VO-14 Verzamelverordening 2020

AfdrukkenOpslaan als PDF

Besluit van het college van afgevaardigden van 3 december 2020 houdende de wijziging van de Verordening op de advocatuur in verband met het vervallen van de vrijstellingsmogelijkheid voor de beroepsopleiding advocaten en enkele technische wijzigingen (Verzamelverordening 2020)

 

 

 

 

Het college van afgevaardigden van de Nederlandse orde van advocaten,

 

gelet op de artikelen 4, vijfde lid, 9b, zesde lid, 9c, tweede lid, en 28, tweede lid, onderdelen a en e, van de Advocatenwet;

 

gezien het voorstel van de algemene raad;

gezien het advies van de raad van advies;

gezien het advies van de adviescommissie regelgeving;

 

stelt de navolgende verordening vast:

 

ARTIKEL I

 

De Verordening op de advocatuur wordt als volgt gewijzigd:

A

 

Artikel 2.8 komt te luiden als volgt:

 

Oude tekst

Nieuwe tekst

Artikel 2.8 Leden van de commissie cassatie

1.     Er is een commissie cassatie die bestaat uit ten minste vijf leden die deskundig zijn op het terrein van cassatie in burgerlijke zaken.

2.     Een lid van de commissie cassatie is geen lid van of niet werkzaam bij:

  1. de Hoge Raad of 
  1. het parket bij de Hoge Raad;
  1. een orgaan van de Nederlandse orde van advocaten;
  1. een orgaan van de orde van advocaten in een arrondissement;
  1. de raden van discipline; 
  1. het hof van discipline. 

Artikel 2.8 Leden van de commissie cassatie

1.     Er is een commissie cassatie die bestaat uit ten minste vijf leden die deskundig zijn op het terrein van cassatie in burgerlijke zaken.

2.     Een lid van de commissie cassatie is geen lid van of niet werkzaam bij:

a.     de Hoge Raad;

b.     het parket bij de Hoge Raad;

c.     een orgaan van de Nederlandse orde van advocaten;

d.     een orgaan van de orde van advocaten in een arrondissement, uitgezonderd de jaarlijkse vergadering van de orde, bedoeld in artikel 17a, tweede lid, aanhef en onderdeel c, van de Advocatenwet;

e.     de raden van discipline; of

f.       het hof van discipline.

 

B

 

Artikel 2.12 komt te luiden als volgt:

 

Oude tekst

Nieuwe tekst

Artikel 2.12 Leden delegatie, commissies en werkgroepen CCBE

1.     De delegatie bij de CCBE bestaat uit ten minste vier leden, waaronder de deken van de algemene raad, een lid van de algemene raad en de information officer.  

2.     De algemene raad kan één of meerdere vertegenwoordigers namens de Nederlandse orde van advocaten laten deelnemen in door de CCBE ingestelde commissies of werkgroepen. 

 

Artikel 2.12 Leden delegatie, commissies en werkgroepen CCBE

1.     Er is een Nederlandse delegatie bij de CCBE die bestaat uit ten minste drie leden, waaronder de algemeen secretaris, een medewerker van het bureau van de Nederlandse orde van advocaten die als information officer optreedt en een lid van de algemene raad.

2.     Artikel 2.14, eerste tot en met het vierde lid, is niet van toepassing op de algemeen secretaris en de medewerker van het bureau van de Nederlandse orde van advocaten die als information officer optreedt.

3.     De algemene raad wijst het hoofd van de delegatie aan.

4.     De algemene raad kan één of meer vertegenwoordigers namens de Nederlandse orde van advocaten laten deelnemen in door de CCBE ingestelde commissies of werkgroepen.

 

C

 

Artikel 2.13 komt te luiden als volgt:

 

Oude tekst

Nieuwe tekst

Artikel 2.13 Taakomschrijving delegatie, commissies en werkgroepen CCBE

1.     De delegatie bij de CCBE heeft tot taak het vertegenwoordigen van de Nederlandse orde van advocaten bij de standing committee en de plenaire vergadering van de CCBE. 

2.     De Nederlandse vertegenwoordiging in commissies en werkgroepen van de CCBE heeft tot taak, na afstemming met de algemene raad, het vertegenwoordigen van de Nederlandse orde van advocaten en het adviseren van de algemene raad over Europese wet- en regelgeving en beleidsvraagstukken die van belang zijn voor de advocatuur en de rechtzoekende in het algemeen.

