VO-19 Wijzigingsverordening kwaliteitstoetsen 2023 - memorie van toelichting

AfdrukkenOpslaan als PDF

Besluit van het college van afgevaardigden van 20 december 2023 houdende de wijziging van de Verordening op de advocatuur in verband met een aanpassing van de regels omtrent kwaliteitstoetsen (Wijzigingsverordening kwaliteitstoetsen 2023)

 

 

 

 

 

 

 

Vo-19, nr. 3

 

Memorie van toelichting

 

 

Memorie van toelichting

 

I. Algemeen

 

Aanleiding

In geval van afwezigheid wegens langdurige ziekte of zwangerschap kan door advocaten een beroep worden gedaan op een ‘naar rato regeling’ voor de verplichting uit hoofde van de opleidingspunten. Dat niet een vergelijkbare regeling is opgenomen voor de verplichting uit hoofde van de kwaliteitstoetsen in geval van afwezigheid wegens langdurige ziekte of zwangerschap, wordt door advocaten ervaren als een knelpunt. Door het opnemen van een ‘naar rato regeling’ in de regelgeving ook voor de verplichting uit hoofde van de kwaliteitstoetsen in geval van afwezigheid wegens langdurige ziekte of zwangerschap, wordt voorzien in een leemte in de regelgeving.

 

Wijzigingen in de regelgeving

Artikel 4.7 van de Voda bepaalt dat advocaten bij afwezigheid wegens langdurige ziekte een beroep kunnen doen op toepasselijkheid van de leden twee tot en met vier van dat artikel. Als de ziekte van een advocaat ertoe leidt dat hij de praktijk langer dan zes maanden in het geheel niet uitoefent, kan hij verzoeken om de opleidingsverplichtingen van artikel 4.4, eerste en tweede lid van de Voda (20 opleidingspunten en tien opleidingspunten per rechtsgebied) op hem niet van toepassing te laten zijn. Daaraan wordt nu ook de verplichting uit hoofde van de kwaliteitstoetsen toegevoegd. Gedurende de afwezigheid wegens langdurige ziekte is die verplichting op de advocaat ook niet van toepassing.

 

Bij hervatting van de praktijk wordt het aantal te behalen opleidingspunten naar rato verminderd overeenkomstig artikel 4.4, derde lid, van de Voda en een inhaalverplichting vastgesteld afhankelijk van de duur van de afwezigheid. Er is voor de regeling aangesloten bij de reeds bestaande ‘naar rato regeling’ van artikel 4.4. Voor de kwaliteitstoetsen bestaat er nog niet een ‘naar rato regeling’. In geval van hervatting wordt voor de kwaliteitstoetsen in artikel 4.7, derde lid, een nieuw onderdeel c toegevoegd, waarin een ‘naar rato regeling’ wordt opgenomen. Deze houdt in een vermindering van twee uur per drie maanden dat de praktijk in dat kalenderjaar niet wordt uitgeoefend.

 

In het zesde lid van artikel 4.7 is een regeling voor afwezigheid vanwege zwangerschap voor de verplichting uit hoofde van de opleidingspunten opgenomen. Daarvoor wordt nu ook bepaald dat in geval van afwezigheid in verband met zwangerschap voor de verplichting uit hoofde van de kwaliteitstoetsen de in het derde lid, onderdeel c, bepaalde ‘naar rato regeling’ geldt.

 

 

De wijzigingen van de Verordening zijn, met vergelijk met de huidige tekst, als volgt.

 

 

Artikel 4.7 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 4.7 langdurige ziekte of zwangerschap

1.     Indien een advocaat de praktijk meer dan zes maanden niet heeft uitgeoefend in verband met ziekte kan hij een beroep doen op toepassing van het tweede tot en met het vierde lid.

2.     Artikel 4.4, eerste en tweede lid, is niet van toepassing zo lang de advocaat de praktijk niet uitoefent. Artikel 4.5 is niet van toepassing op een tekort aan opleidingspunten ontstaan voordat het onderhavige derde en vijfde lid van toepassing werden.

