Richtlijnen m.b.t. samenwerkingsverbanden van advocaten en andere (erkende) beroepsbeoefenaren(1)

AfdrukkenOpslaan als PDF

Richtlijnen m.b.t. samenwerkingsverbanden van advocaten en andere (erkende) beroepsbeoefenaren(1)

(1)         Behandeld en goedgekeurd in de vergadering van het college van afgevaardigden van 25 november 1994, Adv.bl. 1995, blz. 347.

1. Naleving eigen beroeps- en gedragsregels

Regel 1

De advocaat mag door deelname aan een samenwerkingsverband met de beoefenaar van een ander vrij beroep de naleving van zijn eigen beroeps- en gedragsregels niet beperken of verhinderen. 

2. Aparte dossiers en gescheiden dossier- en archiefadministratie

Regel 2

De advocaat die deel uitmaakt van een samenwerkingsverband met de beoefenaar van een ander vrij beroep is verplicht in elke zaak waarin hij optreedt met die ander een apart dossier te openen en ten aanzien van het samenwerkingsverband als zodanig:
-        de dossieradministratie gescheiden te voeren van de financiële administratie;
-        het archief gescheiden te voeren van dat van de andere beroepsbeoefenaren. 

3. Tegenstrijdige belangen

Regel 3

De advocaat die deel uitmaakt van een samenwerkingsverband met de beoefenaar van een ander vrij beroep mag zich niet met de behartiging van de belangen van een partij belasten indien die tegenstrijdig zijn met de belangen van een partij welke door die andere beroepsbeoefenaar is of wordt bijgestaan of een daarop uitlopende ontwikkeling aannemelijk is. 

4. Geheimhouding en aantekening van stukken

Regel 4

Een advocaat is verplicht in iedere zaak waarin hij met een beoefenaar van een ander vrij beroep optreedt zorgvuldig aantekening te houden van alle brieven en alle stukken die hij ter kennis van die beoefenaar van een ander vrij beroep brengt. 

Toelichting

1. Inleiding

1.1 Op 1 oktober 1993 trad de Samenwerkingsverordening 1993 in werking. De verordening bepaalt (in artikel 2) dat de advocaat zich in zijn relaties met derden moet onthouden van het aangaan van verplichtingen die gevaar kunnen opleveren voor de vrijheid en onafhankelijkheid in de uitoefening van zijn beroep `met inbegrip van de behartiging van het partijbelang en de daarmee samenhangende vertrouwensrelatie tussen de advocaat en zijn cliënt´. Voor het overige concentreert de Samenwerkingsverordening zich op samenwerkingsverbanden met andere beroepsbeoefenaren, waarbij voor gezamenlijke rekening en risico de praktijk wordt uitgeoefend of de zeggenschap dan wel de eindverantwoordelijkheid wordt gedeeld. Deze vorm van samenwerking wordt in de verordening aangeduid met `samenwerkingsverband´. Deze vorm van samenwerking levert, aldus de gedachte achter de Samenwerkingsverordening, grotere risico´s op ten aanzien van een onafhankelijke beroepsuitoefening door advocaten. Zeker als de samenwerkingspartner een beroep uitoefent met daarmee (sterk) contrasterende eigenschappen. De memorie van toelichting op de Samenwerkingsverordening besteedt uitvoerig aandacht aan de te beschermen kenmerken van het advocatenberoep. Van het hoogste belang zijn in dat verband de onafhankelijkheid zoals dat begrip is gedefinieerd in artikel 2 van de Samenwerkingsverordening (dus inclusief de partijdigheid), de geheimhoudingsplicht en het verschoningsrecht.

1.2        Met beroepen die in sterke mate afwijken van het advocatenberoep kan samenwerking zeer wel mogelijk en om commerciële redenen ook zeer gewenst zijn.
De Samenwerkingsverordening legt daarom het aangaan van vormen van samenwerking waarbij de praktijk en de financiën niet worden gedeeld, niet of nauwelijks aan banden. Ten aanzien van samenwerkingsverbanden zoals in de voorgaande alinea gedefinieerd is er, in verband met het hierboven uiteengezette risico van inbreuken op de onafhankelijke beroepsuitoefening, het stelsel van de erkenning. Alvorens een samenwerkingsverband mag worden aangegaan moet de Algemene Raad de beroepsgroep in kwestie eerst erkennen, gehoord het College. Aldus kunnen te structureel bedreigende situaties, die bovendien in de praktijk slecht controleerbaar zijn, worden vermeden.

