen a en b, en omvat de bespreking van twee door de advocaat overgelegde cassatiedossiers. 2. De proeve van bekwaamheid waarvoor een onvoldoende resultaat is behaald, mag ten hoogste eenmaal worden herkanst. 3. De algemene raad kan nadere regels stellen over de inhoud van de proeve van bekwaamheid, de wijze waarop deze wordt aangevraagd en afgenomen en de over te leggen cassatiedossiers. |
DD
Artikel 8.4 wordt gewijzigd als volgt:
Bestaande tekst | Nieuwe tekst |
Artikel 8.4 Adviescommissie civiele cassatie bij bezwaar Bij bezwaren tegen beschikkingen genomen op grond van afdeling 4.2 vraagt de algemene raad de adviescommissie civiele cassatie om advies. | Artikel 8.4 Vervallen. |
EE
Artikel 10.4 wordt gewijzigd als volgt:
Bestaande tekst | Nieuwe tekst |
Artikel 10.4 Evaluatiebepaling cassatieadvocatuur De algemene raad doet voor 1 juli 2015 verslag aan het college van afgevaardigden over de effectiviteit en doelmatigheid van de regels met betrekking tot de vakbekwaamheidseisen bedoeld in paragraaf 2.1.3 (Commissie civiele cassatie), paragraaf 2.1.4(Adviescommissie civiele cassatie) en paragraaf 4.2.2 (Verklaring voor aantekening civiele cassatie). | Artikel 10.4 Vervallen. |
ARTIKEL II
De leden van de adviescommissie civiele cassatie die op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van artikel I zitting hadden in de adviescommissie civiele cassatie, worden lid van de commissie cassatie vanaf het moment van inwerkingtreding van artikel I, met dien verstande dat de termijn waarvoor zij waren benoemd niet opnieuw aanvangt.
ARTIKEL III
Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 juli 2017.
ARTIKEL IV
Deze verordening wordt aangehaald als: Verzamelverordening 2016.