Vo-02 Veegverordening 2015

AfdrukkenOpslaan als PDF

Besluit van het college van afgevaardigden van 2 december 2015 houdende wijziging van de Verordening op de advocatuur in verband met de periodieke actualisatie van de Verordening op de advocatuur en enige andere regelingen (Veegverordening 2015)

Het college van afgevaardigden van de Nederlandse orde van advocaten,

gelet op artikel 9c, tweede lid, 9j, derde lid, 28, eerste en tweede lid, van de Advocatenwet;

gezien het voorstel van de algemene raad;

gehoord de raad van advies;

gezien het advies van de adviescommissie regelgeving;

stelt de navolgende verordening vast:

 

ARTIKEL I

De Verordening op de advocatuur wordt gewijzigd als volgt.

 

A

In artikel 1.1 Definities wordt de definitie van ‘stichting derdengelden’ afgesloten met een puntkomma. Daarna wordt toegevoegd:

uitvoeringsorganisatie:

de uitvoeringsorganisatie, bedoeld in artikel 3.23.

 

B

In de artikelen 2.3, eerste lid, 2.10, eerste lid, 2.14, eerste lid, 2.18, eerste lid, en 2.22, eerste lid, wordt telkens na ‘periode van’ toegevoegd: ten hoogste.

 

C

De titel van Paragraaf 2.1.7 komt te luiden: ‘Verslag en ondersteuning’.

 

D

Artikel 2.24 wordt gewijzigd als volgt.

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 2.24 Jaarverslag

1. De raad van advies en de commissie civiele cassatie brengen jaarlijks verslag uit van hun werkzaamheden aan de algemene raad, die dit ter kennis brengt van het college van afgevaardigden.

2. Het dekenberaad brengt jaarlijks verslag uit van zijn werkzaamheden aan het college van afgevaardigden en het college van toezicht.

3. De jaarverslagen zijn openbaar en de algemene raad publiceert deze elektronisch.

Artikel 2.24 Verslag van werkzaamheden

1. De raad van advies en de commissie civiele cassatie brengen jaarlijks verslag uit van hun werkzaamheden aan de algemene raad, die dit ter kennis brengt van het college van afgevaardigden.

2. Het dekenberaad brengt jaarlijks verslag uit van zijn werkzaamheden aan het college van afgevaardigden en het college van toezicht.

3. De verslagen zijn openbaar en de algemene raad publiceert deze elektronisch.

 

E

Artikel 2.27 wordt gewijzigd als volgt.

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 2.27 Voorstel hoogte financiële bijdrage

1. De algemene raad doet het college van afgevaardigden jaarlijks een voorstel voor de hoogte van de financiële bijdrage, die kan verschillen naar gelang van:

a. de hoogte van het bruto-inkomen uit arbeid van de advocaat in het tweede jaar voorafgaand aan het jaar waarvoor de financiële bijdrage verschuldigd is;

b. de duur van de inschrijving als advocaat op 1 januari van dat jaar.

2. De algemene raad kan regels stellen voor de wijze van berekening van het bruto-inkomen uit arbeid.

Artikel 2.27 Voorstel hoogte financiële bijdrage

1. De algemene raad doet het college van afgevaardigden jaarlijks een voorstel voor de hoogte van de financiële bijdrage, die kan verschillen naar gelang van:

a. de hoogte van het bruto-inkomen uit arbeid van de advocaat in het tweede jaar voorafgaand aan het jaar waarvoor de financiële bijdrage verschuldigd is;

b. de duur of voorwaardelijkheid van de inschrijving van de advocaat op 1 januari van dat jaar.

2. De algemene raad kan regels stellen voor de wijze van berekening van het bruto-inkomen uit arbeid.

 

 

F

Artikel 2.28, eerste en derde lid, wordt gewijzigd als volgt.

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 2.28 Cursus- en examengeld beroepsopleiding advocaten

1. De Nederlandse orde van advocaten brengt aan de stagiaire die deelneemt aan de beroepsopleiding advocaten, respectievelijk aan het in artikel 3.19, eerste lid, genoemde examen, cursus- en examengeld in rekening. De factuur voor de bijdrage kan op naam worden gesteld van het kantoor van de stagiaire.

2. De hoogte van het cursus- en examengeld wordt vastgesteld door de algemene raad.

3. Bij tussentijdse beëindiging van deelname aan de beroepsopleiding advocaten blijft de advocaat het reeds in rekening gebrachte cursus- en examengelden onverminderd verschuldigd.

