Wijzigingsbesluit beleidsregels 2018
Wijzigingsbesluit beleidsregels 2018
Besluit van de algemene raad van 3 oktober 2018 tot wijziging van de Beleidsregel detachering, de Beleidsregel kantoorhouden buiten Nederland en de Beleidsregel onderwijs en toetsen BA in verband met de periodieke actualisering (Wijzigingsbesluit beleidsregels 2018)
De algemene raad van de Nederlandse orde van advocaten,
gelet op artikel 12, derde en vierde lid, van de Advocatenwet;
gelet op de artikelen 3.17, vijfde lid, 3.18, 3.19, negende lid, en 3.20, van de Verordening op de advocatuur;
gelet op titel 4.3 van de Algemene wet bestuursrecht;
stelt het navolgende besluit vast:
ARTIKEL I
A
De Beleidsregel detachering komt te luiden als volgt:
Besluit van de algemene raad van 3 november 2014 tot vaststelling van de beleidsregel inzake ontheffing kantoorhouden in één arrondissement op één locatie vanwege detachering (Beleidsregel detachering)
De algemene raad van de Nederlandse orde van advocaten,
gelet op artikel 12, vierde lid, van de Advocatenwet;
gelet op titel 4.3 van de Algemene wet bestuursrecht;
stelt het navolgende besluit vast:
Artikel 1 Reikwijdte van de beleidsregel detachering
Deze beleidsregel is van toepassing op de advocaat die werkzaam is op grond van een arbeidsovereenkomst als bedoeld in artikel 610 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek bij een werkgever als bedoeld in artikel 5.9 van de Verordening op de advocatuur en op basis van detachering werkzaamheden gaat verrichten bij een inlener.
Artikel 2 Uitleg wettelijke voorschriften
In deze beleidsregel wordt verstaan onder:
- detachering:
het uitlenen van een werknemer aan een inlener;
- inlener:
een derde partij anders dan de werkgever;
- kantoor:
de plaats waar de advocaat zijn wezenlijke beroepsactiviteiten verricht en waar het centrum van zijn beroepswerkzaamheden is gelegen;
- tijdelijk:
een periode korter dan één jaar;
- werkgever:
de andere partij, bedoeld in artikel 610 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, waarvoor tegen loon gedurende zekere tijd arbeid wordt verricht;
- werknemer:
de advocaat die wordt gedetacheerd.
Artikel 3 Verzoek ontheffing
1.De advocaat verzoekt om ontheffing als bedoeld in artikel 12, vierde lid, van de Advocatenwet, uiterlijk één week voor aanvang van de detachering door middel van het in bijlage 1 opgenomen formulier verzoek ontheffing detachering.
2.De advocaat verstrekt bij het verzoek een door de advocaat en de inlener ondertekende verklaring, overeenkomstig de in bijlage 2 opgenomen verklaring onafhankelijke beroepsuitoefening bij detachering.
Artikel 4 Weigering van de ontheffing
De algemene raad weigert de ontheffing in ieder geval indien:
a.de advocaat niet op basis van detachering werkzaam is bij een inlener;
b.de verklaring onafhankelijke beroepsuitoefening bij detachering niet door de advocaat en de inlener is ondertekend en bij het verzoek is verstrekt; of
c.de detachering langer duurt dan één jaar.
Artikel 5 Verlening van de ontheffing
De algemene raad verleent de ontheffing in ieder geval indien:
a.blijkt dat de advocaat tijdelijk op basis van detachering voor een tijdsduur van minimaal 80 uur per maand, of in geval van deeltijd minimaal 48 uur per maand, bij een inlener kantoor gaat houden;
b.geen kennisgeving van kantoorverplaatsing is gegeven aan de secretaris van de algemene raad;
c.de detachering korter duurt dan één jaar; en
d.de raad van de orde in het arrondissement waar de advocaat kantoor houdt op het moment van het verzoek om ontheffing heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen de ontheffing.
Artikel 6 Voorwaarden in de ontheffing
De algemene raad verbindt aan een ontheffing als bedoeld in artikel 12, vierde lid, van de Advocatenwet, in ieder geval de volgende voorwaarden:
a.de gedetacheerde advocaat blijft op het tableau ingeschreven op het adres waar de advocaat kantoor houdt op het moment van het verzoek om ontheffing;
b.de gedetacheerde advocaat blijft bereikbaar via het adres, bedoeld onder onderdeel a;
c.de gedetacheerde advocaat zorgt ervoor dat zijn hoedanigheid waarin hij bij de inlener optreedt te allen tijde duidelijk is;
d.de gedetacheerde advocaat vermeldt bij optreden vanuit de organisatie van de inlener dat hij advocaat is en hij is gedetacheerd met daarbij de naam van het uitlenende kantoor en het arrondissement van dat kantoor;
e.de gedetacheerde advocaat draagt zorg voor de beroepsuitoefening met inachtneming van de kernwaarden, genoemd in artikel 10a, eerste lid, van de Advocatenwet; en
f.de gedetacheerde advocaat en de inlener waarborgen de onafhankelijke beroepsuitoefening.
Artikel 7 Ontheffing aan stagiaire
1.Onverminderd artikel 3 is het verzoek van een stagiaire medeondertekend door de in Nederland op het tableau ingeschreven patroon van de stagiaire.
2.Onverminderd artikel 3 verstrekt de stagiaire bij het verzoek een individueel opleidingsplan, met daarin opgenomen de waarborgen die ertoe leiden dat de stagiaire alle onderdelen van de beroepsopleiding kan volgen en binnen de gestelde termijn de beroepsopleiding en de stage kan voltooien.
3.Het opleidingsplan voorziet onverminderd het tweede lid in ieder geval in:
a.informatie over de reistijd naar locaties van onderwijs en toetsen;
b.de studietijd die de stagiaire onder werktijd krijgt in het kader van de studiebelasting;
c.de eventuele vrijstelling die de stagiaire krijgt van declarabele werkzaamheden;
d.de wijze van begeleiding door de patroon.
4.De algemene raad hoort de raad van de orde in het arrondissement waar de stagiaire op het moment van het verzoek kantoor houdt over het opleidingsplan.
5.Onverminderd artikel 6 verbindt de algemene raad aan een ontheffing aan een stagiaire in ieder geval de voorwaarde dat het opleidingsplan wordt nageleefd.
B
De toelichting komt te luiden als volgt:
Algemeen
Op grond van artikel 12, eerste lid, van de Advocatenwet, zijn advocaten verplicht in één arrondissement op één locatie kantoor te houden.
Het komt echter met enige regelmaat voor dat een advocaat tijdelijk wordt gedetacheerd bij een andere organisatie (bijvoorbeeld een ander advocatenkantoor, instantie, onderneming, instelling). De advocaat gaat dan tijdelijk kantoorhouden op een andere locatie en wellicht in een ander arrondissement. Artikel 12, vierde lid, van de Advocatenwet biedt aan advocaten de mogelijkheid ontheffing aan te vragen van de verplichting om in één arrondissement en op één locatie kantoor te houden. De ontheffing beoogt mogelijk te maken dat de advocaat tijdelijk op basis van detachering werkzaamheden kan verrichten, zonder dat een kantoorverplaatsing, als bedoeld in artikel 2, achtste lid, van de Advocatenwet, nodig is.
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid acht het van groot belang dat de ontheffing geen gevolgen heeft voor het toezicht. Vandaar dat in artikel 12, vierde lid, van de Advocatenwet daarover een expliciete regeling is gegeven, namelijk dat de advocaat, indien de ontheffing wordt verleend, blijft behoren tot de orde in het arrondissement waar hij kantoor houdt op het moment van het verzoek om ontheffing.
De algemene raad heeft de mogelijkheid voorwaarden te verbinden aan de ontheffing, die in ieder geval moeten inhouden dat voor een ieder duidelijk is op welke locatie de betrokken advocaat bereikbaar is, onder meer in verband met de uitoefening van het toezicht, alsmede het doen afleveren van poststukken, dagvaardingen en processtukken op het juiste adres (Kamerstukken II 2012/13, 32 382, nr. 14, p. 10).
Kort samengevat werkt de regeling van artikel 12 van de Advocatenwet en deze beleidsregel als volgt:
–De advocaat houdt kantoor op de plaats waar de advocaat zijn wezenlijke beroepsactiviteiten verricht en waar het centrum van zijn beroepswerkzaamheden is gelegen;
–De advocaat die het merendeel van zijn tijd op een andere plaats zijn wezenlijke beroepsactiviteiten gaat verrichten en daar het centrum van zijn beroepswerkzaamheden naar verplaatst is verplicht van deze kantoorverplaatsing kennis te geven aan de secretaris van de algemene raad met het oog op de verwerking op het tableau (artikel 2, achtste lid, van de Advocatenwet);
–De advocaat die tijdelijk op basis van detachering elders het merendeel van zijn tijd op een andere plaats zijn wezenlijke beroepsactiviteiten gaat verrichten en daar het centrum van zijn beroepswerkzaamheden naar verplaatst heeft een ontheffing nodig van de algemene raad, waardoor de registratie van het oorspronkelijke kantooradres op het tableau ongewijzigd blijft;
–De advocaat die niet voldoet aan het bovenstaande, kan daartoe na aanmaning door de raad van de orde in het arrondissement, op requisitoir van het openbaar ministerie en nadat de rechtbank tot schrapping heeft beslist, van het tableau worden geschrapt (artikel 12, vijfde lid, van de Advocatenwet).
De ontheffing wegens detachering en de ontheffing wegens kantoorhouden buiten Nederland bestaan naast elkaar. Dit houdt in dat een advocaat die zijn kantoor vestigt buiten Nederland en vervolgens wordt gedetacheerd, beide ontheffingen nodig heeft.
Met deze beleidsregel wil de algemene raad transparantie bevorderen en algemene regels geven over de afweging van belangen, de vaststelling van feiten en de uitleg van wettelijke voorschriften bij het gebruik van een bevoegdheid.
