VO-17 Wijzigingsverordening vakbekwaamheid 2022

AfdrukkenOpslaan als PDF

Besluit van het college van afgevaardigden van 6 april 2022 houdende de wijziging van de Verordening op de advocatuur in verband met de deelname van de gespreksleider intervisie aan de kwaliteitstoetsen en de opleidingspunten bij zwangerschap (Wijzigingsverordening vakbekwaamheid 2022)

 

Het college van afgevaardigden van de Nederlandse orde van advocaten,

 

gelet op artikel 26, vijfde lid, van de Advocatenwet;

gelet op artikel 28, tweede lid, onderdeel a, van de Advocatenwet;

gezien het voorstel van de algemene raad;

gezien het advies van de raad van advies;

gezien het advies van de adviescommissie regelgeving;

 

stelt de navolgende bepalingen vast:

 

ARTIKEL I

 

De Verordening op de advocatuur wordt gewijzigd als volgt:

 

A

 

Artikel 4.3a wordt gewijzigd als volgt:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 4.3a Kwaliteitstoetsen

1.     Een advocaat is verplicht ieder kalenderjaar, en voor het eerst het kalenderjaar volgend op de onvoorwaardelijke inschrijving op het tableau, deel te nemen aan kwaliteitstoetsen door:

  1. intervisie onder begeleiding van een gespreksleider die is aangewezen als deskundige als bedoeld in artikel 26, eerste lid, van de Advocatenwet, gedurende ten minste acht uur per jaar, met ten minste twee uur en ten hoogste vier uur aaneengesloten per dag; of
  2. peer review door een reviewer die is aangewezen als deskundige als bedoeld in artikel 26, eerste lid, van de Advocatenwet, gedurende ten minste vier uur per jaar, met ten minste twee uur en ten hoogste vier uur aaneengesloten per dag.

2.     De algemene raad stelt nadere regels over:

  1. de vereisten aan intervisie en peer review; en
  2. de vereisten aan de aanwijzing, de intrekking van de aanwijzing en de registratie van gespreksleiders en reviewers.

Artikel 4.3a Kwaliteitstoetsen

1.     Een advocaat is verplicht ieder kalenderjaar, en voor het eerst het kalenderjaar volgend op de onvoorwaardelijke inschrijving op het tableau, deel te nemen aan kwaliteitstoetsen door:

a.     intervisie ofwel onder begeleiding van een gespreksleider ofwel als gespreksleider die is aangewezen als deskundige als bedoeld in artikel 26, eerste lid, van de Advocatenwet, gedurende ten minste acht uur per jaar, met ten minste twee uur en ten hoogste vier uur aaneengesloten per dag; of

b.     peer review door een reviewer die is aangewezen als deskundige als bedoeld in artikel 26, eerste lid, van de Advocatenwet, gedurende ten minste vier uur per jaar, met ten minste twee uur en ten hoogste vier uur aaneengesloten per dag.

2.     De algemene raad stelt nadere regels over:

a.     de vereisten aan intervisie en peer review; en

b.     de vereisten aan de aanwijzing, de intrekking van de aanwijzing en de registratie van gespreksleiders en reviewers.

.

 

            B

 

Artikel 4.7 wordt gewijzigd als volgt:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 4.7 Langdurige ziekte

1.     Indien een advocaat de praktijk meer dan zes maanden niet heeft uitgeoefend in verband met ziekte kan hij een beroep doen op toepassing van het tweede tot en met vierde lid.

2.     Artikel 4.4, eerste en tweede lid, is niet van toepassing zo lang de advocaat de praktijk niet uitoefent. Artikel 4.5 is niet van toepassing op een tekort aan opleidingspunten ontstaan voordat het onderhavige derde en vierde lid van toepassing werden.