3.     Op het moment dat de advocaat de praktijkuitoefening geheel of gedeeltelijk hervat:

a.     wordt het aantal opleidingspunten, bedoeld in artikel 4.4, eerste lid, dat hij dient te behalen in het kalenderjaar dat hij de praktijkuitoefening hervat, naar rato verminderd overeenkomstig artikel 4.4, derde lid; en

b.     behaalt de advocaat binnen twaalf maanden op een voor zijn praktijk relevant rechtsgebied;

-        vijf opleidingspunten indien de advocaat minder dan twaalf maanden de praktijk niet heeft uitgeoefend;

-        tien opleidingspunten indien de advocaat twaalf maanden of meer maar minder dan vierentwintig maanden de praktijk niet heeft uitgeoefend;

-        twintig opleidingspunten indien de advocaat meer dan vierentwintig maanden de praktijk niet heeft uitgeoefend.

4.     Indien een advocaat in het kalenderjaar waarin hij de praktijkuitoefening geheel of gedeeltelijk hervat minder dan zes maanden de praktijk uitoefent, is artikel 4.4, tweede lid, niet van toepassing in dat kalenderjaar.

5.     Een advocaat kan binnen vier weken nadat hij de praktijk geheel of gedeeltelijk heeft hervat de raad van de orde verzoeken om gehele of gedeeltelijke vrijstelling van het derde lid, onderdeel b, waarbij hij aantoont dat hij voldoende actuele kennis heeft van de voor zijn praktijk relevante rechtsgebieden. De raad van de orde kan aan de vrijstelling voorwaarden verbinden.

6.     Indien een advocaat in verband met zwangerschap ten minste 16 weken de praktijk niet heeft uitgeoefend is artikel 4.4, derde lid, van toepassing.

Artikel 4.7 langdurige ziekte of zwangerschap

1.     Indien een advocaat de praktijk meer dan zes maanden niet heeft uitgeoefend in verband met ziekte kan hij een beroep doen op toepassing van het tweede tot en met het vierde lid.

2.     Artikel 4.3 a eerste lid, artikel 4.3 b eerste lid en artikel 4.4, eerste en tweede lid, zijn niet van toepassing zo lang de advocaat de praktijk niet uitoefent. Artikel 4.5 is niet van toepassing op een tekort aan opleidingspunten ontstaan voordat het onderhavige derde en vijfde lid van toepassing werden.

3.     Op het moment dat de advocaat de praktijkuitoefening geheel of gedeeltelijk hervat:

a.     wordt het aantal opleidingspunten, bedoeld in artikel 4.4, eerste lid, dat hij dient te behalen in het kalenderjaar dat hij de praktijkuitoefening hervat, naar rato verminderd overeenkomstig artikel 4.4, derde lid; en

b.     behaalt de advocaat binnen twaalf maanden op een voor zijn praktijk relevant rechtsgebied;

-        vijf opleidingspunten indien de advocaat minder dan twaalf maanden de praktijk niet heeft uitgeoefend;

-        tien opleidingspunten indien de advocaat twaalf maanden of meer maar minder dan vierentwintig maanden de praktijk niet heeft uitgeoefend;

-        twintig opleidingspunten indien de advocaat meer dan vierentwintig maanden de praktijk niet heeft uitgeoefend.

c.     wordt het aantal uren, bedoeld in artikel 4.3a, eerste lid, sub a, en artikel 4.3b, eerste lid, dat de advocaat verplicht is deel te nemen, naar rato verminderd met twee uur per drie maanden dat hij de praktijk in het kalenderjaar niet heeft uitgeoefend wegens langdurige ziekte of zwangerschap.  

4.     Indien een advocaat in het kalenderjaar waarin hij de praktijkuitoefening geheel of gedeeltelijk hervat minder dan zes maanden de praktijk uitoefent, is artikel 4.4, tweede lid, niet van toepassing in dat kalenderjaar.

5.     Een advocaat kan binnen vier weken nadat hij de praktijk geheel of gedeeltelijk heeft hervat de raad van de orde verzoeken om gehele of gedeeltelijke vrijstelling van het derde lid, onderdeel b, waarbij hij aantoont dat hij voldoende actuele kennis heeft van de voor zijn praktijk relevante rechtsgebieden. De raad van de orde kan aan de vrijstelling voorwaarden verbinden.

6.     Indien een advocaat in verband met zwangerschap ten minste 16 weken de praktijk niet heeft uitgeoefend is zijn het derde lid sub c en artikel 4.4, derde lid, van toepassing.

 

Administratieve lasten

 

Als de verplichting uit hoofde van de kwaliteitstoetsen niet van toepassing is gedurende de afwezigheid wegens langdurige ziekte en/of zwangerschap, kan een beroep worden gedaan op een ‘naar rato regeling’. Dat heeft een kosten- en tijdsbesparing tot gevolg.