Artikelsgewijs
Artikel 1 Reikwijdte van de beleidsregel detachering
De Beleidsregel detachering is van toepassing indien drie partijen kunnen worden onderscheiden: de werkgever van de advocaat, de inlener (zijnde de derde partij waar de advocaat werkzaamheden gaat verrichten waarbij de arbeidsovereenkomst van de advocaat met zijn werkgever in stand blijft) en de advocaat.
Er is derhalve een arbeidsovereenkomst tussen werkgever en advocaat, waarbij deze advocaat tijdelijk werkzaamheden gaat verrichten voor de inlener. De advocaat blijft in dienst bij de werkgever. Het inlenen geschiedt meestal via een detacheringsovereenkomst tussen de werkgever en de inlener, waarbij de advocaat in veel gevallen eveneens partij zal zijn.
De Beleidsregel detachering is nadrukkelijk niet van toepassing voor ‘zelfstandigen zonder personeel’, de zogenaamde zzp’er, aangezien hier geen drie partijen worden onderscheiden. In die situatie is sprake van een opdrachtnemer (de advocaat) en een opdrachtgever, waaraan een overeenkomst tot opdracht, als bedoeld in 7:400 van het Burgerlijk Wetboek, ten grondslag ligt.
Het verschil wordt gerechtvaardigd doordat het kantoor van de advocaat bij een detachering wijzigt, al is het tijdelijk, en bij de overeenkomst van opdracht over het algemeen niet. Om de tijdelijke wisseling van kantoor zonder kantoorverplaatsing mogelijk te maken, terwijl het detacheringsadres wel bekend moet zijn bij de rechtspraak en de toezichthouder, heeft de wetgever de ontheffing wegens detachering mogelijk gemaakt.
Ten overvloede wordt hier vermeld dat een advocaat die als zzp’er met een overeenkomst van opdracht zijn praktijk op de vestiging van zijn opdrachtgever heeft, in voorkomende gevallen een kantoorverplaatsing moet doorgeven. Een ontheffing wegens detachering biedt hier geen uitkomst.
Artikel 2 Uitleg wettelijke voorschriften
Vanuit de praktijk kwamen vragen over bepaalde begrippen in artikel 12, vierde lid, van de Advocatenwet. Om deze reden is in deze beleidsregel opgenomen op welke wijze de algemene raad deze begrippen uitlegt bij de uitoefening van zijn bevoegdheid.
Bij ‘detachering’ en ‘inlener’ is uitgegaan van in het maatschappelijk verkeer gebruikelijke begrippen. Het gaat bij detachering om het inlenen en uitlenen van personeel met instandhouding van de oorspronkelijke arbeidsovereenkomst. De werknemer gaat dus werkzaamheden verrichten voor een ander dan de werkgever.
Bij ‘kantoor’ is aangesloten bij de uitleg die in de parlementaire geschiedenis is terug te vinden. Er is aangesloten bij de plaats waar de wezenlijke beroepsactiviteiten worden verricht en het centrum van beroepswerkzaamheden. Aldaar maakt de advocaat deel uit van de orde van advocaten in het arrondissement (zie ook Kamerstukken II 2006/07, 30 815, nr. 3, p. 11 en 12 en Kamerstukken II 2009/10, 32 382, nr. 3, p. 22.). In veel gevallen zal dit de vestiging zijn van het advocatenkantoor.
Bij ‘tijdelijk’ is gekozen voor een periode korter dan één jaar. Veelal zullen de detacheringen veel korter zijn, bijvoorbeeld een paar maanden. Hiervoor is deze regeling bedoeld. Als de detachering langer duurt dan één jaar moet een kantoorverplaatsing worden doorgegeven. Indien een advocaat na de periode van één jaar de detachering wil voortzetten, is een nieuwe ontheffing nodig of moet de advocaat kennis geven van een kantoorverplaatsing. Het is derhalve wel mogelijk dat de detachering wordt verlengd en dat daarmee de periode van één jaar wordt overschreden. De algemene raad zal dan per geval afwegen of de ontheffing voor de verlenging wordt verleend. Veel zal daarbij afhangen of de verlenging voorzienbaar was.
Bij ‘werkgever’ is aangesloten bij het wettelijke begrip bij de arbeidsovereenkomst. Met ‘werknemer’ wordt gedoeld op de advocaat die wordt gedetacheerd.
Artikel 3 Verzoek ontheffing
De advocaat moet op zijn initiatief een verzoek indienen om ontheffing. De ontheffing is derhalve een beschikking op aanvraag (zie afdeling 4.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht). Dit houdt ook in dat de bepalingen van die afdeling van toepassing zijn op de aanvraag. Artikel 4:2 van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing.
De algemene raad heeft een formulier vastgesteld, zodat de aanvraag wordt vereenvoudigd. Dit formulier ‘verzoek ontheffing detachering’ (bijlage 1) bevat vragen betreffende alle benodigde gegevens die voor de beoordeling van de aanvraag nodig zijn.
Het verzoek moet worden ingediend voordat de detachering aanvangt. Zonder ontheffing overtreedt de advocaat artikel 12, eerste lid, van de Advocatenwet.
Bij een detachering ontstaat een hiërarchische relatie tussen advocaat en inlener, ofwel zullen gedetacheerde advocaten over het algemeen instructies van de werkgever moeten opvolgen. Hierdoor kunnen risico’s ontstaan voor de kernwaarde onafhankelijkheid (zie ook artikel 10a, tweede lid, van de Advocatenwet). Bovendien kan een en ander gevolgen hebben voor het verschoningsrecht (zie ook HR 15 maart 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY6101 (Delta) en HvJEU 14 september 2010, zaak C-550/07 P (Akzo). Om die reden wordt de ontheffing slechts verleend, indien een kopie van de verklaring ‘onafhankelijke beroepsuitoefening bij detachering’ wordt verstrekt.
Deze verklaring stelt de advocaat in staat te voldoen aan de voor hem geldende verplichtingen, waaronder zijn onafhankelijke beroepsuitoefening. De verklaring is gebaseerd op het professioneel statuut, zoals dit geldt voor de advocaat in dienstbetrekking.
Artikel 4 Weigering van de ontheffing
Volledigheidshalve is in dit artikel opgenomen wanneer de ontheffing wordt geweigerd. Dit is het geval indien geen sprake is van detachering, de verklaring onafhankelijke beroepsuitoefening bij detachering niet is verstrekt en er geen sprake is van tijdelijkheid.
Dit artikel laat onverlet dat op andere gronden de ontheffing kan worden geweigerd. De algemene raad zal dit van geval tot geval afwegen.
Artikel 5 Verlening van de ontheffing
Dit artikel vermeldt in welke gevallen (cumulatief) de algemene raad ontheffing zal verlenen.
De onderdelen a en b sluiten aan bij de bepalingen in de Advocatenwet, met name artikel 2, achtste lid, en artikel 12, van de Advocatenwet. Duidelijkheidshalve is ervoor gekozen een minimale tijdsduur op te nemen. Indien deze minimale tijdsduur niet wordt gehaald, zal de advocaat vermoedelijk niet het merendeel van zijn tijd op de plaats van de inlener zijn wezenlijke beroepsactiviteiten verrichten en is niet bij de inlener het centrum van beroepswerkzaamheden gelegen. Dan is derhalve geen ontheffing nodig.
Het onderdeel c sluit aan bij de uitleg van het begrip tijdelijk, zoals de algemene raad dat gebruikt bij de uitoefening van zijn bevoegdheid. De detachering mag niet langer dan één jaar duren.
Het onderdeel d sluit aan op de wettelijke regeling dat de raad van de orde in het arrondissement tevoren wordt gehoord. Bij de stagiaire zal het vereiste opleidingsplan onderdeel uitmaken van het horen van de raad van de orde. De algemene raad zal in alle gevallen een eigen afweging maken en daarbij het advies van de raad van de orde betrekken.
Volledigheidshalve wordt vermeldt dat ingevolge artikel 12a van de Advocatenwet de lex silencio positivo niet van toepassing is.
Artikel 6 Voorwaarden in de ontheffing
De algemene raad verbindt voorwaarden aan de ontheffing, onder andere met betrekking tot de kenbaarheid.
De onderdelen a tot en met d zien op de kenbaarheid van de advocaat. Voor de registratie op het tableau heeft de detachering immers geen gevolgen. De advocaat blijft, vanwege de tijdelijkheid en vereisten van kenbaarheid, geregistreerd op de locatie alwaar hij voor de detachering kantoor hield. De raad van de orde heeft wel inzicht in de locatie waar de advocaat is gedetacheerd. De voorwaarden beogen aan cliënt en derden duidelijkheid te verschaffen over de plaats waar de advocaat kantoor houdt (kantoor werkgever met arrondissement), welke deken bevoegd is inzake het toezicht en waar een eventuele klacht kan worden ingediend. Met optreden naar buiten wordt gedoeld op elke vorm van uitingen, zoals op het briefpapier van het kantoor of van de inlener waar de advocaat is gedetacheerd, de website, e-mailberichten, enzovoort. Daarnaast dient de hoedanigheid van de advocaat die op basis van detachering werkzaam is tegenover derden steeds duidelijk kenbaar te zijn (vergelijk gedragsregel 9).
De onderdelen e en f zijn opgenomen ter bescherming van de onafhankelijke beroepsuitoefening door de advocaat. De advocaat moet handelen overeenkomstig de voorwaarden, op straffe van intrekking van de ontheffing. Onder voorwaarden vallen niet enkel de voorschriften in de ontheffing, maar ook het bepaalde in de Advocatenwet of de Verordening op de advocatuur. De advocaat wordt erop gewezen dat hij door detachering de hoedanigheid van advocaat niet verliest. Daarom dient de advocaat ook in het kader van detachering te voldoen aan het bepaalde in de Advocatenwet, de daarop gebaseerde verordeningen en de maatregelen van de raad van de orde in het arrondissement. Voorts kan de ontheffing worden ingetrokken indien de advocaat onjuiste gegevens heeft verstrekt. De deken van de orde van advocaten in het arrondissement is ingevolge artikel 45a van de Advocatenwet belast met het toezicht op de naleving van de verplichting in één arrondissement op één locatie kantoor te houden. De algemene raad kan een klacht indienen bij de deken van de orde van advocaten in het arrondissement indien de advocaat niet handelt overeenkomstig de voorwaarden.