1.3        Dat neemt niet weg dat in de praktijk samenwerkingsverbanden met wèl erkende beroepsgroepen in bepaalde opzetten wel degelijk ook een bedreiging kunnen opleveren voor de vrijheid en onafhankelijkheid, maar ook overigens voor een juiste toepassing van de beroeps- en gedragsregels. Met het oog daarop heeft het college van afgevaardigden er bij de vaststelling van de Samenwerkingsverordening 1993 bij de algemene raad op aangedrongen ten aanzien van de samenwerking met erkende andere vrije beroepsbeoefenaren nadere richtlijnen op te stellen die rekening houden met de specifieke samenwerkingsproblemen die zich per beroepsgroep kunnen voordoen.

1.4        Aldus kan tevens de uniformiteit in naleving en toepassing van de Samenwerkingsverordening worden vergroot. De onderstaande richtlijnen richten zich tot advocaten. De advocaat (die deel uitmaakt van een samenwerkingsverband) is met andere woorden de normadressant van de hiernavolgende regels. De richtlijnen hebben echter naast de samenwerkingsverbanden ook betrekking op (advocaten die betrokken zijn bij) andere vormen van samenwerking (in de toelichting op de Samenwerkingsverordening `lossere´ vormen van samenwerking genoemd). 

2. Aandachtsgebieden

2.1        In een samenwerkingsverband met één of meer leden van andere beroepsgroepen dient de advocaat zich ervan te verzekeren dat de onafhankelijke beroepsuitoefening gewaarborgd is. Het samenwerkingsverband dient zodanig ingericht te zijn dat de advocaat zich (steeds) een onafhankelijk beroepsmatig oordeel kan vormen geleid door de regels die hem worden opgelegd door de Advocatenwet, verordeningen en gedragsregels. Deze regels zijn voor een groot deel ook van toepassing op situaties waarin met niet-advocaten wordt samengewerkt zonder dat sprake is van een samenwerkingsverband in de zin van de Samenwerkingsverordening. Bij dit alles kan men met name denken aan:
        1.        De instandhouding van de geheimhoudingsplicht/het verschoningsrecht,
        2.        (Als uitvloeisel daarvan) het gescheiden houden van zaken- en financiële administratie,
        3.        Het voorkomen van tegenstrijdige belangen,
        4.        Het voldoen aan de verplichtingen ten aanzien van een adequate beroepsaansprakelijkheidsverzekering.

Met betrekking tot een ander onderwerp, te weten de affichering, stelt de Samenwerkingsverordening zelf al een aantal belangrijke regels, die in dit verband geen aanvulling behoeven. De algemene raad is nagegaan of er saillante verschillen zijn met betrekking tot andere belangrijke aandachtsgebieden, opgenomen in de beroepsregels van de beroepsgroepen die in deze richtlijnen worden behandeld, zoals de onderwerpen zorgvuldigheid in de beroepsuitoefening, de behandeling van derdengelden en regels omtrent tarifering en publiciteit. Van verschillen die consequenties zouden moeten hebben voor de onderhavige richtlijnen is de algemene raad niet gebleken. Ten aanzien van de regels voor publiciteit/reclame geldt zowel voor de belastingadviseurs als de octrooigemachtigden dat het niet toegestaan is (ongevraagd) honoraria te publiceren resp. te vermelden. Voor het notariaat geldt onder andere dat reclame is toegestaan mits niet op andere wijze wervend dan louter door naamsvermelding. Bovendien zijn publiciteitsvormen anders dan reclame en voorlichting toegestaan mits functioneel en niet wervend.

2.2        Ter bescherming van het in artikel 2.1 van de Samenwerkingsverordening verankerde onafhankelijkheidscriterium zijn ten aanzien van een aantal aspecten van de praktijkvoering nadere regels gesteld. Die betreffen, zoals uit het bovenstaande blijkt niet alleen de (kantoor-)organisatie van samenwerkingsverbanden maar ook van de kantoren die betrokken zijn bij andere vormen van samenwerking. Deze regels kunnen verschillen afhankelijk van de beroepsgroep waarmee wordt samengewerkt en naargelang er sprake is van een samenwerkingsverband danwel een andere vorm van samenwerking. 