4. De algemene raad kan van het derde lid afwijken in gevallen waarin toepassing daarvan zou leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 2.28 Cursus- en examengeld beroepsopleiding advocaten

1. De uitvoeringsorganisatie brengt aan de stagiaire die deelneemt aan de beroepsopleiding advocaten, respectievelijk het in artikel 3.19, eerste lid, genoemde examen, cursus- en examengeld in rekening. De factuur voor het cursus- en examengeld kan op naam worden gesteld van het kantoor van de stagiaire.

2. De hoogte van het cursus- en examengeld wordt vastgesteld door de algemene raad.

3. Bij tussentijdse beëindiging van deelname aan de beroepsopleiding advocaten blijft de advocaat het cursus- en examengeld onverminderd verschuldigd.

4. De algemene raad kan van het derde lid afwijken in gevallen waarin toepassing daarvan zou leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.

 

G

Artikel 3.16, eerste en derde lid, wordt gewijzigd als volgt.

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 3.16 Toelating tot beroepsopleiding advocaten

1. Een stagiaire schrijft zich bij of voor aanvang van de stage bij de algemene raad in voor de beroepsopleiding advocaten.

2. Een stagiaire wordt toegelaten tot de beroepsopleiding advocaten en wordt in staat gesteld het onderwijs te volgen indien en voor zo lang:

a. hij is ingeschreven op het tableau; en

b. de stage voortduurt.

3. Een stagiaire wordt toegelaten tot het tweede en derde jaar van de beroepsopleiding advocaten indien de in rekening gebrachte cursus- en examengelden over het eerste jaar zijn voldaan.

4. Een stagiaire die niet meer is toegelaten tot de beroepsopleiding advocaten behoudt zijn toetskansen.

5. De algemene raad kan van het tweede lid, aanhef en onderdeel b, afwijken in gevallen waarin toepassing daarvan zou leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 3.16 Toelating tot beroepsopleiding advocaten

1. Een stagiaire schrijft zich voor of bij aanvang van de stage bij de uitvoeringsorganisatie in voor de beroepsopleiding advocaten via de Nederlandse orde van advocaten.

2. Een stagiaire is toegelaten tot de beroepsopleiding advocaten en wordt in staat gesteld het onderwijs te volgen indien en voor zo lang:

a. hij is ingeschreven op het tableau; en

b. de stage voortduurt.

3. In afwijking van het bepaalde in het tweede lid is een stagiaire niet toegelaten tot het tweede respectievelijk derde jaar van de beroepsopleiding advocaten indien het door de uitvoeringsorganisatie in rekening gebrachte cursus- en examengeld voor het eerste respectievelijk tweede en derde jaar niet is voldaan.

4. Een stagiaire die niet meer is toegelaten tot de beroepsopleiding advocaten behoudt zijn toetskansen.

5. De algemene raad kan van het tweede lid, aanhef en onderdeel b, afwijken in gevallen waarin toepassing daarvan zou leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.

 

H

Artikel 3.18, tweede lid, wordt gewijzigd als volgt.

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 3.18 Vrijstelling deelname onderwijs

1. De algemene raad kan op schriftelijk verzoek van de stagiaire geheel of gedeeltelijk vrijstelling verlenen van de verplichting tot het deelnemen aan het onderwijs, bedoeld in artikel 3.17, eerste en tweede lid. Deze vrijstelling houdt geen vrijstelling in van de verplichting in alle onderdelen van het examen een toets af te leggen.

2. Vrijstelling wordt slechts verleend indien de stagiaire genoegzaam aantoont op grond van opleiding en praktijkervaring op elk van de rechtsgebieden waarvoor vrijstelling wordt verzocht een gelijkwaardige theoretische en praktische bekwaamheid te hebben verworven.

3. De algemene raad wint advies in van de examencommissie, indien de aard van het verzoek daartoe aanleiding geeft.

4. De algemene raad kan aan de vrijstelling, bedoeld in het eerste lid, voorwaarden verbinden.

Artikel 3.18 Vrijstelling deelname onderwijs

1. De algemene raad kan op schriftelijk verzoek van de stagiaire geheel of gedeeltelijk vrijstelling verlenen van de verplichting tot het deelnemen aan het onderwijs, bedoeld in artikel 3.17, eerste en tweede lid. Deze vrijstelling houdt geen vrijstelling in van de verplichting in alle onderdelen van het examen een toets af te leggen.