Artikel 7 Ontheffing aan stagiaire
In dit artikel worden de voorwaarden voor de ontheffing vermeld indien een stagiaire wil worden gedetacheerd. Hieronder vallen derhalve ook de zogenaamde stagiaire-ondernemers en de buitenstagiaires. Stagiaires hebben (wettelijke) verplichtingen in het kader van de beroepsopleiding en de stage. Het beste voor de opleiding en stage is als een stagiaire niet wordt gedetacheerd en er continuïteit is ten aanzien van zijn werkzaamheden. In de praktijk kan het echter wenselijk zijn dat een stagiaire toch wordt gedetacheerd. Om te zorgen dat een detachering niet ten koste gaat van de opleiding, is voorzien in extra waarborgen bovenop de andere bepalingen van deze beleidsregel.
Allereerst wordt vereist dat de patroon het verzoek om ontheffing medeondertekent. Hiermee wordt gewaarborgd dat de patroon op de hoogte is van de detachering, de afspraken en het opleidingsplan. Bovendien is de patroon derde-belanghebbende.
Daarnaast wordt van de stagiaire vereist dat een individueel opleidingsplan wordt overgelegd. In dit opleidingsplan moeten de maatregelen en de waarborgen staan beschreven die de werkgever en de patroon hebben genomen om ervoor te zorgen dat de stagiaire aan de verplichtingen in het kader van de beroepsopleiding en de stage kan volbrengen. Het zal hierbij gaan om het kunnen deelnemen aan alle onderdelen van het onderwijs, aan alle toetsen, het maken van huiswerkopdrachten, het voldoen aan de lokale opleidingsvereisten, het kunnen optreden in rechte, het voldoende opdoen van praktijkervaring, enzovoorts. Het voordeel van het individueel opleidingsplan is dat kan worden voorzien in maatwerk. Relevant is dan ook in welke fase van de beroepsopleiding en stage de stagiaire zich bevindt. Het opleidingsplan moet uiteraard worden nageleefd.
De raad van de orde wordt eveneens gehoord over het opleidingsplan, wiens advies wordt meegewogen bij de afweging door de algemene raad.
Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat de stagiaire, los van de detachering, een verplichting heeft om kantoor te houden bij de patroon (zie artikel 9b, eerste lid, van de Advocatenwet). In geval van detachering moet de stagiaire derhalve kantoor blijven houden bij de patroon of anders, naast de ontheffing detachering, ook een vrijstelling vragen bij de raad van de orde van de verplichting bij de patroon kantoor te houden (zie artikel 9b, derde lid, van de Advocatenwet).
C
Bijlage 1 formulier verzoek ontheffing detachering komt te luiden als volgt:
Formulier verzoek ontheffing detachering
Advocaten zijn verplicht in één arrondissement op één locatie kantoor te houden (artikel 12, eerste lid, van de Advocatenwet). Met dit formulier vraagt u ontheffing aan van deze verplichting ingeval van detachering (artikel 12, vierde lid, van de Advocatenwet).
Het verzoek dient uiterlijk één week voor aanvang van de detachering te worden ingediend bij de algemene raad. Dit kan bij voorkeur per e-mail naar: jz@advocatenorde.nl of per post naar de Nederlandse orde van advocaten, t.a.v. de afdeling juridische en bestuurlijke zaken, postbus 30851, 2500 GW, Den Haag, onder vermelding van: ontheffing detachering.
Alleen volledig en juist ingevulde en ondertekende formulieren (inclusief de benodigde documenten) worden in behandeling genomen.
1. Persoonsgegevens aanvrager
titulatuur: | .......... |
initialen: | .......... |
achternaam: | .......... |
BAR-nummer (A-nr.): | .......... |
2. Correspondentiegegevens aanvrager
arrondissement: | .......... |
naam kantoor: | .......... |
correspondentieadreskantoor: | .......... |
postcode en plaats: | .......... |
telefoonnummer: (overdag te bereiken) | .......... |
e-mailadres: (t.b.v. correspondentie aanvraag) | .......... |
3. Specificatie aanvraag
naam organisatie inlener: | .......... |
correspondentieadres inlener: | .......... |
postcode en plaats: | .......... |
arrondissement organisatie inlener: | .......... |
aanvang detachering: | .......... |
einde detachering: | .......... |
aantal uren per week gedetacheerd: | .......... |
4. Bijlagen
stuur de volgende bijlage(n) mee: – kopie ondertekende verklaring onafhankelijke beroepsuitoefening; – indien aanvrager stagiaire is: een individueel opleidingsplan. |
5. Ondertekening
Ik verklaar dat alle gegevens op dit formulier volledig en naar waarheid zijn ingevuld. | |
naam aanvrager: | .......... |
plaats en datum: | .......... |
handtekening aanvrager: | .......... |
6. Ondertekening patroon (uitsluitend indien aanvrager stagiaire is)
Ondergetekende verklaart als patroon van de aanvrager akkoord te gaan met de detachering van de aanvrager en het ingediende individuele opleidingsplan. | |
naam patroon: | .......... |
plaats en datum: | .......... |
handtekening patroon: | .......... |
D
Bijlage 2 verklaring onafhankelijke beroepsuitoefening bij detachering wordt ongewijzigd vastgesteld.
ARTIKEL II
A
De Beleidsregel kantoorhouden buiten Nederland komt te luiden als volgt:
Besluit van de algemene raad van 3 november 2014 tot vaststelling van de beleidsregel inzake ontheffing kantoorhouden in één arrondissement op één locatie vanwege kantoorvestiging buiten Nederland (Beleidsregel kantoorhouden buiten Nederland)
De algemene raad van de Nederlandse orde van advocaten,
gelet op artikel 12, derde lid, van de Advocatenwet;
gelet op titel 4.3 van de Algemene wet bestuursrecht;
stelt het navolgende besluit vast:
Artikel 1 Reikwijdte van de beleidsregel kantoorhouden buiten Nederland
Deze beleidsregel is van toepassing op de advocaat die op een kantooradres in Nederland op het tableau is ingeschreven en zijn kantoor wil verplaatsen naar een adres buiten Nederland en tevens op de advocaat die reeds een kantooradres buiten Nederland heeft en zijn kantoor wil verplaatsen naar een ander adres buiten Nederland.
Artikel 2 Uitleg wettelijke voorschriften
In deze beleidsregel wordt verstaan onder:
- kantoor:
de plaats waar de advocaat zijn wezenlijke beroepsactiviteiten verricht en waar het centrum van zijn beroepswerkzaamheden is gelegen.
Artikel 3 Verzoek ontheffing
1.De advocaat verzoekt om ontheffing als bedoeld in artikel 12, derde lid, van de Advocatenwet, uiterlijk twee maanden voor aanvang van de vestiging van het kantoor buiten Nederland door middel van het in bijlage 1 opgenomen formulier verzoek ontheffing kantoorhouden buiten Nederland.
2.De advocaat die na afloop van de tijdsperiode van de ontheffing buiten Nederland kantoor wil blijven houden, verzoekt opnieuw om ontheffing voor een nieuwe tijdsperiode.
Artikel 4 Weigering van de ontheffing
De algemene raad weigert de ontheffing in ieder geval indien:
a.de advocaat geen bijzondere redenen voor de vestiging buiten Nederland heeft gegeven;
b.de advocaat geen gegevens over waarborgen inzake het naleven van de kernwaarden heeft verstrekt; of
c.de advocaat-stagiaire een opleidingsplan heeft verstrekt met onvoldoende waarborgen of vereiste informatie.
Artikel 5 Verlening van de ontheffing
1.De algemene raad verleent de ontheffing in ieder geval indien:
a.de advocaat bijzondere redenen heeft bij de ontheffing;
b.de advocaat het bij of krachtens de Advocatenwet gestelde naleeft;
c.de advocaat de adresgegevens van het kantoor buiten Nederland verstrekt; en
d.de raad van de orde in het arrondissement waar de advocaat kantoor houdt op het moment van het verzoek om ontheffing, en indien de advocaat niet eerder kantoor heeft gehouden de raad van de orde in het arrondissement Den Haag, heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen de ontheffing.
2.De advocaat vermeldt in het verzoek de tijdsperiode van het kantoorhouden buiten Nederland, waarna voor deze tijdsperiode ontheffing wordt verleend, niet zijnde langer dan drie jaren.
Artikel 6 Voorwaarden in de ontheffing
De algemene raad verbindt aan een ontheffing als bedoeld in artikel 12, derde lid, van de Advocatenwet, in ieder geval de volgende voorwaarden:
a.de advocaat wordt op het tableau ingeschreven op het adres buiten Nederland waar de advocaat kantoor gaat houden;
b.de advocaat is bereikbaar via het adres buiten Nederland, bedoeld onder onderdeel a;
c.de advocaat zorgt ervoor dat zijn hoedanigheid als advocaat te allen tijde duidelijk is;
d.de advocaat vermeldt bij optreden vanuit de vestiging buiten Nederland dat hij advocaat is, is ingeschreven in Nederland met daarbij het desbetreffende arrondissement;
e.de advocaat draagt zorg voor de beroepsuitoefening met inachtneming van de kernwaarden, genoemd in artikel 10a, eerste lid, van de Advocatenwet;
f.de advocaat verstrekt, ingeval het ontvangende land een EU-, EER-land of Zwitserland is, binnen vier weken na de ontheffing, een kopie van het bewijs van inschrijving van de balie in het ontvangende land; en
g.de advocaat meldt een terugkeer van vestiging in Nederland bij de algemene raad en de raad van de orde in het arrondissement, waarna in geval de tijdsperiode van de ontheffing nog niet is verlopen de ontheffing wordt ingetrokken.
Artikel 7 Ontheffing aan stagiaire
1.Onverminderd artikel 3 is het verzoek van een stagiaire medeondertekend door de in Nederland op het tableau ingeschreven patroon van de stagiaire.