3. Toelichting per regel

Toelichting regel 1

Regel 1 stelt de eis dat binnen een multidisciplinair samenwerkingsverband de advocaat steeds in staat moet zijn zijn eigen beroeps- en gedragsregels na te leven. De mogelijkheid is immers niet uitgesloten dat de eigen regels en die van de samenwerkingspartners (op punten) met elkaar conflicteren. De deelnemers aan het multidisciplinair samenwerkingsverband zullen in voorkomende gevallen (cumulatief) de beroeps- en gedragsregels van alle bij het samenwerkingsverband betrokken beroepsgroepen naleven. Op grond van deze richtlijnen kan echter aan de advocaat-deelnemer van een dergelijk samenwerkingsverband geen verwijt worden gemaakt indien de andere bij het samenwerkingsverband betrokken beroepsgroepen hun eigen beroeps- en gedragsregels niet naleven.

Toelichting regel 2

In een samenwerkingsverband kan het voorkomen dat de beoefenaar van het andere vrije beroep met wie wordt samengewerkt geen verschoningsrecht heeft. Ook komt het voor dat deze beoefenaar van het andere vrije beroep weliswaar een verschoningsrecht heeft maar dit verschoningsrecht een andere inhoud kan hebben dan het verschoningsrecht dat geldt voor de advocatuur. Met het oog op deze situaties wordt aanbevolen dat de advocaat in elke zaak waarin hij optreedt met die ander een apart dossier opent en waar mogelijk een gescheiden dossier- en archiefadministratie voert. De mogelijkheid van gescheiden `oproepen´ uit een automatiseringsbestand, als dat eenvoudig is te verwezenlijken, is met het voeren van een gescheiden administratie gelijk te stellen.

Toelichting regel 3

Verwezen zij naar Gedragsregel 7 waarin wordt uiteengezet hoe de advocaat zich dient te gedragen, indien hij in zijn praktijk wordt geconfronteerd met tegenstrijdige belangen. Volgens lid 4 geldt deze Gedragsregel voor alle advocaten die deel uitmaken van een samenwerkingsverband. Omdat een samenwerkingsverband met andere vrije beroepen ook het risico van tegenstrijdige belangen inhoudt wordt het van belang geacht hiervoor een aparte regeling op te nemen. Er kan sprake zijn van tegenstrijdige belangen indien men in één zaak voor beide partijen optreedt. Verder onderscheidt men de situatie dat men optreedt vóór een partij en uit andere hoofde wordt verzocht tegen deze partij op te treden. In het samenwerkingsverband met notarissen maakt het daarbij verschil of de notaris `als zodanig´ of als `partijadviseur´ optreedt (vgl. ook punt 4.1 op pagina 6). In de rol van `partijadviseur´ wordt de notaris geacht een partijstandpunt te vertegenwoordigen, zodat zijn positie vergelijkbaar is met de advocaat. Tegenstrijdige belangen kunnen zich ook voordoen indien men beschikt over, hem toevertrouwde, informatie van een partij, waarvoor men optreedt danwel is opgetreden, en deze kennis een voorsprong oplevert in het optreden voor een andere partij.

Toelichting regel 4

De Hoge Raad heeft bij arrest d.d. 29 maart 1994 HR, NJ 1994, nr. 552 uitgemaakt dat indien de accountant op verzoek van een advocaat bij een zaak als deskundige wordt ingeschakeld en in verband met de behandeling van deze zaak door de advocaat aan de accountant (mondeling of) schriftelijk gegevens c.q. stukken worden verstrekt, de accountant ter zake van die gegevens/stukken in het kader van die opdracht beschikt over een van de advocaat afgeleid verschoningsrecht. Dit arrest wordt ook van belang geacht voor vormen van samenwerking met andere vrije beroepen. Het verdient overigens te allen tijde de voorkeur op de stukken te vermelden dat zij afkomstig zijn uit het cliëntendossier en als zodanig beschermd zijn. 