 

Adviezen

 

De algemene raad heeft adviezen ingewonnen bij de raad van advies en de adviescommissie regelgeving op grond van de Advocatenwet en Verordening op de advocatuur. Daarnaast is de dekens verzocht een toezicht- en handhaafbaarheidstoets uit te voeren.

De adviezen waren als volgt.

 

Raad van advies

De raad van advies heeft in zijn vergadering van 6 september 2023 positief geadviseerd over de Wijzigingsverordening kwaliteitstoetsen 2023 en afgezien van schriftelijke advisering.

 

Adviescommissie regelgeving

De adviescommissie regelgeving heeft op 23 oktober 2023 positief geadviseerd over de Wijzigingsverordening kwaliteitstoetsen 2023 en afgezien van schriftelijke advisering.

 

Toezicht en handhaafbaarheidstoets

De dekens hebben een toezicht- en handhavingstoets uitgevoerd. Daaruit is het volgende ingebracht.

 

Ten aanzien van uitvoering en handhaving van de beoogde wijziging met betrekking tot de kwaliteitstoetsen zien de dekens geen belemmering. De voorgestelde wijziging van de Verordening op de Advocatuur alsmede de memorie van toelichting daarop is goed werkbaar. De gedane suggestie voor aanpassing van de toelichting op artikel 4.7 (schrappen ‘tuchtrechtelijk’) is verwerkt.

 

Tijdspanne

 

Het voornemen is de Wijzigingsverordening kwaliteitstoetsen 2023 in werking te laten treden met ingang van 1 januari 2024.

 

Interne en externe communicatie

 

Na vaststelling wordt de Wijzigingsverordening gepubliceerd in de Staatscourant. Voorts wordt hieraan aandacht gegeven in de Orde-nieuwsbrief en op de website van de Nederlandse orde van advocaten.

 

II. Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel 1

 

Wijzigt artikel 4.7 van de Verordening op de advocatuur.

 

In geval van langdurige ziekte van meer dan zes maanden kan de advocaat een beroep doen op toepassing van artikel 4.7 voor de verplichting uit hoofde van de kwaliteitstoetsen. Gedurende de ziekte is de verplichting uit hoofde van de kwaliteitstoetsen niet van toepassing en als de praktijk weer wordt hervat geldt een ‘naar rato regeling’, inhoudende vermindering van twee uur per drie maanden dat een advocaat de praktijk niet heeft uitgeoefend. Ook in geval van afwezigheid wegens zwangerschapsverlof geldt deze ‘naar rato regeling’.

 

Nieuwe tekst toelichting

Artikel 4.7

Afwezigheid wegens ziekte

Ook een advocaat die ziek is en daardoor de praktijk niet of slechts gedeeltelijk uitoefent, moet voldoen aan de verplichting uit hoofde van de kwaliteitstoetsen (artikel 4.3a en 4.3b) en de opleidingspunten (artikel 4.4, eerste en tweede lid). Als hij in een jaar te weinig opleidingspunten als bedoeld in artikel 4.4, eerste lid, van de verordening heeft behaald, geldt de inhaalverplichting van artikel 4.5 ook voor hem.

Echter, indien de ziekte ertoe leidt dat hij de praktijk langer dan zes maanden in het geheel niet uitoefent, biedt artikel 4.7 een voorziening. De advocaat kan dan verzoeken om toepassing van het artikel, ook al voor hij de uitoefening van de praktijk hervat. De advocaat doet zijn verzoek bij de raad van de orde. De raad van de orde heeft niet de mogelijkheid het verzoek te weigeren indien de advocaat voldoet aan het vereiste dat hij de praktijk een half jaar of langer niet heeft uitgeoefend wegens ziekte. De advocaat zal dit aannemelijk moeten maken, bijvoorbeeld door een doktersverklaring over te leggen. 

 

Het effect van de toepassing van dit artikel is in twee aspecten te onderscheiden. Deze aspecten zijn beschreven in het tweede onderscheidenlijk derde en vierde lid. Het tweede lid ziet op verplichtingen die (tijdelijk) niet van toepassing zijn. Het derde en vierde lid zien op de verplichtingen indien de praktijk weer wordt hervat.