 

Artikel 2.13 Taakomschrijving delegatie, commissies en werkgroepen CCBE

1.     De delegatie bij de CCBE heeft tot taak het vertegenwoordigen van de Nederlandse orde van advocaten bij de standing committee en de plenaire vergadering van de CCBE.

2.     De Nederlandse vertegenwoordiging in commissies en werkgroepen van de CCBE heeft tot taak, na afstemming met de algemene raad:

a.     het vertegenwoordigen van de Nederlandse orde van advocaten;

b.     het geven van advies aan de algemene raad over Europese wet- en regelgeving en beleidsvraagstukken die van belang zijn voor de advocatuur en de rechtzoekende in het algemeen.

 

D

 

Artikel 2.15 komt te luiden als volgt:

 

Oude tekst

Nieuwe tekst

Artikel 2.15 Werkwijze delegatie, commissie en werkgroep CCBE

1.     Het lid van de algemene raad, niet zijnde de deken van de algemene raad, is het hoofd van de delegatie. 

2.     De Nederlandse vertegenwoordiging in een commissie of werkgroep doet na deelname aan een vergadering verslag aan de delegatie en de algemene raad. 

3.     De informatie-uitwisseling vindt plaats via de information officer die in dienst is van de Nederlandse orde van advocaten.

Artikel 2.15 Werkwijze delegatie, commissie en werkgroep CCBE

1.     De Nederlandse vertegenwoordiging in een commissie of werkgroep doet na deelname aan een vergadering verslag aan de delegatie en de algemene raad.

2.     De informatie-uitwisseling vindt plaats via de information officer, bedoeld in artikel 2.12, eerste lid.

 

E

 

Artikel 2.16 komt te luiden als volgt:

 

Oude tekst

Nieuwe tekst

Artikel 2.16 Leden adviescommissie regelgeving 

1.     Er is een adviescommissie regelgeving die uit vier tot acht advocaten bestaat. 

2.     Een lid van de adviescommissie regelgeving is geen lid van het college van afgevaardigden, de algemene raad, een raad van discipline of het hof van discipline. 

Artikel 2.16 Leden adviescommissie regelgeving

1.     Er is een adviescommissie regelgeving die uit vier tot acht leden bestaat, waarvan de meerderheid, waaronder de voorzitter, advocaat is. 

2.     Een lid van de adviescommissie regelgeving is geen lid van of werkzaam bij:

a.     het college van afgevaardigden,

b.     de algemene raad,

c.     een raad van de orde in een arrondissement,

d.     een raad van discipline, of

e.     het hof van discipline.

 

F

 

Artikel 2.17 komt te luiden als volgt:

 

Oude tekst

Nieuwe tekst

Artikel 2.17 Taakomschrijving adviescommissie regelgeving

1.     De adviescommissie regelgeving heeft tot taak de algemene raad gevraagd en ongevraagd te adviseren over voorstellen van regelgeving van de Nederlandse orde van advocaten ten aanzien van de juridische kwaliteit en de gevolgen van de regelgeving voor de beroepsuitoefening en de praktijkvoering van advocaten

2.     Voor zover het regelgeving van de Nederlandse orde van advocaten betreft bericht de algemene raad de commissie tot welk gevolg het advies heeft geleid en zendt hij het advies mee met conceptregelgeving aan het college van afgevaardigden. 

3.     Een lid van de algemene raad kan de vergaderingen van de commissie bijwonen. 

Artikel 2.17 Taakomschrijving adviescommissie regelgeving

1.     De adviescommissieregelgeving heeft tot taak de algemene raad gevraagd te adviseren over voorstellen van regelgeving van de Nederlandse orde van advocaten ten aanzien van de juridische en wetgevingskwaliteit van voorgenomen regelgeving van de Nederlandse orde van advocaten

2.     De algemene raad bericht de adviescommissie tot welk gevolg het advies heeft geleid en zendt het advies mee met conceptregelgeving aan het college van afgevaardigden. 

3.     Een lid van de algemene raad kan de vergaderingen van de commissie bijwonen.

 

G

 

Artikel 2.23a komt te luiden als volgt:

 

Oude tekst

Nieuwe tekst

Artikel 2.23a Leden commissie disciplinaire rechtspraak 

1.     Er is een commissie disciplinaire rechtspraak die uit drie tot zes advocaten bestaat.

2.     Een lid van de commissie disciplinaire rechtspraak is geen deken en geen lid van de algemene raad, een raad van discipline of het hof van discipline.