4. Toelichting per beroepsgroep

4.1 Notarissen

Algemeen
De notaris geldt in zijn algemeenheid als een onpartijdig (meer partijen adviserende) dienstverlener en is net als de advocaat onderworpen aan gedragsregels. Eveneens heeft de notaris een geheimhoudingsplicht en verschoningsrecht en is hij onderworpen aan tuchtrecht. Volgens de Samenwerkingsverordening van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie kan de notaris echter ook optreden als `partijadviseur´. Zijn rol is dan min of meer vergelijkbaar met die van een advocaat, omdat hij dan slechts optreedt voor één partij. In het geval de notaris `als zodanig´, dus niet als partijadviseur, optreedt kan zich nog de situatie voordoen dat beide partijen een eigen advocaat/adviseur hebben en de notaris/kantoorgenoot van een van beide advocaten wordt gevraagd een akte te passeren. De verschillende functies van de notaris hebben hun consequenties in de hieronder sub A tot en met C geschetste situaties.

Tegenstrijdige belangen
Bij de beantwoording van de vraag of en in hoeverre in geval van samenwerking tussen een advocaat en een notaris sprake is van een tegenstrijdig belang is allereerst relevant of de notaris als zodanig, dus als onpartijdige belangenbehartiger, optreedt of als partijadviseur. Daarnaast zal uiteraard steeds de hierboven (in de toelichting op regel 3) opgeworpen vraag een rol spelen, namelijk of het optreden c.q. het opgetreden zijn voor een bepaalde partij een (ongerechtvaardigde immers op toevertrouwde kennis berustende) voorsprong oplevert bij het optreden voor een andere partij. De navolgende situaties kunnen worden onderscheiden:

A.        In het geval de notaris als partijadviseur in een zaak optreedt danwel is opgetreden en de wederpartij zich wendt tot de advocaat die deel uit maakt van hetzelfde samenwerkingsverband is de situatie vergelijkbaar met die waarbij zich tussen twee samenwerkende advocaten een conflicterend belang voordoet, als het geschil tenminste gaat over de oorspronkelijke zaak. Indien de wederpartij zich in verband met een geheel andere kwestie tot de advocaat wendt hoeft er geen sprake te zijn van een conflicterend belang. Uitgangspunt bij bovengenoemde situatie is dat de notaris een partijbelang vertegenwoordigt c.q. vertegenwoordigd heeft en inhoudelijk op hoogte is (was). De advocaat zal dan de zaak niet mogen aannemen, vgl. gedragsregel 7, lid 1 tot en met 4 (1992). Bijvoorbeeld: notaris X heeft zijn cliënt A geadviseerd over een overname. De onderhandelingen leiden tot overeenstemming en de akte wordt gepasseerd op het kantoor van X. Mag bij een later te rijzen conflict over de zaak zelf een advocaat van het kantoor van X voor de wederpartij van cliënt A optreden? Ervan uitgaande dat de notaris inhoudelijk op de hoogte was van de zaak luidt het antwoord dat de advocaat de zaak voor de wederpartij niet zal mogen aannemen.

B.        Vervolgens is denkbaar de situatie dat beide cliënten over een eigen adviseur beschikken, waaronder een advocaat die verbonden is aan het kantoor van de notaris. De notaris wordt verzocht in de zaak een akte te passeren. In het algemeen zal er in een dergelijk geval geen sprake zijn van een conflicterend belang en/of beletsel bij het aannemen van een zaak. Immers in dat geval worden c.q. zijn er geen partijbelangen door de notaris behartigd. Dit is anders indien het geschil gaat over de wijze waarop de akte is verleden.
        Bijvoorbeeld: advocaat X en advocaat Y onderhandelen met hun cliënten over een overname op kantoor van X. De partijen worden het eens en verzoeken de notaris op het kantoor van X de akte van overdracht van de aandelen in een vennootschap te passeren. Er is geen beletsel voor advocaat X om daarna in een conflict opnieuw voor zijn oorspronkelijke cliënt op te treden, tenzij het geschil gaat over de wijze waarop de akte is verleden.