2.Onverminderd artikel 3 verstrekt de stagiaire bij het verzoek een individueel opleidingsplan, met daarin opgenomen de waarborgen die ertoe leiden dat de stagiaire alle onderdelen van de beroepsopleiding kan volgen en binnen de gestelde termijn de beroepsopleiding en de stage kan voltooien.
3.Het opleidingsplan bevat naast de waarborgen in ieder geval:
a.informatie over de reistijd naar locaties van onderwijs- en toetsen;
b.de studietijd die de stagiaire onder werktijd krijgt voor en tijdens de studiedagen;
c.de eventuele vrijstelling die de stagiaire krijgt van declarabele werkzaamheden;
d.de wijze van begeleiding door de patroon.
4.De algemene raad hoort de raad van de orde in het arrondissement waar de stagiaire op het moment van het verzoek kantoor houdt over het opleidingsplan.
5.Onverminderd artikel 6 verbindt de algemene raad aan een ontheffing aan een stagiaire in ieder geval de voorwaarde dat het opleidingsplan wordt nageleefd.
6.In afwijking van artikel 5, tweede lid, wordt de ontheffing aan een stagiaire verleend voor de verzochte tijdsperiode, niet zijnde langer dan anderhalf jaar.
B
De toelichting komt te luiden als volgt:
Algemeen
Op grond van artikel 12, eerste lid, van de Advocatenwet, zijn advocaten verplicht in één arrondissement op één locatie kantoor te houden.
Het komt echter met enige regelmaat voor dat een advocaat zijn kantoor buiten Nederland wil vestigen, terwijl hij zijn inschrijving als Nederlands advocaat op het tableau wil handhaven. De advocaat gaat dan permanent kantoorhouden op een andere locatie in een ander land. Artikel 12, derde lid, van de Advocatenwet, biedt aan advocaten de mogelijkheid ontheffing aan te vragen van de verplichting om in één arrondissement en op één locatie kantoor te houden. De ontheffing beoogt derhalve mogelijk te maken dat de advocaat op permanente basis zijn kantoor vestigt buiten Nederland. Dit is derhalve tevens een kantoorverplaatsing, als bedoeld in artikel 2, achtste lid, van de Advocatenwet.
De Minister van Justitie en Veiligheid acht het van groot belang dat de ontheffing geen gevolgen heeft voor het toezicht. Vandaar dat in artikel 12, derde lid, van de Advocatenwet daarover een expliciete regeling is gegeven, namelijk dat de advocaat, indien de ontheffing wordt verleend, blijft behoren tot de orde in het arrondissement waar hij kantoor houdt op het moment van het verzoek om ontheffing. Indien de advocaat niet eerder in een arrondissement kantoor heeft gehouden, behoort hij na verlening van de ontheffing tot de orde van advocaten in het arrondissement Den Haag.
De algemene raad heeft de mogelijkheid voorwaarden te verbinden aan de ontheffing, die in ieder geval moeten inhouden dat voor een ieder duidelijk is op welke locatie de betrokken advocaat bereikbaar is, onder meer in verband met de uitoefening van het toezicht, alsmede het doen afleveren van poststukken, dagvaardingen en processtukken op het juiste adres.
Kort samengevat werkt de regeling van artikel 12 van de Advocatenwet en deze beleidsregel als volgt:
–De advocaat houdt kantoor op de plaats waar de advocaat zijn wezenlijke beroepsactiviteiten verricht en waar het centrum van zijn beroepswerkzaamheden is gelegen;
–De advocaat die het merendeel van zijn tijd op een andere plaats zijn wezenlijke beroepsactiviteiten gaat verrichten en daar het centrum van zijn beroepswerkzaamheden naar verplaatst is verplicht van deze kantoorverplaatsing kennis te geven aan de secretaris van de algemene raad met het oog op de verwerking op het tableau (artikel 2, achtste lid, van de Advocatenwet);
–De advocaat die elders buiten Nederland het merendeel van zijn tijd op een andere plaats zijn wezenlijke beroepsactiviteiten gaat verrichten en daar het centrum van zijn beroepswerkzaamheden naar verplaatst heeft een ontheffing nodig van de algemene raad, waardoor de registratie van het oorspronkelijke kantooradres op het tableau wordt gewijzigd;
–De advocaat die niet voldoet aan het bovenstaande, kan daartoe na aanmaning door de raad van de orde in het arrondissement, op requisitoir van het openbaar ministerie en nadat de rechtbank tot schrapping heeft beslist, van het tableau worden geschrapt (artikel 12, vijfde lid, van de Advocatenwet).
De ontheffing wegens kantoorhouden buiten Nederland en de ontheffing wegens detachering bestaan naast elkaar. Dit houdt in dat een advocaat die zijn kantoor vestigt buiten Nederland en vervolgens wordt gedetacheerd, beide ontheffingen nodig heeft.
Met deze beleidsregel wil de algemene raad transparantie bevorderen en algemene regels geven over de afweging van belangen, de vaststelling van feiten en de uitleg van wettelijke voorschriften bij het gebruik van een bevoegdheid.
Artikelsgewijs
Artikel 1 Reikwijdte beleidsregel
De Beleidsregel kantoorhouden buiten Nederland is van toepassing indien een advocaat zijn kantoor wil vestigen in het buitenland of zijn kantooradres in het buitenland wil verplaatsen, terwijl hij zijn inschrijving als Nederlands advocaat op het tableau wil handhaven.
De advocaat zal vermoedelijk derhalve onder home title willen gaan werken in het buitenland (via equivalent van het Nederlandse artikel 16h van de Advocatenwet). Het kan ook zijn dat de advocaat zowel in Nederland als advocaat is ingeschreven alsook in het buitenland is ingeschreven onder beroepstitel van de staat van ontvangst. Ook in dat geval is deze beleidsregel van toepassing.
Artikel 2 Uitleg wettelijke voorschriften
Vanuit de praktijk kwamen vragen over een bepaald begrip in artikel 12, derde lid, van de Advocatenwet. Om deze reden is in deze beleidsregel opgenomen op welke wijze de algemene raad dit begrip uitlegt bij de uitoefening van zijn bevoegdheid.
Bij kantoor is aangesloten bij de uitleg die in de parlementaire geschiedenis is terug te vinden. Er is aangesloten bij de plaats waar de wezenlijke beroepsactiviteiten worden verricht en het centrum van beroepswerkzaamheden. Aldaar maakt de advocaat deel uit van de orde van advocaten in het arrondissement (zie ook Kamerstukken II 2006/07, 30 815, nr. 3, p. 11 en 12 en Kamerstukken II 2009/10, 32 382, nr. 3, p. 22.). In veel gevallen zal dit de vestiging zijn van het advocatenkantoor.
Artikel 3 Verzoek ontheffing
De advocaat moet op zijn initiatief een verzoek indienen om ontheffing. De ontheffing is derhalve een beschikking op aanvraag (zie afdeling 4.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht). Dit houdt ook in dat de bepalingen van die afdeling van toepassing is op de aanvraag. Artikel 4:2 van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing.
De algemene raad heeft een formulier vastgesteld, zodat de aanvraag wordt vereenvoudigd. Dit formulier ‘verzoek ontheffing kantoorhouden buiten Nederland’ (bijlage 1) vraagt naar alle benodigde gegevens die voor de beoordeling van de aanvraag nodig zijn.
Het verzoek moet worden ingediend uiterlijk twee maanden voordat de vestiging buiten Nederland aanvangt. Daarmee wordt voorkomen dat een advocaat niet meer vindbaar is. Aangezien een kantoorverplaatsing buiten Nederland niet eenvoudig zal worden gezet, zal dit niet snel bezwarend zijn. Mocht wegens het spoedeisende karakter van de kantoorverplaatsing buiten Nederland het niet mogelijk zijn twee maanden van tevoren het verzoek in te dienen, kan feitelijk wel worden gewerkt op de locatie buiten Nederland, zij het dat dit op eigen risico is van de advocaat, maar wordt de kantoorverplaatsing lopende de aanvraag niet verwerkt op het tableau.
De advocaat die na afloop van de tijdsperiode van de ontheffing buiten Nederland kantoor wil blijven houden, zal een nieuwe aanvraag moeten indienen. De eventuele nieuwe ontheffing wordt eveneens voor periode van ten hoogste drie jaren verleend.
Artikel 4 Weigering van de ontheffing
Volledigheidshalve is in dit artikel opgenomen wanneer de ontheffing wordt geweigerd. Dit is het geval indien de advocaat geen bijzondere redenen heeft gegeven voor de vestiging buiten Nederland en geen gegevens heeft verstrekt over het waarborgen van het naleven van de kernwaarden. Voor de stagiaire geldt dat onvoldoende waarborgen in het opleidingsplan reden is tot weigering van de ontheffing.
Dit artikel laat onverlet dat op andere gronden de ontheffing kan worden geweigerd. De algemene raad zal dit van geval tot geval afwegen.
Artikel 5 Verlening van de ontheffing
Dit artikel vermeldt in welke gevallen (cumulatief) de algemene raad ontheffing zal verlenen.
Het onderdeel a vereist dat de advocaat kenbaar maakt welke bijzondere redenen hij heeft bij de kantoorverplaatsing buiten Nederland. Deze verplichting volgt uit artikel 12, derde lid, van de Advocatenwet. Onder bijzondere redenen kunnen bijvoorbeeld vallen (dus niet uitsluitend) een noodzakelijke uitbreiding van de praktijk in het buitenland, de verbetering van de dienstverlening door vestiging in het buitenland, de verbetering van de vakbekwaamheid of de vergroting van de persoonlijke ontwikkeling in het kader van de praktijkvoering of praktijkuitoefening. Dit zal bij de aanvraag moeten worden aangegeven.