Artikel 2.23a Leden commissie disciplinaire rechtspraak

1.     Er is een commissie disciplinaire rechtspraak die uit drie tot zes personen bestaat, waarvan de meerderheid advocaat is. 

2.     Een lid van de commissie disciplinaire rechtspraak is geen lid of niet werkzaam bij:

a.     de algemene raad,

b.     een raad van de orde in een arrondissement,

c.     een raad van discipline, of

d.     het hof van discipline.

 

H

 

Artikel 2.23b komt te luiden als volgt:

 

Oude tekst

Nieuwe tekst

Artikel 2.23b Taakomschrijving commissie disciplinaire rechtspraak 

De commissie disciplinaire rechtspraak heeft tot taak tuchtrechtelijke beslissingen te selecteren en desgewenst te annoteren voor publicatie in het Advocatenblad

 

Artikel 2.23b Taakomschrijving commissie disciplinaire rechtspraak 

De commissie disciplinaire rechtspraak heeft tot taak tuchtrechtelijke beslissingen te selecteren en te annoteren voor publicatie. 

 

I

 

Artikel 2.23c komt te luiden als volgt:

 

Oude tekst

Nieuwe tekst

Artikel 2.23c Benoeming leden commissie disciplinaire rechtspraak 

1.     De algemene raad benoemt de leden van de commissie disciplinaire rechtspraak voor een periode van ten hoogste vier jaar.

2.     Een lid kan eenmaal worden herbenoemd.

Artikel 2.23c Benoeming leden commissie disciplinaire rechtspraak 

1.     De algemene raad benoemt de leden van de commissie disciplinaire rechtspraak voor een periode van ten hoogste vier jaar.

2.     Een lid kan tweemaal worden herbenoemd.

 

J

 

Artikel 2.25 komt te luiden:

 

Oude tekst

Nieuwe tekst

Artikel 2.25 Secretariaat commissies 

1.     De algemene raad voorziet in het secretariaat van: 

a.     het dekenberaad; 

b.     de commissie cassatie; 

c.     de adviescommissie regelgeving. 

2.     De algemene raad kan voorzien in het secretariaat van de raad van advies en de overige adviescommissies, bedoeld in artikel 2.20. 

Artikel 2.25 Secretariaat commissies

1.     De algemene raad voorziet in het secretariaat van:

a.     het dekenberaad;

b.     de commissie cassatie; 

c.     de adviescommissie regelgeving;

d.     de adviescommissie beroepsopleiding advocaten. 

2.     De algemene raad kan voorzien in het secretariaat van de raad van advies en de overige adviescommissies, bedoeld in artikel 2.20. 

 

K

 

Artikel 2.26 komt te luiden als volgt:

 

Oude tekst

Nieuwe tekst

Artikel 2.26 Verschuldigdheid financiële bijdrage

De advocaat die op 1 januari van enig jaar op het tableau staat ingeschreven, is voor dat jaar de financiële bijdrage ten volle verschuldigd ter dekking van de door de Nederlandse orde van advocaten te maken kosten, bedoeld in artikel 32, tweede lid, van de Advocatenwet.

Artikel 2.26 Verschuldigdheid financiële bijdrage

1.     De advocaat die op 1 januari van enig jaar op het tableau staat ingeschreven, is voor dat jaar de financiële bijdrage ten volle verschuldigd ter dekking van de door de Nederlandse orde van advocaten te maken kosten, bedoeld in artikel 32, tweede lid, van de Advocatenwet.

2.     De advocaat die in het eerste kalenderkwartaal van enig jaar op het tableau wordt ingeschreven, is voor dat jaar de financiële bijdrage ten volle verschuldigd ter dekking van de door de Nederlandse orde van advocaten te maken kosten, bedoeld in artikel 32, tweede lid, van de Advocatenwet.

3.     De advocaat die in het tweede kalenderkwartaal van enig jaar op het tableau wordt ingeschreven, is voor dat jaar 75% van de financiële bijdrage verschuldigd ter dekking van de door de Nederlandse orde van advocaten te maken kosten, bedoeld in artikel 32, tweede lid, van de Advocatenwet.

