Wijzigingsbesluit stageverkorting
Besluit van de algemene raad van 2 november 2015 tot wijziging van de Beleidsregel stageverkorting (Wijzigingsbesluit stageverkorting)
ARTIKEL I
De Beleidsregel stageverkorting komt te luiden als volgt:
De algemene raad van de Nederlandse orde van advocaten;
Gelet op artikelen 4:81 en 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht;
Gelet op artikel 9b, tweede lid, van de Advocatenwet;
Overwegende dat de raden van de orden de duur van de stage slechts verkorten indien:
a. de betrokken stagiaire kan wijzen op juridische ervaring, welke gelijk is te achten aan een Nederlandse advocatenstage; of
b. het gaat om een zeer geringe verkorting, waarbij sprake is van een duidelijk belang aan de zijde van de stagiaire;
stelt de volgende beleidsregel vast:
ARTIKEL II
De toelichting komt te luiden als volgt:
TOELICHTING
Algemeen
De Nederlandse orde van advocaten heeft criteria opgesteld die de raden van de orden als hun beleid hebben omarmd bij de beoordeling van verzoeken om verkorting van de duur van de stage. Deze criteria staan in de considerans van deze beleidsregel. De termijn van drie jaar voorgeschreven voor de stage is een minimale termijn waarin de vorming van de advocaat nauwelijks kan worden voltooid. In verband hiermede zijn de raden van de orde uiterst terughoudend met het verlenen van goedkeuring. In het verleden is een stageverkorting van acht, respectievelijk zeven weken, geweigerd. Daarbij is niet als duidelijk belang aanvaard dat de stagiaire niet in de advocatuur werkzaam wilde blijven.
Artikelsgewijs
Artikel 1
In dit artikel wordt aangegeven op welke wijze de algemene raad de betrokken belangen afweegt bij het gebruik van zijn bevoegdheid goedkeuring te onthouden.
Ingevolge artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht kan de goedkeuring slechts worden onthouden wegens strijd met het recht of op een grond, neergelegd in de wet waarin of krachtens welke de goedkeuring is voorgeschreven. In de Advocatenwet zijn geen gronden waarop de algemene raad goedkeuring mag onthouden. Dit betekent dat de algemene raad alleen goedkeuring kan onthouden wegens strijd met het recht. Van die bevoegdheid maakt de algemene raad gebruik, tenzij dit, zoals bijvoorbeeld bij schending van vormvoorschriften, een te zwaar middel zou zijn.