Vo-21 Veegverordening 2024 - memorie van toelichting

AfdrukkenOpslaan als PDF

Wijziging van de Verordening op de advocatuur in verband met de periodieke actualisatie van regelgeving (Veegverordening 2024)

Memorie van toelichting

I. Algemeen

Inleiding

De Verordening op de advocatuur (hierna: “Voda”) dient op enkele onderdelen geactualiseerd te worden. In de Veegverordening 2024 worden tekstuele wijzigingen aangebracht, zodat taalfouten of andere wetgeving technische gebreken dan wel kennelijke verschrijvingen uit de bestaande Voda worden gehaald. Concreet betekent dit het plaatsen van extra komma's, het toevoegen en verwijderen van spaties, het uitschrijven van afkortingen en het verwijderen van verwijzingen naar achterhaalde en/of onjuiste artikelen. Hiermee komt de Voda meer in lijn met de actualiteit en de Aanwijzingen voor de regelgeving (1), zie graag de artikelsgewijze toelichting. Deze wijziging beoogt geen inhoudelijke wijziging van de Voda. Daarnaast wordt de toelichting van de Voda – per separaat wijzigingsbesluit – gewijzigd.

Verhouding tot de Advocatenwet en het Europees recht

Advocatenwet

Met de voorliggende Veegverordening wordt geen andere invulling gegeven aan de toepassing van de artikelen uit de Advocatenwet.

Europees recht

Wegens het ontbreken van specifieke bepalingen van Unierecht ter harmonisatie van de toegang tot en de uitoefening van het gereglementeerd beroep van advocaat, is het een bevoegdheid van de lidstaten om te beslissen of en hoe dit beroep wordt gereglementeerd. Daarbij houden zij rekening met de beginselen van non-discriminatie en evenredigheid. Deze Veegverordening vormt een wijziging van bestaande bepalingen die de uitoefening van het gereglementeerde beroep van advocaat beperken, maar behelst zelf geen inhoudelijke wijziging. Naar het oordeel van de algemene raad zijn de voorgestelde wijzigingen passend om de nagestreefde doelstelling van de Europese wetgever te realiseren. Met deze Veegverordening worden geen wijzigingen aangebracht in de toegang tot en de uitoefening van een dienstenactiviteit.

Overgangsrecht

Overgangsrecht is niet van invloed op deze Veegverordening.

Gevolgen voor de advocatuur

Er zijn geen gevolgen voor de advocatuur.

Toezicht en handhaving

De voorliggende Veegverordening brengt geen wijzigingen aan in de organisatie en verantwoordelijkheden voor de organen van de NOvA.

Financiële gevolgen

Voor de NOvA en de raden van de orde heeft de voorgestelde wijziging geen financiële gevolgen.

Consultatie

Het ontwerp van de voorliggende Veegverordening is voor advies voorgelegd aan de raad van advies van de NOvA, de adviescommissie regelgeving en de dekens.

De raad van advies en de adviescommissie regelgeving hebben aangegeven geen advies uit te brengen. De dekens hebben positief geadviseerd op de voorgestelde wijzigingen en een inhoudelijke suggestie tot wijziging van de Voda gedaan die is meegenomen in het voorstel voor de Verzamelverordening.

Communicatie

Na besluitvorming van het college van afgevaardigden tot vaststelling van de Veegverordening wordt deze gepubliceerd in de Staatscourant en bekendgemaakt op de website van de NOvA, in de rubriek ‘wet- en regelgeving’. Deze Veegverordening treedt in werking op de in artikel II genoemde datum.


II. Artikelsgewijs

Artikel 1.1 (onderdeel Aa)
Bij de definitie “financiële resultaat” wordt de verwijzing naar artikel 6:96 van het Burgerlijk Wetboek vervangen door de verwijzing naar artikel 96 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek, conform Aanwijzing 3.34 uit de Aanwijzingen voor de regelgeving.

Artikel 3.22 (onderdelen B en Bb)
“Desgevraagd” wordt in het eerste lid vervangen door “op diens verzoek”, zodat duidelijker is door wie het verzoek kan worden gedaan. Daarnaast wordt met deze formulering (verzoek) aangesloten bij de formulering in het tweede lid die luidt “het verzoek, bedoeld in het eerste lid,”.

Conform het eerste lid van artikel 3.22 dat bepaalt dat de algemene raad een stagiaire “kan” toelaten, wordt in het tweede lid van artikel 3.22 tevens ingevoegd “kan”.

Artikel 4.7 (onderdelen Dd, Ddd en Dddd)
Per abuis wordt in het tweede lid van artikel 4.7 verwezen naar het vijfde lid, dit moet zijn het vierde lid.

Daarnaast wordt conform Aanwijzing 3.29 uit de Aanwijzingen voor de regelgeving in het derde en zesde lid het woord “sub” vervangen door het woord “onderdeel”.

Artikel 5.16 (onderdeel F)
In artikel 5.16, eerste lid, wordt de afkorting “art.” vervangen door het woord “artikel”. Conform Aanwijzing 3.9 uit de Aanwijzingen voor de regelgeving worden afkortingen alleen gebruikt indien dit redelijkerwijs niet te vermijden is.

Artikel 7.4 (onderdeel H)
De artikelen 6:230b tot en met 6:230e van het Burgerlijk Wetboek in het tweede lid van artikel 7.4 worden geschreven als de artikelen 230b tot en met 230e van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek conform Aanwijzing 3.34 uit de Aanwijzingen voor de regelgeving.

Artikel 8.3 (onderdeel M)
Conform Aanwijzing 3.15 wordt het woord “respectievelijk” in het eerste lid, onderdeel a, verplaatst zodat de zin grammaticaal beter loopt.


(1) Aanwijzingen voor de regelgeving, Stcrt. 2022, 6522.