4.     De advocaat die in het derde kalenderkwartaal van enig jaar op het tableau wordt ingeschreven, is voor dat jaar 50% van de financiële bijdrage verschuldigd ter dekking van de door de Nederlandse orde van advocaten te maken kosten, bedoeld in artikel 32, tweede lid, van de Advocatenwet.

5.     De advocaat die in het vierde kalenderkwartaal van enig jaar op het tableau wordt ingeschreven, is voor dat jaar 25% van de financiële bijdrage verschuldigd ter dekking van de door de Nederlandse orde van advocaten te maken kosten, bedoeld in artikel 32, tweede lid, van de Advocatenwet.

6.     Aan de advocaat wordt in een kalenderjaar in totaal niet meer dan de eerst verschuldigde financiële bijdrage van het betreffende kalenderjaar in rekening gebracht.

7.     Met inachtneming van artikel 2.27, tweede lid, aanhef en onderdeel b, brengt de algemene raad de financiële bijdrage, bedoeld in het eerste tot en met het vijfde lid, bij de advocaat in rekening.

8.     Met inachtneming van artikel 32, eerste en tweede lid, van de Advocatenwet brengt de raad van de orde de financiële bijdrage, bedoeld in artikel 32, tweede lid, van de Advocatenwet bij de advocaat in rekening.

 

L

 

De titel van paragraaf 2.2.2 komt te luiden:

 

Oude tekst

Nieuwe tekst

Paragraaf 2.2.2 Cursus- en examengelden 

Paragraaf 2.2.2 Opleidings- en examengelden 

 

M

 

Artikel 2.28 komt te luiden als volgt:

 

Oude tekst

Nieuwe tekst

Artikel 2.28 Cursus- en examengeld beroepsopleiding advocaten 

1.     De uitvoeringsorganisatie brengt aan de stagiaire die deelneemt aan de beroepsopleiding advocaten, respectievelijk het in artikel 3.19, eerste lid, genoemde examen, cursus- en examengeld in rekening voor het voorportaal, met uitzondering van de basistest, en de onderwijsonderdelen, bedoeld in artikel 3.14, eerste lid, aanhef en onderdeel b. De aanbieder, bedoeld in artikel 3.23, brengt aan de stagiaire, bedoeld in de eerste volzin, het verschuldigde bedrag voor de basistest in rekening. De factuur kan op naam worden gesteld van het kantoor van de stagiaire. 

2.     De hoogte van het cursus- en examengeld onderscheidenlijk het verschuldigde bedrag voor de basistest wordt vastgesteld door de algemene raad. 

Artikel 2.28 Opleidings- en examengeld beroepsopleiding advocaten

1.     De uitvoeringsorganisatie brengt aan de stagiaire die deelneemt aan de beroepsopleiding advocaten, respectievelijk het in artikel 3.19, eerste lid, genoemde examen, opleidings- en examengeld in rekening voor het voorportaal, met uitzondering van de basistest, en de onderwijsonderdelen, bedoeld in artikel 3.14, eerste lid, aanhef en onderdeel b. De aanbieder, bedoeld in artikel 3.23, brengt aan de stagiaire, bedoeld in de eerste volzin, het verschuldigde bedrag voor de basistest in rekening. De factuur kan op naam worden gesteld van het kantoor van de stagiaire. 

2.     De hoogte van het opleidings- en examengeld onderscheidenlijk het verschuldigde bedrag voor de basistest wordt vastgesteld door de algemene raad. 

 

N

 

Artikel 2.31 komt te luiden als volgt:

 

Oude tekst

Nieuwe tekst

Artikel 2.31 Rechthebbenden vacatiegeld en reiskostenvergoeding

1.     De algemene raad kent vacatiegeld en een reiskostenvergoeding toe aan: 

  1. de leden van een raad van discipline en het hof van discipline die tevens advocaat zijn; 
  1. de leden en plaatsvervangende leden van het college van afgevaardigden en de leden van het college van afgevaardigden die zijn benoemd in de financiële commissie, bedoeld in artikel 32, derde lid, van de Advocatenwet; 
  1. de leden van de raad van advies en de commissie civiele cassatie; 
  1. de leden van de redactie van het Advocatenblad die tevens advocaat zijn; 
  1. de leden van de Stichting beroepsopleiding advocaten

2.     Onder plaatsvervangende leden als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, wordt verstaan: als zodanig gekozen leden. 