 

De advocaat op wie dit artikel van toepassing is, hoeft niet te voldoen aan de kwaliteitstoetsen als bedoeld in artikel 4.3a en 4.3b en geen opleidingspunten als bedoeld in artikel 4.4, eerste en tweede lid, van de verordening te halen zo lang hij de praktijk niet uitoefent. Dat geldt voor de ‘reguliere’ opleidingspunten, bedoeld in artikel 4.4, eerste en tweede lid, van de verordening en, voor wat betreft de opleidingspunten, bedoeld in artikel 4.4, eerste lid, voor de inhaalverplichting van artikel 4.5. De advocaat kan te dezen tuchtrechtelijk niets worden verweten, vanaf het moment dat dit artikel op hem van toepassing is.

 

Voorbeeld 1:

In een kalenderjaar is de advocaat ziek en oefent de praktijk niet uit sinds maart. In oktober verzoekt hij om toepassing van artikel 4.7. Zo lang hij de praktijk niet uitoefent wegens ziekte, hoeft de advocaat geen opleidingspunten te halen en niet te voldoen aan de kwaliteitstoetsen.

 

Het kan zijn dat de advocaat in het jaar daaraan voorafgaand te weinig punten als bedoeld in artikel 4.4, eerste lid, van de verordening heeft gehaald, terwijl hij niet ziek was of de praktijk nog (gedeeltelijk) uitoefende. In dat geval is het niét voldaan hebben aan artikel 4.4, eerste lid, in dat voorgaande jaar, wèl tuchtrechtelijk laakbaar. Maar de advocaat is niét gehouden de opleidingspunten in te halen op grond van artikel 4.5, indien dit artikel 4.7 op hem van toepassing is. Deze in te halen punten zijn daarmee kwijtgescholden. De inhaalverplichting van artikel 4.5 geldt niet voor een tekort aan opleidingspunten als bedoeld in artikel 4.4, eerste lid, van de verordening dat is ontstaan voordat de advocaat wegens ziekte de praktijk niet meer uitoefende. Tijdens de ziekte langer dan zes maanden ontstaat geen tekort aan opleidingspunten (tweede lid), dus is vanzelfsprekend dat de inhaalverplichting van artikel 4.5 dan evenmin van toepassing is. Het is denkbaar dat de advocaat nog niet voldoet aan de voorwaarde voor de toepassing van dit artikel op het moment dat een tekort aan opleidingspunten wordt geconstateerd (zie voorbeeld 5 hieronder). Als de advocaat de praktijk niet uitoefent vanwege ziekte, en hij doet op een later moment een beroep op deze ziekteregeling, dan vervalt het tekort op dat moment alsnog. Maar als de ziekte (of het niet uitoefenen van de praktijk) korter duurt dan zes maanden, dan kan de advocaat geen beroep doen op artikel 4.7 en blijft het tekort en, voor wat betreft de opleidingspunten, bedoeld in artikel 4.4, eerste lid, van de verordening, de inhaalverplichting bestaan.

 

Een tweede effect van de toepassing van dit artikel is beschreven in het derde en vierde lid.

 

Allereerst moet hij in de rest van het kalenderjaar naar rato het aantal opleidingspunten als bedoeld in artikel 4.4, eerste lid, van de verordening halen, afhankelijk van het moment waarop de advocaat de praktijkuitoefening hervat (zie de tabel in de toelichting op artikel 4.4). Als hij dus halverwege het jaar de praktijkuitoefening hervat, dan moet de advocaat tien opleidingspunten halen in dat kalenderjaar (derde lid, onderdeel a).

 

Ten tweede is op de advocaat de verplichting om ten minste tien opleidingspunten per te registreren rechtsgebied (artikel 4.4, tweede lid) van toepassing op het moment dat hij de praktijkuitoefening geheel of gedeeltelijk hervat. Indien de advocaat in het kalenderjaar waarin hij de praktijkuitoefening geheel of gedeeltelijk hervat, evenwel minder dan zes maanden de praktijk uitoefent, geldt voornoemde verplichting niet (artikel 4.7, vierde lid). Hiermee is aangesloten bij de zes maandentermijn in artikel 4.4, tweede lid, van de verordening.

 

Voorbeeld 2:

Indien de advocaat na een ziekte van meer dan zes maanden in augustus de praktijk geheel of gedeeltelijk hervat, resteren in dat kalenderjaar minder dan zes maanden. Op grond van artikel 4.7, vierde lid, geldt de verplichting, bedoeld in artikel 4.4, tweede lid, in dat kalenderjaar niet. Voor de verplichte opleidingspunten, bedoeld in artikel 4.4, eerste lid, van de verordening, geldt de naar rato-regeling (artikel 4.4, derde lid).