Het onderdeel b sluit aan bij overweging 15 van de Vestigingsrichtlijn. De Vestigingsrichtlijn maakt immers mogelijk de gezamenlijke uitoefening van het beroep van advocaat, ook in de vorm van een samenwerkingsverband. Er moet worden vermeden dat de beroepsuitoefening in groepsverband in de lidstaat van herkomst aanleiding vormt voor belemmering of bemoeilijking van de vestiging van tot een dergelijke groep behorende advocaten in de lidstaat van ontvangst, terwijl het aan de andere kant de lidstaten moet worden toegestaan passende maatregelen te nemen ter verwezenlijking van de legitieme doelstelling van waarborging van de onafhankelijkheid van het beroep. Daarbij is het wenselijk dat in alle lidstaten die beroepsuitoefening in groepsverband toestaan, in bepaalde garanties wordt voorzien. Om inzicht te krijgen in de onafhankelijkheid van de beroepsuitoefening wordt gevraagd in welk praktijkverband hier in Nederland de advocaat werkzaam is en in het buitenland werkzaam zal zijn (vgl. overweging 15 van de Vestigingsrichtlijn).
Het onderdeel c is nodig om de actuele adresgegevens op het tableau te verwerken. Bij verlening van de ontheffing is geen separate melding van de kantoorverplaatsing nodig.
Het onderdeel d sluit aan op de wettelijke regeling dat de raad van de orde in het arrondissement tevoren wordt gehoord. Bij de stagiaire zal het vereiste opleidingsplan onderdeel uitmaken van het horen van de raad van de orde. De algemene raad zal in alle gevallen een eigen afweging maken, maar het advies van de raad van de orde daarin meewegen.
Het tweede lid bepaalt dat de ontheffing slechts voor bepaalde tijd wordt verleend. De advocaat kan aangeven voor welke duur in het buitenland kantoor wordt gehouden. De maximale tijdsperiode is drie jaren. Daarna kan de ontheffing worden verlengd.
Volledigheidshalve wordt vermeldt dat ingevolge artikel 12a van de Advocatenwet de lex silencio positivo niet van toepassing is.
Artikel 6 Voorwaarden in de ontheffing
De algemene raad verbindt voorwaarden aan de ontheffing, onder andere met betrekking tot de kenbaarheid.
De onderdelen a tot en met d zien op de kenbaarheid van de advocaat. De ontheffing wegens kantoorhouden buiten Nederland heeft gevolgen voor de registratie op het tableau. Er is immers sprake van een kantoorverplaatsing naar het buitenland. De verleende ontheffing wordt binnen het bureau van de Nederlandse orde van advocaten doorgegeven ter verwerking van de kantoorverplaatsing op het tableau. De voorwaarden in de ontheffing beogen aan cliënt en derden duidelijkheid te verschaffen over de plaats waar de advocaat kantoor houdt, welke deken bevoegd is inzake het toezicht en waar een eventuele klacht in Nederland kan worden ingediend. Voorts dient de hoedanigheid van de Nederlandse advocaat werkzaam in het buitenland tegenover derden steeds duidelijk kenbaar te zijn (vergelijk gedragsregel 9).
Het onderdeel e is opgenomen ter bescherming van de onafhankelijke beroepsuitoefening door de advocaat.
Op grond van de vestigingsrichtlijn zal de advocaat zich moeten inschrijven in de staat van ontvangst. Aangezien de Nederlandse orde van advocaten en de orde van advocaten in het arrondissement wettelijke verplichtingen hebben om gegevens uit te wisselen met de balie van de staat van ontvangt is in onderdeel f opgenomen dat het bewijs van inschrijving moet worden overgelegd.
In onderdeel g is opgenomen dat de advocaat bij een kantoorverplaatsing/vestiging terug naar Nederland deze terugkeer meldt. De melding geschiedt op grond van artikel 2, achtste lid, van de Advocatenwet. Na de terugkeer wordt de ontheffing ingetrokken, omdat deze dan niet langer nodig is.
De advocaat moet handelen overeenkomstig de voorwaarden, op straffe van intrekking van de ontheffing. Onder voorwaarden vallen niet enkel de voorschriften in de ontheffing, maar ook het bepaalde in de Advocatenwet of de Verordening op de advocatuur. De advocaat wordt erop gewezen dat hij door het kantoorhouden buiten Nederland de hoedanigheid van Nederlandse advocaat niet verliest. Daarom dient de advocaat ook in het kader van kantoorhouden buiten Nederland te voldoen aan het bepaalde in de Advocatenwet, de daarop gebaseerde verordeningen en de maatregelen van de raad van de orde in het arrondissement. Voorts kan de ontheffing worden ingetrokken indien de advocaat onjuiste gegevens heeft verstrekt. De deken van de orde van advocaten in het arrondissement is ingevolge artikel 45a van de Advocatenwet belast met het toezicht op de naleving van de verplichting in één arrondissement op één locatie kantoor te houden. De algemene raad kan een klacht indienen bij de deken van de orde van advocaten in het arrondissement indien de advocaat niet handelt overeenkomstig de voorwaarden.
Artikel 7 Ontheffing aan stagiaire
In dit artikel zijn de voorwaarden voor de ontheffing vermeld indien een stagiaire zijn kantoor wil vestigen buiten Nederland. Hieronder vallen derhalve ook de zogenaamde stagiaire-ondernemers en de buitenstagiaires. Stagiaires hebben (wettelijke) verplichtingen in het kader van de beroepsopleiding en de stage. Het beste voor de opleiding en stage is als een stagiaire geen kantoor gaat houden buiten Nederland en er continuïteit is ten aanzien van zijn werkzaamheden in de Nederlandse rechtspraktijk. In de praktijk kan het echter wenselijk zijn dat een stagiaire toch kantoor gaat houden buiten Nederland. Om te zorgen dat deze kantoorvestiging buiten Nederland niet ten koste gaat van de opleiding, is voorzien in extra waarborgen bovenop de andere bepalingen van deze beleidsregel.
Allereerst wordt vereist dat de patroon het verzoek om ontheffing medeondertekend. Hiermee wordt gewaarborgd dat de patroon op de hoogte is van de kantoorverplaatsing, de afspraken en het opleidingsplan. Bovendien is de patroon derde-belanghebbende.
Daarnaast wordt van de stagiaire vereist dat een individueel opleidingsplan wordt overgelegd. In dit opleidingsplan moeten de maatregelen en de waarborgen staan beschreven die de stagiaire en de patroon hebben genomen om ervoor te zorgen dat de stagiaire binnen de gestelde termijn aan de verplichtingen in het kader van de beroepsopleiding en de stage kan volbrengen. Het zal hierbij gaan om het kunnen deelnemen aan alle onderdelen van het onderwijs, aan alle toetsen, het maken van huiswerkopdrachten, het voldoen aan de lokale opleidingsvereisten, het kunnen optreden in rechte, het voldoende opdoen van praktijkervaring, enzovoorts. Het voordeel van het individueel opleidingsplan is dat kan worden voorzien in maatwerk. Daarbij is relevant in welke fase van de beroepsopleiding en stage de stagiaire zich bevindt. Een verzoek in het laatste jaar van de stage zal eerder worden verleend dan in het eerste jaar, omdat er meer verplichtingen zijn in het eerste jaar. Het volstaat niet om slechts in algemene zin te verklaren dat de stagiaire in staat wordt gesteld om de beroepsopleiding te volgen. Het opleidingsplan moet uiteraard worden nageleefd (vijfde lid).
De raad van de orde wordt eveneens gehoord over het opleidingsplan, wiens advies zwaar wordt meegewogen bij de afweging door de algemene raad (vierde lid).
De ontheffing wordt verleend voor een periode van ten hoogste anderhalf jaar (zesde lid). Het is immers van belang dat de stagiaire kennis maakt met de Nederlandse rechtspraktijk, andere advocaten binnen de balie en de raad van de orde in het arrondissement. De ervaring leert dat deze kennismaking in een later stadium in de carrière van de stagiaire lastiger is, terwijl een stagiaire na de stage geacht wordt om zelfstandig in de Nederlandse rechtspraktijk te kunnen werken.
Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat de stagiaire los van de ontheffing kantoorhouden buiten Nederland een verplichting heeft om kantoor te houden bij de patroon (zie artikel 9b, eerste lid, van de Advocatenwet). In geval van kantoorverplaatsing buiten Nederland moet de stagiaire derhalve kantoor blijven houden bij de patroon of anders, naast de ontheffing kantoorhouden buiten Nederland, een vrijstelling vragen bij de raad van de orde van de verplichting bij de patroon kantoor te houden (zie artikel 9b, derde lid, van de Advocatenwet).
C
Bijlage 1 formulier verzoek ontheffing kantoorhouden buiten Nederland komt te luiden als volgt:
Formulier verzoek ontheffing kantoorhouden buiten Nederland
Met dit formulier verzoekt u ontheffing van de verplichting in één arrondissement op één locatie kantoor te houden omwille van kantoor houden buiten Nederland (artikel 12, derde lid, van de Advocatenwet). De aanvraag dient ten minste twee maanden voor vertrek naar het buitenland te worden ingediend bij de algemene raad.
Alleen volledig en juist ingevulde en ondertekende formulieren (inclusief de benodigde documenten) worden in behandeling genomen. U krijgt van de algemene raad een besluit op uw aanvraag.
Stuur dit formulier bij voorkeur per e-mail naar: jz@advocatenorde.nl. Of per post naar de Nederlandse orde van advocaten, t.a.v. de afdeling juridische en bestuurlijke zaken, o.v.v. ontheffing kantoorhouden buiten Nederland, postbus 30851, 2500 GW, Den Haag.