Artikel 2.31 Rechthebbenden vacatiegeld en reiskostenvergoeding 

1.     De algemene raad kent vacatiegeld en een reiskostenvergoeding toe aan:

a.     de leden van een raad van discipline en het hof van discipline die tevens advocaat zijn; 

b.     de leden en plaatsvervangende leden van het college van afgevaardigden en de leden van het college van afgevaardigden die zijn benoemd in de financiële commissie, bedoeld in artikel 32, derde lid, van de Advocatenwet; 

c.     de leden van de raad van advies en de commissie cassatie; 

d.     de leden van de redactie van het Advocatenblad die tevens advocaat zijn. 

2.     Onder plaatsvervangende leden als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, wordt verstaan: als zodanig gekozen leden.

 

O

 

Artikel 3.6 komt te luiden als volgt:

 

Oude tekst

Nieuwe tekst

Artikel 3.6 Beoordeling aanvraag goedkeuring

1.     De raad van de orde kan de goedkeuring, bedoeld in artikel 3.5, onthouden indien:

a.     aan de beoogd patroon of zijn kantoor tuchtrechtelijke of strafrechtelijke sancties zijn opgelegd;

b.     over de beoogd patroon tuchtrechtelijke klachten zijn ontvangen of met betrekking tot hem of zijn kantoor onregelmatigheden of gegronde bedenkingen zijn gebleken;

c.     de beoogd patroon korter dan een periode van zeven jaar in Nederland als advocaat is ingeschreven of ingeschreven is geweest;

d.     de beoogd patroon reeds patroon is hetzij van een buitenstagiaire, hetzij van een stagiaire-ondernemer;

e.     de beoogd patroon reeds patroon is van twee of meer stagiaires en de duur van de stage van een van die stagiaires korter is dan een jaar;

f.       de beoogd patroon niet geschikt wordt geacht als patroon;

g.     op andere gronden te verwachten valt dat er onvoldoende begeleiding zal zijn in de uitoefening van de praktijk.

2.     Indien de advocaat is ingeschreven overeenkomstig artikel 2a van de Advocatenwet bedraagt de periode, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, vier jaar.

3.     De raad van de orde onthoudt de goedkeuring in ieder geval:

a.     indien de beoogd patroon geen cursus als bedoeld in artikel 3.5a, eerste lis, heeft gevolgd;

b.     indien de beoogd patroon korter dan een aaneengesloten periode van vijf jaar in Nederland als advocaat is ingeschreven of ingeschreven is geweest;

c.     in geval van een buitenstagiaire of stagiaire-ondernemer, indien de beoogd patroon korter dan een periode van zeven jaar in Nederland als advocaat is ingeschreven of ingeschreven is geweest.

4.     Indien de advocaat is ingeschreven overeenkomstig artikel 2a van de Advocatenwet bedraagt de periode, bedoeld in het derde lid, onderdeel b, twee jaar en de periode, bedoeld in het derde lid, onderdeel c, vier jaar.

5.     De algemene raad kan een beleidsregel vaststellen omtrent het eerste lid.

Artikel 3.6 Beoordeling aanvraag goedkeuring

1.     De raad van de orde kan de goedkeuring, bedoeld in artikel 3.5, onthouden indien:

a.     aan de beoogd patroon of zijn kantoor tuchtrechtelijke of strafrechtelijke sancties zijn opgelegd;

b.     over de beoogd patroon tuchtrechtelijke klachten zijn ontvangen of met betrekking tot hem of zijn kantoor onregelmatigheden of gegronde bedenkingen zijn gebleken;

c.     de beoogd patroon korter dan een periode van zeven jaar in Nederland als advocaat is ingeschreven of ingeschreven is geweest;

d.     de beoogd patroon reeds patroon is hetzij van een buitenstagiaire, hetzij van een stagiaire-ondernemer;

e.     de beoogd patroon reeds patroon is van twee of meer stagiaires en de duur van de stage van een van die stagiaires korter is dan een jaar;

f.       de beoogd patroon niet geschikt wordt geacht als patroon;

g.     op andere gronden te verwachten valt dat er onvoldoende begeleiding zal zijn in de uitoefening van de praktijk.