3.     Op het moment dat de advocaat de praktijkuitoefening geheel of gedeeltelijk hervat:
a. wordt het aantal opleidingspunten, bedoeld in 
artikel 4.4, eerste lid, dat hij dient te behalen in het kalenderjaar dat hij de praktijkuitoefening hervat, naar rato verminderd overeenkomstig artikel 4.4, derde lid; en
b. behaalt de advocaat binnen twaalf maanden op een voor zijn praktijk relevant rechtsgebied;

- vijf opleidingspunten indien de advocaat minder dan twaalf maanden de praktijk niet heeft uitgeoefend;

- tien opleidingspunten indien de advocaat twaalf maanden of meer maar minder dan vierentwintig maanden de praktijk niet heeft uitgeoefend;

- twintig opleidingspunten indien de advocaat meer dan vierentwintig maanden de praktijk niet heeft uitgeoefend.

4.     Indien een advocaat in het kalenderjaar waarin hij de praktijkuitoefening geheel of gedeeltelijk hervat minder dan zes maanden de praktijk uitoefent, is artikel 4.4, tweede lid, niet van toepassing in dat kalenderjaar.

5.     Een advocaat kan binnen vier weken nadat hij de praktijk geheel of gedeeltelijk heeft hervat de raad van de orde verzoeken om gehele of gedeeltelijke vrijstelling van het derde lid, onderdeel b, waarbij hij aantoont dat hij voldoende actuele kennis heeft van de voor zijn praktijk relevante rechtsgebieden. De raad van de orde kan aan de vrijstelling voorwaarden verbinden.

Artikel 4.7 Langdurige ziekte of zwangerschap

1.     Indien een advocaat de praktijk meer dan zes maanden niet heeft uitgeoefend in verband met ziekte kan hij een beroep doen op toepassing van het tweede tot en met het vierde lid.

2.     Artikel 4.4, eerste en tweede lid, is niet van toepassing zo lang de advocaat de praktijk niet uitoefent. Artikel 4.5 is niet van toepassing op een tekort aan opleidingspunten ontstaan voordat het onderhavige derde en vierde lid van toepassing werden.

3.     Op het moment dat de advocaat de praktijkuitoefening geheel of gedeeltelijk hervat:
a. wordt het aantal opleidingspunten, bedoeld in 
artikel 4.4, eerste lid, dat hij dient te behalen in het kalenderjaar dat hij de praktijkuitoefening hervat, naar rato verminderd overeenkomstig artikel 4.4, derde lid; en
b. behaalt de advocaat binnen twaalf maanden op een voor zijn praktijk relevant rechtsgebied;

- vijf opleidingspunten indien de advocaat minder dan twaalf maanden de praktijk niet heeft uitgeoefend;

- tien opleidingspunten indien de advocaat twaalf maanden of meer maar minder dan vierentwintig maanden de praktijk niet heeft uitgeoefend;

- twintig opleidingspunten indien de advocaat meer dan vierentwintig maanden de praktijk niet heeft uitgeoefend.

4.     Indien een advocaat in het kalenderjaar waarin hij de praktijkuitoefening geheel of gedeeltelijk hervat minder dan zes maanden de praktijk uitoefent, is artikel 4.4, tweede lid, niet van toepassing in dat kalenderjaar.

5.     Een advocaat kan binnen vier weken nadat hij de praktijk geheel of gedeeltelijk heeft hervat de raad van de orde verzoeken om gehele of gedeeltelijke vrijstelling van het derde lid, onderdeel b, waarbij hij aantoont dat hij voldoende actuele kennis heeft van de voor zijn praktijk relevante rechtsgebieden. De raad van de orde kan aan de vrijstelling voorwaarden verbinden.

6.     Indien een advocaat in verband met zwangerschap ten minste 16 weken de praktijk niet heeft uitgeoefend is artikel 4.4, derde lid, van toepassing.

 

ARTIKEL II

 

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 juli 2022.

 

ARTIKEL III

 

Deze besluit wordt aangehaald als: Wijzigingsverordening vakbekwaamheid 2022.

 

Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.