C.        Indien de betrokken partijen niet elk hun eigen adviseur hebben, maar zich gezamenlijk wenden tot een notaris legt diens onpartijdig voorlichtende rol (`Belehrungspflicht´) een zwaarder gewicht in de schaal. Dat neemt niet weg dat ook in een dergelijk geval, afhankelijk van de omstandigheden, een advocaat/kantoorgenoot van de notaris voor één van de partijen kan optreden. Er kunnen zich echter omstandigheden voordoen waarbij dat niet is toegestaan, bijvoorbeeld wanneer het (naderhand gerezen) geschil gaat over de wijze waarop de akte is verleden.
        Bijvoorbeeld: notaris X heeft een akte van overdracht van onroerend goed gepasseerd, waarin garanties zijn opgenomen. Deze regeling is geen standaardclausule maar in overleg met de verkoper en koper ad hoc geformuleerd. Koper wil de verkoper aanspreken uit hoofde van een garantie. De verkoper schakelt een advocaat in van een ander kantoor. De advocaat/kantoorgenoot van notaris X kan voor de koper optreden, tenzij het geschil gaat over de wijze waarop de akte is verleden. Verwezen wordt in dit verband naar regel 3, met dien verstande dat tegenstrijdige belangen zich slechts zullen voordoen in situaties waar de partij door de notaris als partijadviseur is of wordt bijgestaan of waarbij een ongerechtvaardigde kennisvoorsprong is ontstaan.

Beroepsaansprakelijkheid
De mogelijke aansprakelijkheid en de verzekering daarvan voor notarissen is vele malen hoger dan die voor advocaten. Het wordt daarom aanbevolen gescheiden beroepsaansprakelijkheidsverzekeringen af te sluiten. Toelichting: Voor notarissen geldt een individuele minimale verplichte beroepsaansprakelijkheidsverzekering van EUR 1.000.000. Daarnaast zijn door de KNB een tweetal collectieve excedentverzekeringen afgesloten met verzekerde bedragen van EUR 3.000.000 (eerste excedent) en EUR 8.000.000 (tweede excedent). Het lijkt niet nodig om in dit kader een aparte regel op te stellen (Verordening beroeps- en gedragsregels voor notarissen). 

4.2 Belastingadviseurs

Algemeen
De bijstand door een belastingadviseur kenmerkt zich in het algemeen door de relatie met een (vaste) cliënt, voor wie verschillende zaken worden behartigd. De belastingadviseur is onderworpen aan tuchtrecht.

Geheimhoudingsplicht/verschoningsrecht
De belastingadviseur is gehouden zijn arbeid `eerlijk en nauwgezet´ te verrichten en is verplicht tot geheimhouding van alles wat in de uitoefening van zijn beroep te zijner kennis komt, aldus artikel 2 en 8 van het Reglement Beroepsuitoefening van de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs. In verband met het ontbreken van het verschoningsrecht van de belastingadviseur dient de dossieradministratie gescheiden te worden gevoerd van de financiële administratie van het samenwerkingsverband. De fiscus heeft geen toegang tot de dossiers/de informatie waartoe het verschoningsrecht van de advocaat zich uitstrekt, maar heeft onder bepaalde omstandigheden inzagerecht in de (financiële) administratie als het gaat om de belastingheffing van de belastingplichtige advocaat zelf. Echter, als een advocaat zich niet op zijn verschoningsrecht kan beroepen, betekent dit niet automatisch dat de geheimhoudingsverplichting tegenover de cliënt komt te vervallen. Immers, als de advocaat niet alles heeft gedaan om de geheimhouding te verzekeren, kan hij onder omstandigheden aansprakelijk blijven tegenover de cliënt voor schending van diens geheimhoudingsplicht. Onder de geheimhoudingsplicht vallen in beginsel alle brieven of andere geschriften en gegevensdragers die de advocaat in zijn hoedanigheid van advocaat zijn toevertrouwd. Stukken die de advocaat in een andere hoedanigheid heeft ontvangen, vallen buiten de geheimhoudingsplicht.
Ook als gezamenlijk ten behoeve van een cliënt wordt opgetreden, verdient het aanbeveling dat de advocaat en belastingadviseur een eigen dossier openen en (onder)houden, met het oog op de wederzijdse geheimhoudingsplicht en het verschoningsrecht van de advocaat. Verwezen wordt naar regel 2 (en 4).