 

Ten derde moet de advocaat een aantal extra punten halen, vergelijkbaar met de herintredersregeling (derde lid, onderdeel b). Het aantal opleidingspunten dat hij moet behalen is afhankelijk van de duur van het niet uitoefenen van de praktijk in verband met de ziekte. Na zes maanden ziekte moet de advocaat vijf opleidingspunten extra halen. Na een jaar ziekte is dat aantal tien en na twee jaar ziekte is het aantal gelijk aan het aantal dat een herintreder moet halen, namelijk twintig. Hij heeft dan tevens twaalf maanden om deze extra punten te halen. De raad van de orde kan hiervoor gedeeltelijke vrijstelling verlenen (artikel 4.7, vijfde lid). De vrijstelling kan worden verleend indien de advocaat voldoende actuele kennis heeft of heeft opgedaan. De advocaat zal naar verwachting in geval van ziekte niet andere juridisch relevante werkervaring opgedaan hebben. Maar het is niet uitgesloten dat hij gepubliceerd heeft, of een cursus gevolgd of gegeven. In die gevallen zou de raad van de orde een vrijstelling kunnen verlenen. 

 

Ten vierde geldt een ‘naar rato regeling’ voor de verplichting uit hoofde van de kwaliteitstoetsen indien gekozen is voor de vormen intervisie of gestructureerd intercollegiaal overleg. Er geldt geen inhaalverplichting. De omvang van het aantal uur dat in mindering kan worden gebracht is afhankelijk van het moment waarop de praktijk niet meer wordt uitgeoefend en weer wordt hervat. 

 

Voorbeeld 3:

Een advocaat hervat in maart van een kalenderjaar de praktijk na een ziekte van negen maanden (beginnend in juni). Hij doet bij de raad van de orde een beroep op toepassing van dit artikel. Een tekort aan opleidingspunten in het voorgaande jaar is dan niet tuchtrechtelijk laakbaar. Hij moet dan op grond van artikel 4.4, eerste lid, gelezen in samenhang met artikel 4.7, derde lid, aanhef en onderdeel a, voor het einde van dat kalenderjaar zeventien opleidingspunten halen (zie tabel in toelichting bij artikel 4.4) alsmede op grond van artikel 4.4, tweede lid, ten minste tien opleidingspunten op ieder te registreren rechtsgebied. Hij moet daarnaast vijf opleidingspunten halen vóór maart van het daaropvolgende kalenderjaar. Eventuele achterstanden in opleidingspunten in het voorgaande kalenderjaar zijn kwijtgescholden en deze hoeft hij niet in te halen op grond van artikel 4.5. 

Met betrekking tot de verplichting uit hoofde van de kwaliteitstoetsen geldt dat ingevolge het tweede lid de verplichting tijdens de afwezigheid niet van toepassing is. Er geldt geen inhaalverplichting, bij hervatting in maart, betekent dat voor dat jaar de ‘naar rato regeling’ niet geldt omdat de afwezigheid minder dan drie maanden is. 

 

Voorbeeld 4:

Aan het begin van een kalenderjaar heeft een advocaat al tien opleidingspunten behaald. Hij hoefde geen punten in te halen. In april wordt de advocaat ziek en stopt hij met de uitoefening van de praktijk. De advocaat raakt aan de beterende hand en wil de praktijk in december weer oppakken. Het is de vraag of het voor hem gunstig is om een beroep te doen op de ziekteregeling. Als hij geen beroep op de ziekteregeling doet moet hij in de maand december tien opleidingspunten halen. Doet hij wel een beroep op de ziekteregeling, dan moet hij in december twee opleidingspunten halen (derde lid, onderdeel a) en voor december in het daaropvolgende jaar nog eens vijf punten extra.

Voor deze advocaat kan het inroepen van de ziekteregeling dus gunstig zijn. Die afweging kan anders uitvallen als hij meer punten zou hebben gehaald aan het begin van het jaar. 

Met betrekking tot de verplichting uit hoofde van de kwaliteitstoetsen geldt dat vier uur in mindering kan worden gebracht gelet op de afwezigheid van april tot december (meer dan zes maanden afwezig).