2. Vrijstelling wordt verleend indien de stagiaire genoegzaam aantoont op grond van opleiding en praktijkervaring op elk van de rechtsgebieden waarvoor vrijstelling wordt verzocht een gelijkwaardige theoretische en praktische bekwaamheid te hebben verworven.

3. De algemene raad wint advies in van de examencommissie, indien de aard van het verzoek daartoe aanleiding geeft.

4. De algemene raad kan aan de vrijstelling, bedoeld in het eerste lid, voorwaarden verbinden.

 

I

Artikel 3.20 wordt gewijzigd als volgt.

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 3.20 Vrijstelling van het examen

1. De algemene raad kan uitsluitend gehele of gedeeltelijke vrijstelling verlenen van de verplichting om in alle onderdelen van het examen een toets af te leggen indien die verplichting zou leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.

2. Aan de vrijstelling, bedoeld in het eerste lid, kan de algemene raad voorwaarden verbinden.

Artikel 3.20 Vrijstelling van het examen

1. De algemene raad kan op schriftelijk verzoek van de stagiaire gehele of gedeeltelijke vrijstelling verlenen van de in artikel 3.19, tweede lid, bedoelde verplichting om in alle onderdelen van het examen een toets af te leggen.

2. De vrijstelling houdt tevens in een vrijstelling van de verplichting tot het deelnemen aan het onderwijs in het betreffende onderdeel van de beroepsopleiding advocaten.

3. De algemene raad kan voorwaarden verbinden aan de vrijstelling, bedoeld in het eerste lid.

 

J

Na artikel 4.4, vijfde lid, wordt een lid toegevoegd, luidende:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 4.4 Opleidingspunten

1. Een advocaat behaalt elk kalenderjaar ten minste twintig opleidingspunten, waarvan ten minste de helft betrekking heeft op juridische activiteiten op een voor zijn praktijk relevant rechtsgebied.

2. Indien dit hoofdstuk in een kalenderjaar korter dan elf maanden van toepassing is op een advocaat, wordt het aantal opleidingspunten, bedoeld in het eerste lid, naar rato verminderd.

3. De advocaat kan een tekort aan opleidingspunten als bedoeld in het eerste lid, tot een maximum van tien punten, compenseren met een overschot aan punten dat hij in het voorafgaande kalenderjaar heeft behaald.

4. Een advocaat behaalt één opleidingspunt door:

a. ieder heel uur dat hij academisch of postacademisch onderwijs heeft gevolgd dat de praktijkuitoefening of de praktijkvoering ten goede komt, indien:

– het onderwijs gegeven is door deskundige docenten;

– de identiteit en de aanwezigheid van de deelnemende advocaat zijn vastgesteld;

– het onderwijs niet de beroepsopleiding advocaten betreft, en

– indien het onderwijs uitsluitend op afstand is gevolgd, het onderwijs is afgesloten met een toets, waarvoor een voldoende is behaald en de gemiddelde tijdsbesteding vooraf is aangegeven;

b. ieder half uur dat hij academisch of postacademisch onderwijs heeft gegeven dat de praktijkuitoefening of de praktijkvoering ten goede komt;

c. iedere 500 woorden van een juridisch artikel dat hij heeft geschreven en dat is gepubliceerd in de rechtsliteratuur;

d. andere activiteiten, waarvoor de algemene raad nadere regels kan stellen betreffende het aantal opleidingspunten dat behaald kan worden.

5. De algemene raad stelt regels:

a. die een niet-limitatieve lijst van activiteiten betreffen waarvoor geen opleidingspunten behaald kunnen worden;

b. over erkenning van opleidingsinstellingen waardoor deze op voorhand kunnen aangeven hoeveel opleidingspunten toegekend worden aan een opleiding.

Artikel 4.4 Opleidingspunten

1. Een advocaat behaalt elk kalenderjaar ten minste twintig opleidingspunten, waarvan ten minste de helft betrekking heeft op juridische activiteiten op een voor zijn praktijk relevant rechtsgebied.

2. Indien dit hoofdstuk in een kalenderjaar korter dan elf maanden van toepassing is op een advocaat, wordt het aantal opleidingspunten, bedoeld in het eerste lid, naar rato verminderd.

3. Een advocaat kan een tekort aan opleidingspunten als bedoeld in het eerste lid, tot een maximum van tien punten, compenseren met een overschot aan punten dat hij in het voorafgaande kalenderjaar heeft behaald.