Tegenstrijdige belangen
Het Reglement Beroepsuitoefening van de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs kent geen regeling over tegenstrijdige belangen. Dit vindt zijn oorsprong in het feit dat de belastingadviseur in zijn beroepsuitoefening meestal maar één tegenpartij tegenover zich vindt (de staat). Verwezen wordt naar regel 3.

Beroepsaansprakelijkheidsverzekering
De mogelijke aansprakelijkheid en de verzekering daarvan voor belastingadviseurs is in de meeste gevallen vele malen hoger dan die voor advocaten. Dit geldt met name voor die belastingadviseurs die aangesloten zijn bij grotere internationale samenwerkingsverbanden, in welke gevallen dan ook de beroepsaansprakelijkheidsverzekeringen van deze internationale verbanden gelden. Het wordt aanbevolen rekening te houden met de hogere risico´s, bijvoorbeeld door gescheiden beroepsaansprakelijkheidsverzekeringen af te sluiten.
Toelichting: een belastingadviseur dient ervoor zorg te dragen dat het risico van zijn beroepsaansprakelijkheid door een adequate verzekering is gedekt (artikel 10 van het Reglement Beroepsuitoefening van de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs). Het lijkt niet nodig hiervoor een regel op te stellen. 

4.3 Octrooigemachtigden

Algemeen
Volgens de gedragsregels voor de octrooigemachtigde dient de octrooigemachtigde in de eerste plaats deskundig en betrouwbaar te zijn (artikel 1c Gedragsregels, zie www.octrooigemachtigde.nl/ regelgeving / gedragsregels). Een octrooigemachtigde is onderworpen aan tuchtrecht (artikel 23f ROW).

De octrooigemachtigde heeft een geheimhoudingsplicht met betrekking tot al hetgeen waarvan hij uit hoofde van zijn werkzaamheden als zodanig kennis neemt. Deze verplichting betreft tevens een persoon die onder zijn verantwoordelijkheid werkzaam is en blijft bestaan na beëindiging van de desbetreffende werkzaamheden (artikel 23b(4) ROW). De werkzaamheden van een octrooigemachtigde betreffen het gehele gebied van het recht van de industriële eigendom (IE) zoals gedefinieerd in artikel 1 van het Verdrag van Parijs voor de bescherming van de Industriële Eigendom, en omvatten onder meer het opstellen en verdedigen van aanvragen voor IE-rechten en opposities tegen IE-rechten, en het adviseren van cliënten over de strategie voor het verkrijgen, aanhouden en exploiteren van IE-rechten, inclusief het betrokken zijn bij inbreuk- en nietigheidsacties betreffende IE-rechten, en de totstandkoming, uitvoering en handhaving van overeenkomsten op IE-gebied. Uit de wetsgeschiedenis volgt dat deze geheimhoudingsplicht een verschoningsrecht (privilege) met zich meebrengt.
Een octrooigemachtigde heeft geen verschoningsrecht met betrekking tot belastingheffing van derden (zie artikel 53a, eerste lid, Algemene Wet inzake Rijksbelastingen), omdat fiscale aangelegenheden nu eenmaal niet tot de werkzaamheden van een octrooigemachtigde horen.  
Gelet op het bovenstaande verdient het aanbeveling om gescheiden dossiers aan te houden en om de financiële administratie gescheiden te houden van de dossiers.

De Gedragsregels van de octrooigemachtigden sluiten het aangaan van een samenwerkingsverband met `een in Nederland ingeschreven advocaat´ niet uit. Artikel 23h(4)b ROW geeft de Orde van Octrooigemachtigden zelfs de mogelijkheid om een samenwerkingsverordening uit te vaardigen; tot op heden is een zodanige verordening nog niet verschenen. De positie van de octrooigemachtigde in enig samenwerkingsverband dient zodanig te zijn dat zijn persoonlijke verantwoordelijkheid voor een goede beroepsuitoefening is gewaarborgd. De octrooigemachtigde heeft bovendien de plicht om adequaat toezicht te houden op andere personen die onder de naam van het kantoor werkzaamheden verrichten, althans voor zover die handelingen verband houden met het optreden als octrooigemachtigde, aldus regel 3c Gedragsregels. Uit de jurisprudentie van de Raad van Toezicht van de Octrooigemachtigden blijkt dat octrooigemachtigden wel een samenwerkingsverband kunnen aangaan met (niet aan enig tuchtrecht onderhevige) merken- en modellengemachtigden, omdat een dergelijk samenwerkingsverband niet als schadelijk voor de eer van de stand van de octrooigemachtigden kan worden geacht.