1. Persoonsgegevens aanvrager
titulatuur: | .......... |
initialen: | .......... |
achternaam: | .......... |
BAR-nummer (A-nr.): | .......... |
2. Correspondentiegegevens aanvrager
arrondissement: | .......... |
naam kantoor: | .......... |
Correspondentieadreskantoor: | .......... |
postcode en plaats: | .......... |
telefoonnummer: (overdag te bereiken) | .......... |
e-mailadres: (t.b.v. correspondentie aanvraag) | .......... |
3. Specificatie aanvraag
naam kantoor buitenland: | .......... |
Correspondentieadres kantoor buitenland: | .......... |
.......... | |
postcode en plaats: | .......... |
land: | .......... |
telefoonnummer in het buitenland: | .......... |
e-mailadres in het buitenland: | .......... |
aanvang kantoorhouden buiten Nederland: | .......... |
einde kantoorhouden buiten Nederland: | .......... |
4. Toelichting bijzondere redenen voor vestiging buiten Nederland:
.......... .......... .......... .......... .......... .......... .......... |
5. Waarborg onafhankelijkheid
Toelichting op welke wijze het bij of krachtens de Advocatenwet gestelde (met name kernwaarden; artikel 10a, eerste lid, van de Advocatenwet) wordt nageleefd: .......... .......... .......... .......... .......... .......... .......... .......... |
6. Vragen uitsluitend indien aanvrager stagiaire is:
Toelichting op bijzondere redenen voor vestiging stagiaire buiten Nederland en de wijze van begeleiding van de stagiaire (stuur tevens individueel opleidingsplan mee) .......... .......... .......... .......... .......... .......... .......... |
8. Ondertekening aanvrager
Ik verklaar dat alle gegevens op dit formulier volledig en naar waarheid zijn ingevuld. | |
naam aanvrager: | .......... |
plaats en datum: | .......... |
handtekening aanvrager: | .......... |
9. Ondertekening patroon (uitsluitend indien aanvrager stagiaire is)
Ik verklaar akkoord te zijn met het indienen van een aanvraag tot ontheffing kantoor houden buiten Nederland van de aanvrager. | |
naam patroon: | .......... |
kantoor patroon: | .......... |
plaats en datum: | .......... |
handtekening patroon: | .......... |
ARTIKEL III
De Beleidsregel onderwijs en toetsen BA komt te luiden als volgt:
A
Besluit van de algemene raad van 11 januari 2016 tot vaststelling van de beleidsregel inzake vrijstelling deelname onderwijs, vrijstelling van onderdelen van het examen en de procedure met betrekking tot de aanvraag vrijstelling of het verzoek tot toepassing van de hardheidsclausule (Beleidsregel onderwijs en toetsen BA)
De algemene raad van de Nederlandse orde van advocaten,
gelet op artikel 9c van de Advocatenwet;
gelet op de artikelen 3.17, vijfde lid, 3.18, 3.19, negende lid, 3.20, van de Verordening op de advocatuur;
gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;
stelt het navolgende besluit vast:
Artikel 1 Reikwijdte van de beleidsregel onderwijs en toetsen BA
Deze beleidsregel is van toepassing op de advocaat die op grond van artikel 9c van de Advocatenwet de opleiding voor stagiaires moet volgen.
Artikel 2 Uitleg wettelijke voorschriften
In deze beleidsregel wordt verstaan onder:
- examen:
de afsluiting van de beroepsopleiding advocaten, bedoeld in artikel 9c, eerste lid, van de Advocatenwet, die bestaat uit meerdere onderdelen;
- hardheidsclausule:
de mogelijkheid af te wijken in gevallen waarin toepassing van de desbetreffende bepaling zou leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard;
- OIO:
officier van justitie in opleiding;
- RIO:
rechter in opleiding;
- toets:
een onderdeel van het examen.
Artikel 3 Verzoek vrijstelling en hardheidsclausule
1.De stagiaire verzoekt vrijstelling deelname onderwijs als bedoeld in artikel 3.18, eerste lid, van de Verordening op de advocatuur, uiterlijk vier weken na aanvang van het desbetreffende onderwijs door middel van het in bijlage 1 opgenomen formulier verzoek vrijstelling onderwijs of toets.
2.De stagiaire verzoekt vrijstelling van een toets als bedoeld in artikel 3.20, eerste lid, van de Verordening op de advocatuur, uiterlijk zes weken voor de desbetreffende eerste toetsgelegenheid door middel van het in bijlage 1 opgenomen formulier verzoek vrijstelling onderwijs of toets.
3.De stagiaire verzoekt tot toepassing van de hardheidsclausule als bedoeld in artikel 3.19, negende lid, van de Verordening op de advocatuur, uiterlijk vier weken na de desbetreffende toetsgelegenheid door middel van het in bijlage 2 opgenomen formulier verzoek hardheidsclausule BA.
4.De stagiaire die is ingeschreven op het tableau vanwege de hoedanigheid van RIO of OIO verzoekt vrijstelling deelname onderwijs en vrijstelling van het examen door middel van het formulier aanmeldformulier beroepsopleiding advocaten RIO/OIO.
Artikel 4 Weigering van de vrijstelling
1.De algemene raad weigert de vrijstelling deelname onderwijs in ieder geval indien:
a.de stagiaire het verzoek indient later dan vier weken na aanvang van het desbetreffende onderwijs;
b.de stagiaire verzoekt om vrijstelling deelname onderwijs voor de vakken vaardigheden, schriftelijke vaardigheden, inclusief argumentatieleer, en beroepsattitude & beroepsethiek;
c.de stagiaire verzoekt om vrijstelling voor een deel van het onderwijs; of
d.de stagiaire reeds het gehele onderwijs heeft gevolgd.
2.De algemene raad weigert de vrijstelling toets in ieder geval indien:
a.de stagiaire het verzoek indient later dan vier weken voorafgaand aan de desbetreffende toets;
b.de stagiaire verzoekt om vrijstelling toets voor de vakken vaardigheden, schriftelijke vaardigheden, inclusief argumentatieleer, en beroepsattitude & beroepsethiek;
c.het voor de stagiaire niet de eerste toetsgelegenheid is van het desbetreffende vak; of
d.de stagiaire reeds een onvoldoende resultaat heeft behaald voor de desbetreffende toets.
3.De algemene raad weigert de vrijstelling deelname onderwijs en vrijstelling toets voor de RIO en OIO in ieder geval indien:
a.de stagiaire zijn hoedanigheid van RIO of OIO niet aantoont;
b.de stagiaire die is ingeschreven op het tableau vanwege zijn hoedanigheid van RIO of OIO voornemens is om langer dan één jaar op het tableau ingeschreven te staan; of
c.de stagiaire die is ingeschreven op het tableau vanwege zijn hoedanigheid van RIO of OIO vrijstelling verzoekt voor het gehele onderwijs en alle onderdelen van het examen.
Artikel 5 Verlening van de vrijstelling
1.De algemene raad verleent de vrijstelling deelname onderwijs in ieder geval indien:
a.de stagiaire verzoekt om vrijstelling deelname onderwijs voor een volledig cognitief vak; en
b.de stagiaire beschikt over de aan de beroepsopleiding advocaten gelijkwaardige theoretische en praktische bekwaamheid, bedoeld in artikel 3.18, tweede lid, van de Verordening op de advocatuur, inhoudende dat:
–aan de toetstermen, neergelegd in de vakbeschrijving van het vak waarvoor een vrijstelling wordt gevraagd, is voldaan;
–de bekwaamheid niet langer dan drie jaren vóór de beëdiging is verworven; en
–de bekwaamheid is opgedaan vanuit een partijdige invalshoek.
2.De algemene raad verleent de vrijstelling toets uitsluitend indien:
a.de stagiaire verzoekt om vrijstelling toets voor een cognitief vak;
b.het de eerste toetsgelegenheid is voor het desbetreffende vak;
c.de stagiaire voldoet aan het bepaalde in het eerste lid, onderdeel b; en
d.de stagiaire beschikt over recente diepgaande relevante theoretische bekwaamheid, blijkende uit:
–behaald diploma of certificaat van een toets waarvan het niveau vergelijkbaar is met dat van de betreffende toets in de beroepsopleiding advocaten, behaald niet langer dan drie jaren voor de eerste toetsgelegenheid; of
–fundamenteel onderzoek, gepubliceerd in wetenschappelijke tijdschriften of vakbladen, gepubliceerd niet langer dan drie jaren voor de beëdiging.
3.De algemene raad verleent de vrijstelling deelname onderwijs en examen voor de RIO/OIO in ieder geval indien:
a.de stagiaire die is ingeschreven op het tableau vanwege zijn hoedanigheid van RIO of OIO aangeeft voornemens te zijn te verzoeken om schrapping van het tableau direct na afloop van de periode voor het opdoen van werkervaring in het kader van de rechterlijke opleiding; en
b.de stagiaire die is ingeschreven op het tableau vanwege zijn hoedanigheid van RIO of OIO vrijstelling vraagt van deelname aan het onderwijs en vrijstelling van het examen, met uitzondering van het introductieblok van het vak beroepsattitude & beroepsethiek.
Artikel 6 Voorwaarden in de vrijstelling RIO/OIO
De algemene raad verbindt aan de vrijstelling deelname onderwijs en de vrijstelling examen RIO/OIO in ieder geval de voorwaarde dat de stagiaire die is ingeschreven op het tableau vanwege zijn hoedanigheid van RIO of OIO verzoekt om schrapping van het tableau na afloop van de periode voor het opdoen van werkervaring in het kader van de rechterlijke opleiding en uiterlijk met ingang van een door de algemene raad te bepalen datum.
B
De toelichting komt te luiden als volgt:
Algemeen
In de praktijk komt het met enige regelmaat voor dat een stagiaire vrijstelling vraagt voor deelname aan het onderwijs of van de verplichting om in alle onderdelen van het examen een toets af te leggen. Concreet wordt dan verzocht om vrijstelling deelname onderwijs voor een vak of om vrijstelling van een toets. Daarnaast komt het voor dat een stagiaire een verzoek doet tot toepassing van de hardheidsclausule, bijvoorbeeld om zijn toetsgelegenheid te behouden.
Toetsgelegenheden en behoud toetskans
Per vak mag de stagiaire ten hoogste driemaal een toets afleggen. De stagiaire neemt deel aan de eerste toetsgelegenheid van het vak nadat het onderwijs is gevolgd. Indien de stagiaire de eerste toets van een vak niet heeft behaald, dan is de stagiaire verplicht om deel te nemen aan de eerstvolgende toetsgelegenheid die wordt geboden (tweede toetskans). Indien de stagiaire niet deelneemt aan de voor hem geldende toetsgelegenheid, wordt de toets als niet behaald beschouwd. Dit kan ook het geval zijn als de stagiaire niet wordt toegelaten tot de toets, omdat nog niet aan alle onderwijsverplichtingen is voldaan.