2.     Indien de advocaat is ingeschreven overeenkomstig artikel 2a van de Advocatenwet bedraagt de periode, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, vier jaar.

3.     De raad van de orde onthoudt de goedkeuring in ieder geval:

a.     indien de beoogd patroon geen cursus als bedoeld in artikel 3.5a, eerste lid, heeft gevolgd;

b.     indien de beoogd patroon korter dan een aaneengesloten periode van vijf jaar in Nederland als advocaat is ingeschreven of ingeschreven is geweest;

c.     in geval van een buitenstagiaire of stagiaire-ondernemer, indien de beoogd patroon korter dan een periode van zeven jaar in Nederland als advocaat is ingeschreven of ingeschreven is geweest.

4.     Indien de advocaat is ingeschreven overeenkomstig artikel 2a van de Advocatenwet bedraagt de periode, bedoeld in het derde lid, onderdeel b, twee jaar en de periode, bedoeld in het derde lid, onderdeel c, vier jaar.

 

P

 

Artikel 3.14 komt te luiden als volgt:

 

Oude tekst

Nieuwe tekst

Artikel 3.14 Indeling beroepsopleiding advocaten

1.     De beroepsopleiding advocaten omvat:

a.     een voorportaal, bestaand uit een basistest en eventueel studiebegeleiding;

b.     onderwijsonderdelen, bestaande uit:

1°. ethiek;

2°. algemene vaardigheden;

3°. kantoorspecifieke vaardigheden;

4°. juridisch-inhoudelijke kennis;

5°. voorbereiding integratieve dagen; en

6°. integratieve dagen.

2.     Een negatieve uitkomst van de basistest in het voorportaal vormt geen belemmering voor het volgen van de onderwijsonderdelen van de beroepsopleiding advocaten.

3.     De beroepsopleiding advocaten vangt tweemaal per jaar aan.

Artikel 3.14 Indeling beroepsopleiding advocaten

1.     De beroepsopleiding advocaten omvat:

a.     een voorportaal, bestaande uit een basistest en eventueel studiebegeleiding;

b.     onderwijsonderdelen, bestaande uit:

1°. ethiek;

2°. algemene vaardigheden;

3°. kantoorspecifieke vaardigheden;

4°. juridisch-inhoudelijke kennis; en

5°. voorbereiding integratieve dagen.

2.     Een negatieve uitkomst van de basistest in het voorportaal vormt geen belemmering voor het volgen van de onderwijsonderdelen van de beroepsopleiding advocaten.

3.     De beroepsopleiding advocaten vangt tweemaal per jaar aan.

 

 

Q

 

Artikel 3.15a komt te luiden als volgt:

 

Oude tekst

Nieuwe tekst

Artikel 3.15a Examenreglement

1.     De algemene raad stelt een examenreglement vast over:

a.     de inrichting en de organisatie van de basistest en het examen, bedoeld in artikel 3.19;

b.     de wijze waarop daaraan kan worden deelgenomen;

c.     de wijze waarop de basistest en het examen wordt afgenomen;

d.     de wijze waarop en de termijn waarbinnen de uitslag bekend wordt gemaakt alsmede of en op welke wijze van deze termijn kan worden afgeweken;

e.     de wijze waarop en de termijn gedurende welke de stagiaire die de basistest of een schriftelijk onderdeel van het examen heeft afgelegd, inzage verkrijgt in zijn beoordeelde werk;

f.       de mogelijkheid van een herbeoordeling van de basistest of examen;

g.     de geldigheidsduur van de studieresultaten;

h.     de instelling, de samenstelling en de taken van de examencommissie.

2.     De examencommissie heeft in ieder geval tot taak op objectieve en deskundige wijze vast te stellen of een stagiaire voldoet aan de eindtermen en de uit het opleidingsreglement voortvloeiende opleidingsverplichtingen die nodig zijn voor het verkrijgen van het certificaat, bedoeld in artikel 3.21, eerste lid.

3.     De algemene raad kan in het examenreglement bevoegdheden betreffende het examen delegeren of toekennen aan de examencommissie.