4. Een advocaat behaalt één opleidingspunt door:

a. ieder heel uur dat hij academisch of postacademisch onderwijs heeft gevolgd dat de praktijkuitoefening of de praktijkvoering ten goede komt, indien:

– het onderwijs gegeven is door deskundige docenten;

– de identiteit en de aanwezigheid van de deelnemende advocaat zijn vastgesteld;

– het onderwijs niet de beroepsopleiding advocaten betreft, en

– indien het onderwijs uitsluitend op afstand is gevolgd, het onderwijs is afgesloten met een toets, waarvoor een voldoende is behaald en de gemiddelde tijdsbesteding vooraf is aangegeven;

b. ieder half uur dat hij academisch of postacademisch onderwijs heeft gegeven dat de praktijkuitoefening of de praktijkvoering ten goede komt;

c. iedere 500 woorden van een juridisch artikel dat hij heeft geschreven en dat is gepubliceerd in de rechtsliteratuur;

d. andere activiteiten, waarvoor de algemene raad nadere regels kan stellen betreffende het aantal opleidingspunten dat behaald kan worden.

5. De algemene raad stelt regels:

a. die een niet-limitatieve lijst van activiteiten betreffen waarvoor geen opleidingspunten behaald kunnen worden;

b. over erkenning van opleidingsinstellingen waardoor deze op voorhand kunnen aangeven hoeveel opleidingspunten toegekend worden aan een opleiding.

6. Een advocaat toont aan dat de opleidingspunten zijn behaald door overlegging van adequate bewijsstukken.

 

K

vervallen

 

L

Artikel 5.8, eerste lid, wordt gewijzigd als volgt.

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 5.8 Aandeelhouderschap en stemrecht

1. Alle aandelen van een praktijkrechtspersoon en een houdster-rechtspersoon met een in aandelen verdeeld kapitaal en de daarmee verbonden stemrechten of certificaten ervan zijn in handen van:

a. advocaten of van beoefenaren van een toegelaten vrij beroep die de praktijk binnen de praktijkrechtspersoon uitoefenen of binnen een praktijkrechtspersoon waarvan de aandelen direct of indirect worden gehouden; of

b. houdster-rechtspersonen, waarvan het bestuur uitsluitend bestaat uit advocaten of beoefenaren van een toegelaten vrij beroep.

Artikel 5.8 Aandeelhouderschap en stemrecht

1. Alle aandelen van een praktijkrechtspersoon en een houdster-rechtspersoon met een in aandelen verdeeld kapitaal en de daarmee verbonden stemrechten of certificaten ervan zijn in handen van:

a. advocaten of beoefenaren van een toegelaten vrij beroep die de praktijk binnen die praktijkrechtspersoon uitoefenen ofwel binnen een praktijkrechtspersoon waarvan de aandelen indirect door hen worden gehouden; of

b. houdster-rechtspersonen, waarvan het bestuur uitsluitend bestaat uit advocaten of beoefenaren van een toegelaten vrij beroep.

 

M

Artikel 6.22 wordt gewijzigd als volgt.

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 6.22 Eisen stichting derdengelden

1. De stichting derdengelden heeft statuten overeenkomstig het model, bedoeld in het tiende lid; de naam van de stichting bevat ten minste de woorden 'stichting', 'beheer' en 'derdengelden'.

2. De stichting derdengelden strekt tot een goede uitvoering van artikel 6.19.

3 De stichting derdengelden wordt voor geen ander doel gebruikt dan voor het beheer van derdengelden.

4. Indien de stichting derdengelden ontvangt, heeft de stichting daarvoor een bankrekening beschikbaar die voldoet aan de door de algemene raad gestelde eisen.

5. Tot bestuurder van de stichting kunnen worden benoemd:

a. advocaten;

b. andere vrije beroepsbeoefenaren, indien het toegestaan is met hen een samenwerkingsverband aan te gaan; en

c. accountants in de zin van artikel 1 van de Wet op het accountantsberoep.

6. Tot bestuurder van een stichting kunnen niet worden benoemd:

a. degene die onder verantwoordelijkheid werkt van of ondergeschikt is aan een bestuurder van de stichting;

b. degene die in dienst is bij het kantoor van een bestuurder van de stichting.

7. De stichting verbindt zich ertoe om de deken desgevraagd de informatie te verschaffen die op grond van de Advocatenwet of deze verordening wordt verlangd van advocaten.