Als de stagiaire door overmacht niet kan deelnemen aan de toets, kan de stagiaire tot uiterlijk vier weken na de toetsgelegenheid een zogenaamd ‘verzoek behoud toetskans’ indienen op grond van de hardheidsclausule (artikel 3.19, negende lid, juncto zevende lid, van de Verordening op de advocatuur). Daardoor gaat geen toetskans verloren.
Indien de stagiaire de tweede toetskans niet heeft behaald, dan wordt de stagiaire automatisch ingepland voor de eerstvolgende (dan dus derde) toetsgelegenheid. De stagiaire is echter niet verplicht om deze derde toetskans op dat eerstvolgende moment te benutten. De stagiaire kan ervoor kiezen te worden ingepland voor een daaropvolgende toetsgelegenheid. Wel moet de stagiaire hierbij rekening houden met de duur van de stage.
Het ‘verzoek behoud toetskans’ op grond van de hardheidsclausule (artikel 3.19, negende lid, juncto zevende lid, van de Verordening op de advocatuur) is niet van toepassing bij de derde toetskans, omdat daar niet geldt dat de eerstvolgende toetsgelegenheid moet worden gebruikt om de toets af te leggen.
Alternatieve wijze van toetsing
Indien de stagiaire een functiebeperking heeft, kan de stagiaire de examencommissie verzoeken om de toets op een zo veel mogelijk aan zijn of haar individuele beperking aangepaste wijze af te leggen. Hierbij kan worden gedacht aan verlenging van de standaardduur van de toets, gebruik van hulpmiddelen en/of aanpassing van de toetsvorm. Het verzoek moet worden ondersteund door een medische verklaring.
Extra toetskans
In het geval dat de stagiaire ook de derde toetskans niet heeft gehaald, kan de stagiaire verzoeken om een extra toetskans op grond van de hardheidsclausule (artikel 3.19, negende lid, juncto zesde lid, van de Verordening op de advocatuur). Het negende lid bepaalt immers dat de algemene raad kan afwijken van het zesde lid, waarin staat dat de stagiaire ten hoogste driemaal een toets per vak kan afleggen. De stagiaire dient bij een beroep op deze hardheidsclausule aan te tonen dat toepassing van het zesde lid leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.
De algemene raad gaat zeer restrictief om met de toepassing van deze hardheidsclausule. In het verleden zijn uitsluitend verzoeken ingewilligd waarin:
i)sprake was van overmacht (van buiten komend onheil) waardooriedere toets niet met goed gevolg is afgelegd; en (cumulatief)
ii)alle andere mogelijkheden (behoud toetskans, zelf bepalen derde toetsmoment, alternatieve wijze van toetsing) geen oplossing kondenbieden.
De stagiaire zal dus moeten aantonen dat sprake is van overmacht bij iedere toets, causaal verband tussen het van buiten komend onheil en het niet behalen van de toetsen, wat de stagiaire heeft gedaan om de effecten van het van buiten komend onheil te verkleinen èn waarom alle andere mogelijkheden in het specifieke geval geen oplossing konden bieden. Door het maken van de toets aanvaardt de stagiaire het risico dat de toets met een onvoldoende resultaat kan worden afgesloten. Dit risico kan niet worden verlegd met een beroep op een extra toetskans.
De stagiaire moet het verzoek tot een extra toetskans indienen uiterlijk vier weken na de betreffende derde toetsgelegenheid. Reeds op dat moment weet de stagiaire immers alle omstandigheden van de overmacht waardoor de eerste en tweede toets en vermoedelijk ook derde toets niet goed is afgelegd en dat de andere mogelijkheden geen oplossing konden bieden. In het geval dat de uitslag van de derde toets nog niet bekend is, zal het verzoek zekerheidshalve moeten worden ingediend in afwachting van de uitslag.
Artikelsgewijs
Artikel 1 Reikwijdte van de beleidsregel onderwijs en toetsen BA
De Beleidsregel onderwijs en toetsen BA is van toepassing indien een advocaat nog de beroepsopleiding advocaten moet afronden. In deze beroepsopleiding moet onderwijs worden gevolgd. Daarbij wordt de beroepsopleiding afgesloten met een examen, bestaande uit meerdere onderdelen (toetsen, aanwezigheidsverplichtingen, etc.).
Artikel 2 Uitleg wettelijke voorschriften
Vanuit de praktijk kwamen vragen over begrippen met betrekking tot de vrijstellingen deelname onderwijs en vrijstellingen toetsen. Om deze reden is in deze beleidsregel opgenomen op welke wijze de algemene raad de begrippen uitlegt bij de uitoefening van zijn bevoegdheid.
Voor wat betreft het begrip examen is aangesloten bij het begrip in de Advocatenwet. Het examen bestaat uit meerdere onderdelen (toetsen, aanwezigheidsverplichtingen, etc.). Als alle onderdelen van het examen met goed gevolg zijn voltooid, is daarmee ook het examen behaald.
Met het begrip hardheidsclausule wordt gedoeld op de bepalingen in de Verordening op de advocatuur, waarbij de algemene raad de mogelijkheid heeft af te wijken in gevallen waarin toepassing van de desbetreffende bepaling zou leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.
Voor wat betreft OIO (officier van justitie in opleiding) en RIO (rechter in opleiding) is aangesloten bij de begrippen van die desbetreffende opleidingen.
Artikel 3 Verzoek vrijstelling
De stagiaire moet op zijn initiatief een verzoek indienen om vrijstelling. De vrijstelling is derhalve een beschikking op aanvraag (zie afdeling 4.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht). Dit houdt ook in dat de bepalingen van die afdeling van toepassing is op de aanvraag. Artikel 4:2 van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing.
De algemene raad heeft formulieren vastgesteld, zodat de aanvragen worden vereenvoudigd. Voor de vrijstelling deelname onderwijs is dat het formulier verzoek vrijstelling onderwijs (bijlage 1), voor de vrijstelling toets is dat het formulier verzoek vrijstelling toets (bijlage 2) en voor de hardheidsclausule het formulier verzoek hardheidsclausule BA (bijlage 3). De vrijstelling deelname onderwijs en toets RIO/OIO wordt afgehandeld direct bij aanmelding van de beroepsopleiding. Daarvoor is een separaat aanmeldformulier beroepsopleiding advocaten RIO/OIO ontworpen. De formulieren vragen naar alle benodigde gegevens die voor de beoordeling van de aanvragen nodig zijn.
Het verzoek moet worden ingediend binnen een bepaalde termijn. Voor de vrijstelling deelname onderwijs uiterlijk vier weken na aanvang van het onderwijs. Het is immers mogelijk dat gedurende het onderwijs de stagiaire tot de conclusie komt dat reeds aan de toetstermen is voldaan. Na deze termijn heeft een verzoek weinig zin meer, omdat een besluit op het verzoek dan niet meer voor de toets is te verwachten en de stagiaire om zijn toetskans zeker te stellen toch aan het onderwijs moet blijven deelnemen.
Voor vrijstelling toets is de termijn uiterlijk zes weken voor de desbetreffende eerste toetsgelegenheid. Hierdoor wordt verzekerd dat een besluit kan worden genomen voordat de toets moet worden afgelegd. Daarmee wordt tevens voorkomen dat de stagiaire in zijn belang wordt geschaad als het besluit lang op zich laat wachten en de toets toch moet worden afgelegd en in de tussentijd wellicht minder aandacht aan de studie zal worden geschonken.
Voor de hardheidsclausule is de termijn uiterlijk vier weken na de desbetreffende toetsgelegenheid, aangezien hier een van buiten komend onheil zal hebben plaatsgevonden. In die gevallen kan niet worden geëist dat voorafgaand aan de toetskans of direct na de toetskans het verzoek wordt ingediend. De stagiaire zal spreekwoordelijk ‘met zijn hoofd ergens anders zijn’. Verwacht mag worden dat uiterlijk vier weken na de toetsgelegenheid de stagiaire (of de hulp die de stagiaire heeft ingeschakeld, bijvoorbeeld zijn patroon) de gevolgen kan overzien en een verzoek indient.
Voor de RIO/OIO is geen termijn nodig, aangezien het verzoek gelijktijdig met de aanmelding voor de beroepsopleiding wordt ingediend.
Artikel 4 Weigering van de vrijstelling
Zekerheidshalve is in dit artikel opgenomen wanneer de vrijstelling wordt geweigerd. De gronden zijn alternatief geformuleerd; iedere grond is op zichzelf voldoende om de vrijstelling te weigeren. Dit artikel laat onverlet dat op andere gronden de vrijstelling wordt geweigerd. De algemene raad zal dit van geval tot geval afwegen.
Artikel 5 Verlening van de vrijstelling
In dit artikel is opgenomen wanneer de vrijstelling wordt verleend. Het moet allereerst gaan om een cognitief vak. De zogenaamde vaardigheidsvakken en vakken beroepsattitude en -ethiek zijn dermate belangrijk voor de praktijkvoering van de advocaat dat deze zijn uitgesloten van vrijstelling. Bovendien kan een vrijstelling alleen op een volledig onderdeel (vak) van de beroepsopleiding betrekking hebben.
Via deze beleidsregel wordt uitleg gegeven van het begrip ‘gelijkwaardige theoretische en praktische bekwaamheid’ uit de Verordening op de advocatuur. De algemene raad vergelijkt de door de stagiaire verworven bekwaamheid met de toetstermen die zijn neergelegd in de vakbeschrijving van het vak waarvoor een vrijstelling wordt gevraagd.
Om zeker te zijn dat aan de doelstelling van het vrijstellingenbeleid wordt voldaan, is het van belang dat de stagiaire over actuele kennis beschikt. Onderwijs dat langer dan drie jaar voor de beëdiging is gevolgd op een rechtsgebied waarop de stagiaire vervolgens niet werkzaam is geweest, voldoet naar de mening van de algemene raad niet aan dat criterium. Het recht is immers voortdurend in ontwikkeling.