Tegenstrijdige belangen
Voor wat betreft het onderwerp tegenstrijdige belangen kan worden verwezen naar de Gedragsregels van de octrooigemachtigden.
Regel 4e van de Gedragsregels voor octrooigemachtigden bepaalt:
‘ Een Lid is verplicht een opdracht te weigeren of terug te geven indien de behandeling of voortzetting daarvan noodzakelijkerwijs conflicteert met belangen die het voor een andere Cliënt behartigt of heeft behartigd of waarover het heeft geadviseerd. Ook neemt een Lid geen actie tegen een zaak die behandeld wordt of behandeld is door het Lid of een kantoorgenoot, tenzij de Cliënt in deze zaak daarvoor uitdrukkelijk toestemming geeft, of het Lid geen kennis heeft van deze zaak en daarvan ook geen kennis kan nemen anders dan uit openbaar toegankelijke bronnen. Het is het Lid ook niet toegestaan om bij deze actie gebruik te maken van van deze Cliënt afkomstige, niet openbare informatie.’

Voor het geval de octrooigemachtigde optreedt voor de cliënt in geval van een inbreukactie of voor de cliënt een licentiecontract opstelt, kan een tegenstrijdig belang zich voordoen indien de wederpartij zich tot de advocaat/deelnemer aan het samenwerkingsverband van de octrooigemachtigde wendt. Verwezen wordt naar regel 3.

Beroepsaansprakelijkheid
Octrooigemachtigden wordt aanbevolen een beroepsaansprakelijkheidsverzekering te hebben. Hiervoor is geen aparte regeling. In de praktijk betekent dit dat een octrooigemachtigde een soortgelijke beroepsaansprakelijkheidsverzekering zal hebben als advocaten. Er is een excedentpolis via het European Patent Institute van ca. 1.5 miljoen euro. Het lijkt niet nodig hier een regel voor op te stellen.

Dienstverband
Zoals hierboven onder 2.1 opgemerkt, zal de samenwerking met octrooigemachtigden, werkzaam in een dienstverband zich in de praktijk niet of nauwelijks voordoen. Toch lijkt het geboden expliciet te vermelden dat een samenwerkingsverband met een octrooigemachtigde die in dienstverband werkzaam is niet is toegestaan, tenzij dit dienstverband is aangegaan met een samenwerkingsverband waaraan advocaten deelnemen. Natuurlijk is dit geen belemmering voor een advocaat om in loondienst werkzaam te zijn bij een industriële onderneming die ook octrooigemachtigden in dienst heeft; voor deze situatie is de gewone regeling betreffende Cohen-advocaten van toepassing.   

5. Toelichting andere vormen van samenwerking

Hieronder wordt beoogd richtlijnen te geven die kunnen worden beschouwd als een toets of ten aanzien van `lossere´ vormen van samenwerking wordt voldaan aan het onafhankelijkheidscriterium van artikel 2 van de Samenwerkingsverordening (zie ook hierboven sub 1.4). Van die lossere vormen van samenwerking neemt de samenwerking met accountants in de praktijk de meest prominente plaats in.

5.1 Ten aanzien van registeraccountants

Algemeen
Op 1 januari 2007 is de Verordening Gedragscode (VGC) in werking getreden. Een nieuwe gedragscode, die een belangrijke basis vormt voor het functioneren van registeraccountants. Vijf principes vormen het uitgangspunt van deze code: integriteit, objectiviteit, deskundigheid en zorgvuldigheid, geheimhouding en professioneel gedrag. Deze principes zijn van toepassing op alle registeraccountants. De precieze strekking en uitwerking van deze principes is afhankelijk van de rol die een registeraccountant vervult. Het algemene uitgangspunt van de VGC is dat een registeraccountant alert moet zijn op bedreigingen van de vijf genoemde principes en indien noodzakelijk moet zorgen voor waarborgen die een bedreiging wegnemen of mitigeren.  Als dit niet mogelijk is, en er is sprake van een ernstige bedreiging, dan kan de accountant de opdracht niet uitvoeren.