8. De stichting wordt in en buiten rechte vertegenwoordigd door twee gezamenlijk handelende bestuursleden, van wie er ten minste een advocaat is.

9. Tussen de stichting en de advocaat of zijn kantoor is een overeenkomst gesloten overeenkomstig het model, bedoeld in het tiende lid.

10. De algemene raad kan modellen voor de statuten van de stichting derdengelden en voor de overeenkomst tussen de stichting en de advocaat of zijn kantoor vaststellen en kan bij wijzigingen van deze modellen bepalen wanneer bestaande statuten en overeenkomsten tussen de stichting en de advocaat of zijn kantoor moeten worden aangepast.

Artikel 6.22 Eisen stichting derdengelden

1. De stichting derdengelden heeft statuten overeenkomstig het model, bedoeld in het tiende lid; de naam van de stichting bevat ten minste de woorden 'stichting', 'beheer' en 'derdengelden'.

2. De stichting derdengelden strekt tot een goede uitvoering van artikel 6.19.

3 De stichting derdengelden wordt voor geen ander doel gebruikt dan voor het beheer van derdengelden.

4. Indien de stichting derdengelden ontvangt, heeft de stichting daarvoor een bankrekening beschikbaar die voldoet aan de door de algemene raad gestelde eisen.

5. Tot bestuurder van de stichting kunnen worden benoemd:

a. advocaten;

b. andere vrije beroepsbeoefenaren, indien het toegestaan is met hen een samenwerkingsverband aan te gaan; en

c. accountants in de zin van artikel 1 van de Wet op het accountantsberoep.

6. Tot bestuurder van een stichting kunnen niet worden benoemd:

a. degene die onder verantwoordelijkheid werkt van of ondergeschikt is aan een bestuurder van de stichting;

b. degene die in dienst is bij het kantoor van een bestuurder van de stichting of bij een advocaat.

7. De stichting verbindt zich ertoe om de deken desgevraagd de informatie te verschaffen die op grond van de Advocatenwet of deze verordening wordt verlangd van advocaten.

8. De stichting wordt in en buiten rechte vertegenwoordigd door twee gezamenlijk handelende bestuursleden, van wie er ten minste een advocaat is.

9. Tussen de stichting en de advocaat of zijn kantoor is een overeenkomst gesloten overeenkomstig het model, bedoeld in het tiende lid.

10. De algemene raad kan modellen voor de statuten van de stichting derdengelden en voor de overeenkomst tussen de stichting en de advocaat of zijn kantoor vaststellen en kan bij wijzigingen van deze modellen bepalen wanneer bestaande statuten en overeenkomsten tussen de stichting en de advocaat of zijn kantoor moeten worden aangepast.

 

N

Artikel 6.28, tweede lid, onderdeel h komt te vervallen.

 

O

Artikel 6.29 wordt gewijzigd als volgt.

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 6.29 Geschilbeslechting

Indien de advocaat, de praktijkrechtspersoon of het samenwerkingsverband in de overeenkomst van opdracht opneemt dat geschillen over de totstandkoming en de uitvoering van deze overeenkomst, de kwaliteit van de dienstverlening of de hoogte van de declaratie ter beslechting worden voorgelegd aan een ander dan de bevoegde rechter, dan vindt deze geschilbeslechting in ieder geval plaats door middel van een overeenkomst tot arbitrage, bedoeld in artikel 1020 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering of door middel van een vaststellingsovereenkomst, bedoeld in artikel 900 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek.

Artikel 6.29 Geschilbeslechting

1. Een advocaat, de praktijkrechtspersoon of het samenwerkingsverband komt een forumkeuze met de cliënt overeen voor geschillen over de totstandkoming en de uitvoering van de overeenkomst van opdracht, de kwaliteit van de dienstverlening en de hoogte van de declaratie.

2. Indien een advocaat, praktijkrechtspersoon of samenwerkingsverband in de overeenkomst van opdracht opneemt dat geschillen over de totstandkoming en de uitvoering van deze overeenkomst, de kwaliteit van de dienstverlening en de hoogte van de declaratie ter beslechting worden voorgelegd aan een ander dan de bevoegde rechter, dan vindt deze geschilbeslechting in ieder geval plaats door middel van een overeenkomst tot arbitrage als bedoeld in artikel 1020 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering of door middel van een vaststellingsovereenkomst als bedoeld in artikel 900 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek.

 

ARTIKEL II

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2016.

 

ARTIKEL III

Deze verordening wordt aangehaald als: Veegverordening 2015.