Artikel 3.15a Examenreglement

1.     De algemene raad stelt een examenreglement vast over:

a.     de inrichting en de organisatie van de basistest en het examen, bedoeld in artikel 3.19;

b.     de wijze waarop daaraan kan worden deelgenomen;

c.     de wijze waarop de basistest en het examen wordt afgenomen;

d.     de wijze waarop en de termijn waarbinnen de uitslag bekend wordt gemaakt alsmede of en op welke wijze van deze termijn kan worden afgeweken;

e.     de wijze waarop en de termijn gedurende welke de stagiaire die de basistest of een onderdeel van het examen heeft afgelegd, inzage verkrijgt in zijn beoordeelde werk;

f.       de mogelijkheid van een herbeoordeling van het examen;

g.     de geldigheidsduur van de studieresultaten;

h.     de instelling, de samenstelling en de taken van de examencommissie.

2.     De examencommissie heeft in ieder geval tot taak op objectieve en deskundige wijze vast te stellen of een stagiaire voldoet aan de eindtermen en de uit het opleidingsreglement voortvloeiende opleidingsverplichtingen die nodig zijn voor het verkrijgen van het certificaat, bedoeld in artikel 3.21, eerste lid.

3.     De algemene raad kan in het examenreglement bevoegdheden betreffende het examen delegeren of toekennen aan de examencommissie.

 

 

R

 

Artikel 3.18 komt te vervallen:

 

Oude tekst

Nieuwe tekst

Artikel 3.18 Vrijstelling deelname onderwijsonderdelen

1.     De algemene raad kan op schriftelijk verzoek van de stagiaire geheel of gedeeltelijk vrijstelling verlenen van de verplichting tot het deelnemen aan onderwijsonderdelen. Deze vrijstelling houdt geen vrijstelling in van de verplichting om alle toetsen, en de daartoe voorgeschreven voorbereiding, van het in artikel 3.19 bedoelde examen af te leggen.

2.     Vrijstelling wordt verleend indien de stagiaire genoegzaam aantoont op grond van opleiding en praktijkervaring op het onderwijsonderdeel waarvoor vrijstelling wordt verzocht een gelijkwaardige theoretische en praktische bekwaamheid te hebben verworven.

3.     De algemene raad wint advies in van de examencommissie, indien de aard van het verzoek daartoe aanleiding geeft.

4.     De algemene raad kan aan de vrijstelling, bedoeld in het eerste lid, voorwaarden verbinden.

Artikel 3.18

Vervallen

 

S

 

Artikel 3.19 komt te luiden als volgt:

 

Oude tekst

Nieuwe tekst

Artikel 3.19 Examinering

1.     Aan de beroepsopleiding advocaten is een examen verbonden dat bestaat uit een aantal toetsen ten aanzien van de onderwijsonderdelen. De basistest is geen toets als bedoeld in de eerste volzin.

2.     De stagiaire neemt deel aan de eerste toetsgelegenheid van het onderwijsonderdeel.

3.     Indien de toets, bedoeld in het tweede lid, niet is behaald neemt de stagiaire deel aan de eerstvolgende gelegenheid die wordt geboden.

4.     De stagiaire kan per onderdeel ten hoogste driemaal een toets afleggen.

5.     Indien de stagiaire geen gebruik maakt van de voor hem geldende gelegenheid, bedoeld in het tweede en derde lid, wordt de toets als niet behaald beschouwd.

6.     Indien vrijstelling van onderwijs als bedoeld in artikel 3.18, eerste lid, is verleend, neemt de stagiaire deel aan de eerste toetsgelegenheid nadat de vrijstelling is verleend.

7.     De algemene raad kan afwijken van het derde tot en met zesde lid in gevallen waarin toepassing daarvan zou leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 3.19 Examinering

1.     Aan de beroepsopleiding advocaten is een examen verbonden dat bestaat uit een aantal toetsen ten aanzien van de onderwijsonderdelen. De basistest is geen toets als bedoeld in de eerste volzin.

2.     De stagiaire neemt deel aan de eerste toetsgelegenheid van het onderwijsonderdeel.

3.     Indien de toets, bedoeld in het tweede lid, niet is behaald, neemt de stagiaire deel aan de eerstvolgende gelegenheid die wordt geboden.

4.     De stagiaire kan per onderdeel ten hoogste driemaal een toets afleggen.

5.     Indien de stagiaire geen gebruik maakt van de voor hem geldende gelegenheid, bedoeld in het tweede en derde lid, wordt de toets als niet behaald beschouwd.

6.     De algemene raad kan afwijken van het vierde en vijfde lid in gevallen waarin toepassing daarvan zou leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.