Tot 1 januari 2007 golden er regels omtrent het samenwerken met een beoefenaar van een ander vrij beroep. De geboden en verboden omtrent het optreden onder gemeenschappelijke naam zijn vervallen met de inwerkingtreding van de VGC. Een registeraccountant die wenst samen te werken met een deskundige van een andere discipline dient zich bij zijn beoordeling of die samenwerking mogelijk is, te houden aan de VGC en de daarin opgenomen principes.

Het is advocaten slechts toegestaan in de praktijk samen te werken met accountants zolang er niet wordt opgetreden onder `gemeenschappelijke naam´ en de praktijk niet voor gezamenlijke rekening en risico wordt uitgeoefend of de zeggenschap danwel de eindverantwoordelijkheid daarin wordt gedeeld en waarbij evenmin de onafhankelijke beroepsuitoefening door de advocaat in het geding is.

Net als bij de belastingadviseur kenmerkt de bijstand door een registeraccountant zich in het algemeen door de relatie met een vaste cliënt, voor wie verschillende zaken worden behartigd. De registeraccountant is onderworpen aan tuchtrecht.

Geheimhoudingsplicht/verschoningsrecht
De registeraccountant heeft een geheimhoudingsplicht maar geen verschoningsrecht. Een registeraccountant eerbiedigt het vertrouwelijke karakter van informatie die hij in het kader van zijn beroepsmatig en zakelijk handelen heeft verkregen. Hij maakt deze informatie zonder specifieke machtiging daartoe niet aan een derde bekend, tenzij wettelijk of beroepshalve een recht of plicht daartoe bestaat. Het is de registeraccountant niet toegestaan vertrouwelijke informatie die hij bij zijn beroepsmatig of zakelijk handelen heeft verkregen, te gebruiken om zichzelf of een derde te bevoordelen. Als een accountant en advocaat gezamenlijk in één zaak ten behoeve van een cliënt optreden spreekt het voor zich dat de advocaat en accountant een eigen dossier openen en onderhouden, met het oog op de geheimhoudingsplicht en het verschoningsrecht van de advocaat. De registeraccountant kan in bepaalde gevallen een van de advocaat afgeleid verschoningsrecht hebben.Verwezen wordt naar regel 2 en 4.

Tegenstrijdige belangen
Kenmerkend voor de taak van de registeraccountant is de zogenaamde attest-functie. Deze is per definitie gekoppeld aan de eis van objectiviteit en onafhankelijkheid. Van de attest-functie moeten worden onderscheiden de werkzaamheden van de accountant die meer inherent zijn aan de behartiging van het partijbelang. In denkbare vormen van samenwerking tussen advocaten en accountants (dus niet de samenwerkingsverbanden waarbij voor gezamenlijke rekening en risico de praktijk wordt uitgeoefend of de zeggenschap danwel de eindverantwoordelijkheid wordt gedeeld) zullen tegenstrijdige belangen zich minder snel voordoen. Desalniettemin is in voorkomende gevallen regel 3 van overeenkomstige toepassing.

Beroepsaansprakelijkheidsverzekering
In de VGC is geen algemene plicht voor de registeraccountant opgenomen om een beroepsaansprakelijkheids-verzekering af te sluiten. Alleen voor accountantsorganisaties en voor accountantskantoren (ter zake van assuranceopdrachten) is bepaald dat deze ervoor moeten zorgen dat zij ter zake van het risico van beroepsaansprakelijkheid van henzelf en van de bij hen werkzame of aan hen verbonden medewerkers en andere personen in redelijke mate zijn verzekerd (artikel 11, eerste lid, van de Verordening accountantsorganisaties en artikel 27, eerste lid, van de Nadere Voorschriften Accountantskantoren). Een soortgelijke bepaling zal naar verwachting per 1 januari 2009 ook gaan gelden voor accountantskantoren ter zake van aan assurance verwante opdrachten.
Het wordt aanbevolen gescheiden beroepsaansprakelijkheidsverzekeringen af te sluiten.