 

Voorbeeld 5:

Een advocaat wordt in november van een jaar ziek. Hij heeft in dat jaar nog geen opleidingspunten gehaald. Op de laatste dag van december van dat jaar voldoet hij (nog) niet aan de voorwaarden om de ziekteregeling in te roepen. Naar de letter van de regeling voldoet de advocaat niet aan artikel 4.4. In het daaropvolgende jaar is de inhaalverplichting op hem van toepassing. In mei voldoet deze advocaat aan de voorwaarden van de ziekteregeling.

Indien de advocaat geen toepassing zou geven aan de ziekteregeling, zou hij bij hervatting van de praktijk in dat resterende deel van het jaar 40 opleidingspunten moeten halen. Hij verzoekt om toepassing van deze regeling want dan moet hij bij hervatting van de praktijk in juni, nog twaalf opleidingspunten halen, en voor juni van het jaar erop nog eens vijf opleidingspunten extra halen. Het tekort dat geconstateerd werd op 1 januari vervalt omdat de ziekteregeling na het ontstaan van het tekort van toepassing werd. Op grond van het tweede lid is de inhaalverplichting op dat tekort dus niet van toepassing. Voor de kwaliteitstoetsen geldt dat bij hervatting van de praktijk in juni voor dat kalender jaar een beroep kan worden gedaan op de ‘naar rato regeling’ van vermindering van twee uur.  

 

Afwezigheid wegens zwangerschap

Onder het niet uitoefenen van de praktijk ‘in verband met zwangerschap’ wordt bedoeld dat een advocaat gedurende de periode dat de praktijk niet wordt uitgeoefend wegens zwangerschapsverlof en/of bevallingsverlof geen opleidingspunten behoeft te behalen en niet hoeft deel te nemen aan de kwaliteitstoetsen. Een eventueel opnemen van ouderschapsverlof valt niet onder deze regeling.

 

In geval een advocaat ten minste 16 weken afwezig is vanwege zwangerschap kan een beroep worden gedaan op vermindering van de verplichting uit hoofde van de opleidingspunten en uit hoofde van de kwaliteitstoetsen. Voor beide verplichtingen geldt dat de ‘naar rato regeling’ dan van toepassing is. Voor de opleidingspunten geldt de ‘naar rato regeling’, zoals bepaald in artikel 4.4, derde lid van de Voda voor de kwaliteitstoetsen, zoals bepaald in artikel 4.7, derde lid, onderdeel c van de Voda. Voor de opleidingspunten komt dit neer op een vermindering van circa zes PO punten op een totaal van 20 PO-punten. Voor de kwaliteitstoetsen komt dit in de regel neer op vermindering van twee uur, behalve ingeval de afwezigheid over twee kalenderjaren is verdeeld en in een kalenderjaar de afwezigheid geen drie maanden betreft. Een verzoek om vermindering hoeft niet te worden ingediend bij de raad van de orde. De advocaat kan bij de CCV een vermindering invullen.

 

Voorbeeld 1:

Verlofperiode in één kalenderjaar van 18 april tot en met 22 augustus:

-        aantal te behalen opleidingspunten tot 18 april: 7

-        aantal te behalen opleidingspunten na 22 augustus: 9

-        totaal aantal te behalen opleidingspunten: 16

-        totaal aantal uur deelname intervisie/gestructureerd intercollegiaal overleg: 6

 

Voorbeeld 2:

Verlofperiode in twee kalenderjaren van 1 december tot en met 1 april:

-        totaal aantal te behalen opleidingspunten tot 1 december (eerste kalenderjaar): 20

-        totaal aantal te behalen opleidingspunten vanaf 1 april (tweede kalenderjaar): 15

-        totaal aantal uur deelname intervisie/gestructureerd intercollegiaal overleg tot 1 december (eerste kalenderjaar): 8;

-        totaal aantal uur deelname intervisie/gestructureerd intercollegiaal overleg vanaf 1 april (tweede kalenderjaar): 6

 

Voorbeeld 3:

Verlofperiode in twee kalenderjaren van 1 november tot en met 1 maart:

-        totaal aantal te behalen opleidingspunten tot 1 november (eerste kalenderjaar):

-        totaal aantal te behalen opleidingspunten vanaf 1 maart (tweede kalenderjaar):

-        totaal aantal uur deelname intervisie/gestructureerd intercollegiaal overleg (eerste kalenderjaar): 8

-        totaal aantal uur deelname intervisie/gestructureerd intercollegiaal overleg (tweede kalenderjaar): 8

 

Artikel 2

 

Dit artikel regelt de inwerkingtreding.

 

Artikel 3

 

 

Dit artikel regelt de citeertitel.