 

 

T

 

Artikel 3.20 komt te vervallen:

 

Oude tekst

Nieuwe tekst

Artikel 3.20 Vrijstelling van het examen

1.     De algemene raad kan op schriftelijk verzoek van de stagiaire gehele of gedeeltelijke vrijstelling verlenen van de in artikel 3.19, tweede lid, bedoelde verplichting om in alle onderdelen van het examen een toets af te leggen.

2.     De vrijstelling, bedoeld in het eerste lid, houdt tevens in een vrijstelling van de verplichting tot het deelnemen aan het onderwijs in het betreffende onderwijsonderdeel van de beroepsopleiding advocaten.

3.     De algemene raad wint advies in van de examencommissie, indien de aard van het verzoek daartoe aanleiding geeft.

4.     De algemene raad kan voorwaarden verbinden aan de vrijstelling, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 3.20

Vervallen

 

 

U

 

Artikel 3.21 komt te luiden als volgt:

 

Oude tekst

Nieuwe tekst

Artikel 3.21 Certificaat

1.     De algemene raad verstrekt aan de stagiaire het certificaat beroepsopleiding advocaten.

2.     De algemene raad geeft geen certificaat af dan nadat:

a.     de examencommissie heeft geoordeeld dat de stagiaire alle toetsen als bedoeld in artikel 3.19, eerste lid, met goed gevolg heeft afgelegd; en

b.     de onderwijsaanbieder of onderwijsaanbieders hebben verklaard dat de stagiaire aan alle opleidingsverplichtingen heeft voldaan.

 

Artikel 3.21 Certificaat

1.     De algemene raad verstrekt aan de stagiaire het certificaat beroepsopleiding advocaten.

2.     De algemene raad geeft geen certificaat af dan nadat:

a.     de algemene raad heeft vastgesteld dat de stagiaire heeft deelgenomen aan de basistest, bedoeld in artikel 3.14, eerste lid, onderdeel a; en

b.     de examencommissie heeft geoordeeld dat de stagiaire alle toetsen als bedoeld in artikel 3.19, eerste lid, met goed gevolg heeft afgelegd; en

c.     de onderwijsaanbieder of onderwijsaanbieders hebben verklaard dat de stagiaire aan alle opleidingsverplichtingen heeft voldaan.

 

V

 

Artikel 8.2 komt te luiden als volgt:

 

Oude tekst

Nieuwe tekst

Artikel 8.2 Uitsluiten toepassing lex silencio positivo

Met toepassing van artikel 28, eerste lid, laatste zinsnede van de Dienstenwet is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing op de volgende beschikkingen:

a.     de verklaring dat de stage is voltooid, bedoeld in artikel 3.2, tweede lid;

b.     de goedkeuring van de stage en de beoogd patroon, bedoeld in artikel 3.5, eerste lid;

c.     de vrijstelling van onderwijsonderdelen, bedoeld in artikel 3.18;

d.     de vrijstelling van het examen, bedoeld in artikel 3.20;

e.     de accreditatie van een opleiding, bedoeld in artikel 3.25;

f.       de vrijstelling van de opleidingspunten bij civiele cassatie, bedoeld in artikel 4.11, derde lid.

 

Artikel 8.2 Uitsluiten toepassing lex silencio positivo

Met toepassing van artikel 28, eerste lid, laatste zinsnede van de Dienstenwet is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing op de volgende beschikkingen:

a.     de verklaring dat de stage is voltooid, bedoeld in artikel 3.2, tweede lid;

b.     de goedkeuring van de stage en de beoogd patroon, bedoeld in artikel 3.5, eerste lid;

c.     de accreditatie van een opleiding, bedoeld in artikel 3.25;

d.     de vrijstelling van de opleidingspunten bij cassatie, bedoeld in artikel 4.11, derde lid.

 

 

ARTIKEL II

 

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2021. Indien de Staatscourant waarin deze verordening wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 31 december 2020, treedt deze verordening in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin deze verordening wordt geplaatst en werkt deze verordening terug tot en met 1 januari 2021.

 

ARTIKEL III

 

Deze verordening wordt aangehaald als: Verzamelverordening 2020.

 

 

Deze verordening zal in de Staatscourant worden geplaatst.

 

Vastgesteld te Utrecht, 3 december 2020