Voorts hecht de algemene raad aan de partijdige invalshoek, waarmee bedoeld is aan te geven dat tijdens het onderwijs of in de praktijk de stagiaire heeft geleerd de problematiek te bezien vanuit de positie van zijn cliënt. Duidelijk moet zijn dat de stagiaire heeft geleerd dat hij partijdig is, in de zin dat hij de belangen van zijn cliënt dient en zich daartoe strategisch opstelt ten opzichte van de wederpartij. Bij beoordeling van recente praktijkervaring geldt eveneens dat de stagiaire in die positie te maken had met belangenbehartiging, waarbij, vergelijkbaar met de advocatuur, uitdrukkelijk positie wordt gekozen voor de rechtzoekende.
Het is uitdrukkelijk niet de bedoeling om vrijstelling te verlenen voor het elders volgen van onderwijs in het betreffende onderdeel van de beroepsopleiding, tenzij dit onderwijs door een door de algemene raad geaccrediteerde onderwijsinstelling wordt verzorgd. De stagiaire heeft immers de verplichting om de beroepsopleiding advocaten te voltooien.
In het tweede lid van dit artikel wordt aangegeven op welke wijze de algemene raad de betrokken belangen afweegt bij het gebruik van zijn vrijstellingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 3.20, eerste lid, van de Verordening op de advocatuur (vrijstelling toets).
Ook hierbij geldt dat het moet gaan om een cognitief vak. De zogenaamde vaardigheidsvakken en beroepsattitude en -ethiek zijn dermate belangrijk voor de praktijkvoering van de advocaat dat deze zijn uitgesloten van vrijstelling.
Indien de stagiaire eerder aan de toets heeft deelgenomen, wordt van de verplichting om die toets af te leggen geen vrijstelling verleend.
Ten aanzien van de vrijstelling toets is niet voldoende dat een gelijkwaardigetheoretische en praktische bekwaamheid is verworven; de stagiaire dient aan te tonen dat hij een diepgaande relevante theoretische bekwaamheid heeft verworven. Er moet derhalve zowel worden voldaan aan de vereisten voor vrijstelling deelname onderwijs, als ook worden aangetoond dat diepgaande theoretische bekwaamheid is verworven.
De stagiaire geeft blijk van deze recente diepgaande relevante theoretische bekwaamheid door een door de stagiaire gevolgde opleiding ter afsluiting waarvan een diploma is afgegeven, na het behaald hebben van een schriftelijk of mondeling examen. Hierbij kan worden gedacht aan een algemene opleiding, vergelijkbaar met een Grotius-opleiding of de postacademische leergang arbeidsrecht (PALA). Het volgen van een cursus waarvoor een deelnamecertificaat wordt verstrekt, voldoet niet aan de kwalificatie diepgaande theoretische kennis. Uiteraard kan een en ander ook worden aangetoond door middel van een combinatie van meerdere diploma’s of certificaten. Voorts kan bedoelde theoretische kennis blijken uit recente publicaties van wetenschappelijke artikelen waaruit blijkt dat fundamenteel onderzoek heeft plaatsgevonden op een bepaald en voor de beroepsopleiding relevant rechtsgebied.
Voor wat betreft het waarborgen dat het actuele kennis betreft is aangesloten bij het eerste lid, onderdeel b, tweede gedachtestreep.
In het derde lid is bepaald dat de algemene raad op verzoek van een rechter in opleiding of officier van justitie in opleiding vrijstelling verleent van de verplichting tot het deelnemen aan het onderwijs en vrijstelling verleent van de verplichting tot het afleggen van het examen, behalve voor het deelnemen aan het introductieblok van het vak beroepsattitude & beroepsethiek. Tijdens dit introductieblok worden immers de kernwaarden en gedragsregels behandeld. Deze kennis is ook uitermate nuttig voor RIO’s en OIO’s. Het is niet de bedoeling dat nadat vrijstelling wordt verkregen de RIO of OIO besluit om alsnog onvoorwaardelijk ingeschreven advocaat te worden en daardoor zonder volledige beroepsopleiding de stageverklaring krijgt. Indien dit het geval is vervalt de vrijstelling en moet die persoon alsnog de gehele beroepsopleiding volgen.
Artikel 6 Voorwaarden in de vrijstelling RIO/OIO
Dit artikel is opgenomen om te voorkomen dat een RIO of OIO met een vrijstelling van de beroepsopleiding toch de stageverklaring wil behalen. De RIO of OIO zou anders immers ten onrechte eenvoudig de beroepsopleiding halen vanwege het voorwendsel van de opleiding als RIO/OIO. De reden van de vrijstelling is uitsluitend gelegen in de omstandigheid dat in die opleiding het opdoen van werkervaring in de advocatuur wordt gevraagd. De vrijstelling maakt dit mogelijk. Er is echter geen inhoudelijke beoordeling of een gelijkwaardige theoretische en praktische bekwaamheid is verworven.
C
Bijlage 1 formulier verzoek vrijstelling onderwijs komt te luiden als volgt:
Formulier verzoek vrijstelling onderwijs of toets
Met dit formulier verzoekt u vrijstelling voor een vak van de beroepsopleiding advocaten (BA).
De algemene raad beslist in beginsel binnen acht weken op uw aanvraag. Het is daarom raadzaam om uw verzoek ten minste acht weken voor de start van het onderwijs van het vak in te dienen.
U kunt dit formulier voorzien van de verzochte bijlagen toesturen aan de Nederlandse orde van advocaten o.v.v. vrijstellingsverzoek BA, per e-mail naar jz@advocatenorde.nl of per post t.a.v. de afdeling juridische en bestuurlijke zaken, postbus 30851, 2500 GW, Den Haag.
1. Persoonsgegevens aanvrager
titulatuur: | .......... |
initialen: | .......... |
achternaam: | .......... |
BAR-nummer (A-nr.): | .......... |
2. Correspondentiegegevens aanvrager
arrondissement: | .......... |
naam kantoor: | .......... |
correspondentieadres kantoor: | .......... |
postcode en plaats: | .......... |
telefoonnummer: (overdag te bereiken) | .......... |
e-mailadres waarop u bereikbaar bent: (t.b.v. correspondentie aanvraag) | .......... |
3. Overige gegevens
datum beëdiging: | .......... |
gekozen leerlijn: | .......... |
naam patroon: | .......... |
e-mailadres waarop uw patroon bereikbaar is: | .......... |
4. Specificatie van de aanvraag
ik vraag vrijstelling voor: | O het volgen van het onderwijs O het afleggen van de toets (incl. volgen onderwijs)* * aankruisen wat van toepassing is |
van het (keuze)vak: | .......... |
startdatum onderwijs: | .......... |
5. Bijlagen
Vrijstelling onderwijs
In artikel 5, eerste lid, van de Beleidsregel onderwijs en toetsen BA zijn de voorwaarden voor een vrijstelling voor het volgen van het onderwijs van een vak neergelegd. De hieronder aangehaalde toetstermen kunt u vinden in het curriculum van de BA.
Voor de beoordeling of u aan de voorwaarden uit voornoemd artikel voldoet, verzoeken wij u uw aanvraag te onderbouwen met:
–een beschrijving waarin u per toetsterm of cluster van toetstermen van het vak uiteenzet met welke in de drie jaar voor uw beëdiging relevante door u opgedane kennis uit (onderdelen van) cursussen/opleidingen en werkervaring u de theoretische en praktische bekwaamheid heeft verkregen die gelijkwaardig is aan betreffende toetsterm(en) van dit vak;
–een beschrijving van de wijze waarop u deze bekwaamheid en kennis heeft opgedaan vanuit een partijdige invalshoek.
Vrijstelling toets (incl. volgen onderwijs)
In artikel 5, tweede lid, van de beleidsregel zijn de voorwaarden voor een vrijstelling voor het afleggen van de toets van een vak neergelegd.
Voor de beoordeling of u aan deze voorwaarden uit dit artikel voldoet, verzoeken wij u naast de informatie voor vrijstelling onderwijs ten minste ook de volgende informatie te overleggen:
–een beschrijving met welke door u in de drie jaar vóór uw beëdiging afgeronde opleiding(en) (diploma behaald na afsluitend examen) of door u in wetenschappelijke tijdschriften gepubliceerde artikelen u diepgaande theoretische bekwaamheid, als bedoeld in de beleidsregel, heeft verworven op het rechtsgebied van het vak waar u vrijstelling voor verzoekt;
–een beschrijving van eventuele bijzondere omstandigheden die wij moeten meewegen in onze beoordeling.
Stuur als bewijsstukken mee: diploma’s, certificaten, leerstofomschrijvingen, vakomschrijvingen, gepubliceerde artikelen en werkverklaringen.
D
Bijlage 2 formulier verzoek hardheidsclausule BA wordt ongewijzigd vastgesteld.
ARTIKEL IV
De Beleidsregel subsidies NOvA wordt gewijzigd als volgt:
A
De aanhef wordt gewijzigd als volgt:
Bestaande tekst | Nieuwe tekst |
---|---|
De algemene raad van de Nederlandse orde van advocaten; | De algemene raad van de Nederlandse orde van advocaten, |
gelet op 32, eerste lid, van de Advocatenwet; gelet op artikel titel 4.2 en 4.3 van de Algemene wet bestuursrecht; gelet op paragraaf 2.2.4 van de Verordening op de advocatuur; stelt de navolgende beleidsregel vast: | gelet op 32, eerste lid, van de Advocatenwet; gelet op artikel titel 4.2 en 4.3 van de Algemene wet bestuursrecht; gelet op paragraaf 2.2.4 van de Verordening op de advocatuur; stelt het navolgende besluit vast: |
B
Artikel 1 wordt gewijzigd als volgt:
Bestaande tekst | Nieuwe tekst |
---|---|
Artikel 1 Reikwijdte | Artikel 1 Reikwijdte |
Deze beleidsregel is van toepassing op alle subsidierelaties. | Deze beleidsregel is van toepassing op het verlenen van subsidie voor activiteiten die door de stichting ondersteuning tuchtcolleges advocatuur worden uitgevoerd en welke passen binnen de statutaire doelstellingen van de stichting en op het verlenen van subsidies op grond van artikel 4:23, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht. |
C
De toelichting komt te luiden als volgt: