Opleidings- en examenreglement vernieuwde beroepsopleiding advocaten (OER vernieuwde BA)

AfdrukkenOpslaan als PDF

Besluit van de algemene raad van 7 december 2020, houdende de vaststelling van een opleidings- en examenreglement vernieuwde beroepsopleiding advocaten (OER vernieuwde BA)

 

 

 

De algemene raad van de Nederlandse orde van advocaten,

 

gelet op artikel 9c van de Advocatenwet;

gelet op artikel 3.15, tweede en derde lid, en artikel 3.15a, eerste lid, van de Verordening op de advocatuur;

 

Stelt het volgende reglement vast:

Paragraaf 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In dit reglement wordt verstaan onder:

aanbieder van de basistest:

       aanbieder van de basistest als bedoeld in artikel 3.23 van de Verordening;

algemene raad:

       de algemene raad van de Nederlandse orde van advocaten als bedoeld in artikel 18 van de Advocatenwet;

basistest:

       de verplichte test als bedoeld in artikel 3.14, eerste lid, onderdeel a, van de Verordening;

beoordelaar:     

       degene die door de examencommissie is aangewezen om toetsen af te nemen en/of toetsen te beoordelen;

beoordeling:

       de vaststelling door een beoordelaar of een stagiaire heeft voldaan aan de eisen die voor het behalen van een toets zijn geformuleerd;

certificaat beroepsopleiding advocaten:

       het certificaat beroepsopleiding advocaten als bedoeld in artikel 3.21 van de Verordening;

cohort:

       de groep stagiaires die in maart of september van enig kalenderjaar aan de beroepsopleiding advocaten is begonnen;

curriculum:      

       het curriculum als bedoeld in artikel 3.15, eerste lid, van de Verordening;

docent:            

       degene die namens een onderwijsaanbieder de opleiding verzorgt;

eindtermen:      

       de eindtermen van de beroepsopleiding advocaten zoals bedoeld in artikel 3.15 van de Verordening en opgenomen in bijlage B van het Kwaliteits- en accreditatiekader BA2020;

 

examen:          

       het examen van de beroepsopleiding advocaten als bedoeld in artikel 3.19, eerste lid, van de Verordening, bestaande uit de toets ethiek, en de eerste integratieve dag en de tweede integratieve dag;

examencommissie:

       de examencommissie als bedoeld in artikel 3.15a van de Verordening;

fraude:

       het handelen of nalaten van een stagiaire of derden met als gevolg dat het voor de examencommissie onmogelijk is of is geworden om zich een juist oordeel te vormen over de verworven kennis en kunde van een stagiaire;

onderwijsaanbieder:

       de uitvoeringsorganisatie als bedoeld in artikel 3.24 van de Verordening of een geaccrediteerde opleidingsinstelling als bedoeld in artikel 3.25 van de Verordening;

onderwijsonderdelen:   

       de onderwijsonderdelen als bedoeld in artikel 3.14, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de Verordening;

opdracht:         

       de door de onderwijsaanbieder aan de stagiaire opgedragen werkzaamheden, die gelden als voorwaarde voor deelname aan of afsluiting van een onderwijsonderdeel;

patroon:

       de advocaat onder wiens begeleiding de stagiaire de praktijk uitoefent;

stagiaire:

       een advocaat die verplicht is zijn praktijk uit te oefenen onder begeleiding van een patroon en deelneemt aan de beroepsopleiding advocaten;

surveillant:       

       degene die namens de uitvoeringsorganisatie aanwezig is tijdens de afname van toetsen en erop toeziet dat deze afname conform de hieromtrent in dit reglement opgenomen regels gebeurt;

studiebelasting:

       het aantal dagdelen dat een stagiaire aan de onderscheiden onderwijsonderdelen geacht wordt te besteden, waarbij een dagdeel staat voor drie klokuren;

studeerbaarheid:

       de mate waarin het onderwijs, de onderwijsaanbieders, (de structuur van) het curriculum en de informatievoorziening binnen de beroepsopleiding advocaten stagiaires in staat stellen om de beroepsopleiding advocaten te volbrengen binnen de daarvoor gestelde tijd;

toets:   

       onderzoek naar kennis en kunde inzake de onderwijsonderdelen als bedoeld in artikel 3.14, eerste lid, onder b, van de Verordening, en waarvan de uitkomst in een voldoende of een onvoldoende wordt uitgedrukt;

toetsmatrijs:     

       een tabel waarin de examencommissie vaststelt hoe de opgave(n) van de toets dienen te zijn verdeeld over de onderscheiden onderdelen van de leerstof;

uitvoeringsorganisatie:

       de uitvoeringsorganisatie als bedoeld in artikel 3.23 van de Verordening;

Verordening:    

       de Verordening op de advocatuur.

Artikel 2 Reikwijdte Opleidings- en examenreglement

1.    Dit reglement omvat het opleidingsreglement, bedoeld in artikel 3.15, tweede lid, van de Verordening, en het examenreglement, bedoeld in artikel 3.15a, eerste lid, van de Verordening, en is van toepassing op:

a. de stagiaires die deelnemen aan de beroepsopleiding advocaten vanaf 1 maart 2021;

b. de onderwijsaanbieders en de aanbieder van de basistest, bedoeld in artikel 3.14, eerste lid, onderdeel a, van de Verordening;

c. docenten, beoordelaars en andere bij het onderwijs en toetsing betrokkenen;

d. de examencommissie;

e. het examen en de toetsen die een onderdeel zijn van het examen.

2.    Waar in de Verordening wordt verwezen naar het examenreglement, worden de paragrafen 1 en 2, en paragrafen 10 tot en met 15 bedoeld.

3.    Waar in de Verordening wordt verwezen naar het opleidingsreglement, worden de paragraaf 1, paragrafen 3 tot en met 7, paragraaf 9 en paragraaf 15 bedoeld.

Paragraaf 2 Examencommissie

Artikel 3 Taken en bevoegdheden examencommissie

1.    Er is een examencommissie voor de beroepsopleiding advocaten.

2.    De examencommissie is een zelfstandig orgaan aan welke de algemene raad zijn bevoegdheden betreffende het examen heeft gedelegeerd.

3.    De examencommissie:

a.  stelt de inhoud, opzet en invulling van (de beoordeling van) de toetsen vast, en indien van toepassing de toetsvragen en de daarbij behorende antwoordmodellen en beoordelings­criteria, binnen de context van de toetsmatrijs;

b. stelt indien van toepassing een toetsmatrijs voor de toetsen conform de eindtermen vast;

c. stelt een kader vast op grond waarvan de toets wordt beoordeeld met daaraan gekoppeld de beoordeling voldoende of onvoldoende;

d. beslist over de deelname van een stagiaire aan de toetsen waarvoor de stagiaire is aangemeld;

e. wijst beoordelaars aan;

f.   stelt het resultaat van de beoordeling van de toetsen vast;

g.  stelt de uitslag van het examen vast;

h. stelt de landelijke toetsdata en de toetsduur vast;

i.   stelt de plaatsen waar de toetsen worden afgenomen, de wijze waarop de toetsen worden afgenomen en de toegelaten hulpmiddelen vast;

4.    De examencommissie bewaakt de kwaliteit van de organisatie van toetsen en de protocollen voor zover deze de toetsen en het examen betreffen.

5.    De examencommissie draagt zorg voor vermelding van de onder het derde lid, onder g en h bedoelde gegevens en de tijdige bekendmaking daarvan.

6.    De examencommissie informeert en adviseert – gevraagd en ongevraagd - de algemene raad over aangelegenheden de examinering betreffende.

7.    In het verlengde van artikel 3.19 van de Verordening strekken de taken en bevoegdheden van de examencommissie zich niet uit over de basistoets.

Artikel 4 Samenstelling examencommissie

1.    De examencommissie bestaat uit door de algemene raad te benoemen leden. De omvang van de examencommissie is afhankelijk van de voorliggende werkzaamheden en wordt door de algemene raad bepaald na ingewonnen advies van de examencommissie.

2.    In de examencommissie worden in ieder geval benoemd:

a. op voordracht van de uitvoeringsorganisatie: twee leden;

b. op voordracht van elke onderwijsaanbieder, de uitvoeringsorganisatie uitgezonderd: één lid.

3.    De algemene raad wijst een van de leden aan als voorzitter alsmede twee andere leden die samen met de voorzitter het dagelijks bestuur vormen.

4.    Bij de samenstelling van de examencommissie wordt rekening gehouden met deskundigheid op het gebied van vaardigheden, ethiek en juridische inhoud, alsmede ervaring met toetsing in de vorm van assesments. Daarnaast is ten minste één van de leden onderwijskundige.

5.    Geen van de leden van de examencommissie is betrokken bij de ontwikkeling of de samenstelling van de toetsen of de onderwijsonderdelen.

6.    De leden van de examencommissie worden benoemd voor ten hoogste vier jaar. Zij treden af volgens een door de examencommissie vast te stellen rooster van aftreden. Zij kunnen eenmaal worden herbenoemd.

7.    De algemene raad kan plaatsvervangende leden benoemen. Op de benoeming van plaatsvervangende leden zijn het vierde lid en het zesde lid van overeenkomstige toepassing.

8.    De uitvoeringsorganisatie is verantwoordelijk voor het beheer en de ondersteuning van de examencommissie, waaronder het voorzien in een secretariaat van de examencommissie.

Artikel 5 Werkwijze examencommissie

1.    De examencommissie neemt rechtsgeldige besluiten indien meer dan de helft van het aantal leden, waaronder de voorzitter, aanwezig is. Bij staking van stemmen over besluiten beslist de voorzitter.

2.    Een lid van de examencommissie neemt geen deel aan beraadslaging of besluitvorming over aangelegenheden waar hij, in een andere hoedanigheid, bij betrokken is of is geweest.

3.    De examencommissie stelt ten behoeve van haar dagelijks functioneren een huishoudelijk reglement op in overleg met de algemene raad. Dit huishoudelijk reglement voorziet in ieder geval in een beschrijving van de mandatering van bevoegdheden van de examencommissie aan het dagelijks bestuur en de praktische verdeling van werkzaamheden in vakkamers.

Paragraaf 3 Vertrouwenspersoon bij een onderwijsaanbieder

Artikel 6 Vertrouwenspersoon stagiaires

1.    Een onderwijsaanbieder heeft een vertrouwenspersoon.

2.    De vertrouwenspersoon heeft tot taak om stagiaires een luisterend oor, advies en bemiddeling te bieden voor ervaringen en problemen met de voor of namens de onderwijsaanbieder werkzame personen, alsmede over de beroepsopleiding advocaten.

3.    Contact met de vertrouwenspersoon is een eigen keuze van een stagiaire en laat de mogelijkheid van het indienen van een klacht onverlet.

Paragraaf 4 Klachten

Artikel 7 Klachten

Een stagiaire kan een klacht over de wijze waarop een onderwijsaanbieder of een onder zijn verantwoordelijkheid werkzame persoon zich in een bepaalde aangelegenheid jegens hem heeft gedragen voorleggen aan een onderwijsaanbieder. De onderwijsaanbieder probeert de klacht in der minne te schikken. Mocht de onderwijsaanbieder de klacht niet in der minne kunnen schikken, dan kan een stagiaire een klacht indienen bij de klachtencommissie, bedoeld in artikel 8.

Artikel 8 Klachtencommissie

Een onderwijsaanbieder stelt een klachtencommissie in voor klachten met betrekking tot:

a.    de onderwijsorganisatie;

b.    de onder de verantwoordelijkheid van de onderwijsaanbieder werkzame personen;

c.     de onderwijsinhoud;

d.    de onderwijsfaciliteiten;

e.    de digitale leeromgeving.

Paragraaf 5 Rol en positie van de patroon

Artikel 9 Samenwerking onderwijsaanbieder en patroon

1.    De patroon van een stagiaire wordt uitgenodigd bij de door de uitvoeringsorganisatie georganiseerde start van de beroepsopleiding advocaten.

2.    De patroon van een stagiaire is aanwezig bij de evaluatiegesprekken, tenzij een stagiaire om hem moverende redenen de aanwezigheid van zijn patroon niet wenselijk acht, waarvan de stagiaire de uitvoeringsorganisatie tijdig op de hoogte stelt.

3.    De patroon levert, op verzoek van de uitvoeringsorganisatie, input voor een evaluatiegesprek.

4.    De patroon begeleidt de stagiaire in de beroepsopleiding advocaten, bijvoorbeeld door middel van het geven van feedback op praktijkopdrachten, indien dit wordt gevraagd vanuit de beroepsopleiding advocaten.

Paragraaf 6 Omgangsvormen en geheimhouding

Artikel 10 Algemene omgangsvormen en vertrouwelijkheid

  1. Eenieder die betrokken is bij de beroepsopleiding gedraagt zich naar de algemeen geldende normen en waarden van fatsoen en integriteit.
  2. Stukken die betrekking hebben op de (persoonlijke) ontwikkeling van de stagiaires worden steeds vertrouwelijk behandeld.

Artikel 11 Omgangsvormen medewerkers van een onderwijsaanbieder

  1. Medewerkers van de onderwijsaanbieder, waaronder docenten, zijn zich in hun omgang met stagiaires te allen tijde bewust van machtsverhoudingen en afhankelijkheid. Medewerkers bewaren gepaste afstand tot de stagiaires en vermijden de schijn van machtsmisbruik, (seksuele) intimidatie of discriminatie.
  2. Medewerkers informeren de onderwijsaanbieder over incidenten, relaties en omgangsvormen die in strijd zijn met het eerste lid.

Artikel 12 Omgangsvormen stagiaires

  1. Stagiaires houden zich bij het volgen van onderwijs in de beroepsopleiding advocaten aan aanwijzingen die door de docent worden gegeven.
  2. Stagiaires gebruiken de digitale leeromgeving uitsluitend voor het doel waarvoor een onderwijsaanbieder de omgeving ter beschikking heeft gesteld aan een stagiaire.
  3. Het gebruik van apparatuur anders dan voor onderwijsdoeleinden is tijdens het volgen van onderwijs niet toegestaan.

Artikel 13 Geheimhouding stagiaires

  1. Een stagiaire is ook tijdens de beroepsopleiding advocaten gehouden aan de wettelijke geheimhoudingsverplichting die uit hoofde van zijn beroep op hem rust.
  2. Een stagiaire die tijdens de beroepsopleiding advocaten een casus inbrengt, anonimiseert deze zodanig dat uit de verstrekte gegevens niet kan worden afgeleid wie de cliënt, de wederpartij, of wat de concrete inhoud van de zaak is.
  3. Een stagiaire is zich bewust van zijn verplichte geheimhouding, ook als het gaat om het bespreken van geanonimiseerde casussen.

Artikel 14 Geheimhouding docenten en beoordelaars

Docenten en beoordelaars worden door een onderwijsaan­bieder tot geheimhouding verplicht door middel van het ondertekenen van een geheimhou­dingsverklaring ten aanzien van al hetgeen hem in de hoedanigheid van docent of beoorde­laar bekend is geworden over de praktijkuitoefening van stagiaires, ook in het geval dat de docent of beoordelaar advocaat is.

Paragraaf 7 Aanmelding en toelating beroepsopleiding advocaten

Artikel 15 Aanmeldingsprocedure beroepsopleiding advocaten

  1. De beroepsopleiding advocaten start tweemaal per jaar, in maart en in september.
  2. Aanmelding en inschrijving vindt na goedkeuring van de (lokale) raad van de orde plaats door middel van een formulier, dat een stagiaire op het aanmeldportaal van de website van de Nederlandse orde van advocaten invult.
  3. Na registratie van de aanmelding door de Nederlandse orde van advocaten ontvangt de uitvoeringsorganisatie de gegevens betreffende een stagiaire. De uitvoeringsorganisatie stuurt de stagiaire daarop een e-mail met zijn inloggegevens en nadere instructies.

Paragraaf 8 Basistest

Artikel 16 Inhoud en vorm basistest

De aanbieder van de basistest neemt bij het vaststellen van de inhoud van de basistest het Besluit beroepsvereisten advocatuur in acht.

Artikel 17 Procedures en certificaat basistest

1.    Bij de start van de beroepsopleiding advocaten dan wel op enig moment voorafgaande aan die start legt de (aankomend) stagiaire een diagnostische toets af in de vorm van de basistest. Het afleggen van de basistest mag niet langer dan een jaar voorafgaand aan de start van de beroepsopleiding liggen.

2.    Aanmelding voor de basistest vindt plaats op het aanmeldportaal van de website van de Nederlandse orde van advocaten.

3.    De aanbieder van de basistest ontvangt de gegevens van de (aankomend) stagiaire. De aanbieder van de basistest stuurt hem daarop een e-mail en nadere instructies.

4.    De basistest kan door de stagiaire ten hoogste tweemaal worden afgelegd. Van een afgelegde basistest kan geen herbeoordeling worden gevraagd.

5.    Binnen drie weken na de datum waarop de test is afgelegd verstrekt de aanbieder van de basistest aan de stagiaire een deelnamecertificaat basistest met een supplement met de behaalde resultaten.

6.    Het deelnamecertificaat basistest heeft een geldigheid van een jaar na verstrekking.

7.    De aanbieder van de basistest neemt een afschrift van het deelnamecertificaat basistest met supplement op in haar eigen systemen gedurende een periode van vijf jaar na de datum van verstrekking van het deelnamecertificaat basistest.

Paragraaf 9 Onderwijsonderdelen

Artikel 18 Verzorging van het onderwijs in de beroepsopleiding advocaten

  1. De uitvoeringsorganisatie draagt zorg voor het onderwijs in alle onderwijsonderdelen, genoemd in artikel 3.14, eerste lid, onderdeel b, van de Verordening.
  2. Een geaccrediteerde opleidingsinstelling als bedoeld in artikel 3.25 van de Verordening verzorgt de onderwijsonderdelen ‘kantoorspecifieke vaardigheden’, ‘juridisch-inhoudelijke kennis’ en ‘voorbereiding integratieve dagen’, als bedoeld in artikel 3.14, eerste lid, onderdeel b, onder 3° tot en met 5°, van de Verordening.

Artikel 19 Voertaal in het onderwijs

  1. Het onderwijs wordt overwegend in het Nederlands gegeven.
  2. Een onderwijsaanbieder kan studiematerialen in het Engels aanbieden en niet-Nederlands­talige docenten een deel van de onderwijsonderdelen laten verzorgen.

Artikel 20 Inrichting van onderwijsprogramma en studeerbaarheid

1.    Een onderwijsaanbieder richt het onderwijsprogramma zodanig in dat een stagiaire de beroepsopleiding advocaten, inclusief herkansingen, kan afronden binnen drie jaar na beëdiging.

2.    Bij de vaststelling van het onderwijsprogramma worden het curriculum en de toetsmomenten in acht genomen.

Artikel 21 Leermiddelen en studiemateriaal onderwijsonderdelen

1.    Het studiemateriaal bestaat onder andere uit vakliteratuur, praktijkgericht materiaal zoals casussen en opdrachten en eventueel audiovisueel materiaal. De digitale leeromgeving bevat een overzicht van het te bestuderen studiemateriaal.

2.    Informatie die via e-mail, de digitale leeromgeving of de website van de onderwijsaanbieder wordt verspreid, wordt verondersteld bekend te zijn bij een stagiaire.

Artikel 22 Voorbereiding

  1. Een onderwijsaanbieder maakt de verplichte voorbereiding voor deelname aan een door haar aangeboden onderwijsonderdeel bekend.
  2. Een stagiaire bereidt zich voor volgens de door de onderwijsaanbieder verstrekte instructies en levert de door een onderwijsaanbieder opgegeven opdrachten op de aangegeven wijze en met inachtneming van de inlevertermijn in.
  3. Een onderwijsaanbieder kan, op gemotiveerd verzoek van een stagiaire, uitstel verlenen voor het inleveren van een opdracht. Daarbij stelt zij een nieuwe inlevertermijn vast.
  4. Uitstel wordt verleend voor zover:
    1. het verzoek meer dan 24 uur voor het verstrijken van de oorspronkelijke inlevertermijn is gedaan en het verzoek redelijk is; of
    2. sprake is van overmacht.

Artikel 23 Voorbereiding integratieve dagen

  1. De onderwijsaanbieder verzorgt, ter voorbereiding op de integratieve dagen, als bedoeld in artikel 3.14, eerste lid, onderdeel b, onder 5°, van de Verordening, ten behoeve van de stagiaire:
    1. 17 dagdelen voor de eerste integratieve dag; en
    2. 10 dagdelen voor de tweede integratieve dag.
  2. De onderwijsaanbieder zorgt ervoor dat de opdracht ter voorbereiding van de integratieve dag in ieder geval bestaat uit:
    1. het bestuderen van het dossier;
    2. het bepalen van een processtrategie; en
    3. het opstellen van twee processtukken.
  3. De onderwijsaanbieder voorziet de gemaakte opdracht van de beoordeling ‘voldoende’ of ‘onvoldoende’ en maakt deze beoordeling, voorzien van gerichte feedback, aan de stagiaire bekend.
  4. In het geval dat de opdracht is voorzien van de beoordeling 'onvoldoende' geeft de onderwijsaanbieder de stagiaire eenmalig de gelegenheid tot verbetering, waarna het in het derde lid bepaalde opnieuw heeft te gelden en de eerdere beoordeling komt te vervallen.
  5. In het geval dat de opdracht na de gelegenheid tot verbetering opnieuw wordt voorzien van de beoordeling ‘onvoldoende’ kan de stagiaire verzoeken dat de opdracht wordt beoordeeld door een tweede docent die niet eerder is betrokken bij de beoordeling van de opdracht. De onderwijsaanbieder kan hiertoe een docent aanwijzen die in dienst is van een andere onderwijsaanbieder. De beoordeling van deze tweede docent vervangt de beoordeling van de eerste docent.

Artikel 24 Uitsluiting onderwijs

Een onderwijsaanbieder kan een stagiaire uitsluiten van deelname aan het door haar verzorgde onderwijs als de stagiaire de opdracht niet binnen de gestelde inlevertermijn of op de aangegeven wijze heeft ingeleverd of voor de opdracht een onvoldoende heeft behaald.

Artikel 25 Verplichte aanwezigheid en absentie contactonderwijs

  1. Een stagiaire neemt deel aan elk dagdeel contactonderwijs. Hij volgt het contactonderwijs in zijn eigen groep.
  2. Een stagiaire is niet vaker afwezig dan ten hoogste het aantal dagdelen dat voor het betreffende onderwijsonderdeel is opgenomen in bijlage 1.
  3. Een onderwijsaanbieder kan tot twee weken voor aanvang van een dagdeel ter voorbereiding op de op de integratieve dagen, bedoeld in artikel 23, eerste lid, bepalen dat de stagiaire van dit dagdeel niets mag verzuimen.
  4. De deelname van een stagiaire wordt vastgesteld door middel van het tekenen van een presentielijst aan het begin en aan het einde van de dag.
  5. Een stagiaire wordt als absent geregistreerd door een onderwijsaanbieder, indien de stagiaire:
    1. een presentielijst niet heeft getekend, omdat hij niet aanwezig is, dan wel te laat, dat wil zeggen meer dan vijftien minuten na aanvang, is binnengekomen;
    2. een dag(deel) moet verzuimen, ongeacht of er sprake is van overmacht of bijzondere omstandigheden.
  6. In afwijking van het vijfde lid kan de stagiaire, na instemming van de onderwijsaanbieder, als hij absent is of zal zijn, het voor zijn curriculum geldende dagdeel bijwonen in een andere groep van hetzelfde cohort, of, als dat niet mogelijk is, in een groep van een ander cohort. Kosten verbonden aan het bijwonen van een dagdeel buiten zijn eigen groep, komen voor rekening van de stagiaire.

Artikel 26 Alternatieve opdrachten bij verzuim

Een onderwijsaanbieder kan alternatieve opdrachten aanbieden ter herstel van verzuim bij het maken of te laat inleven van opdrachten als bedoeld in artikel 22, tweede lid, of bij het niet voldoen aan de aanwezigheidsverplichtingen op grond van artikel 25 voor het onderwijsonderdeel kantoorspecifieke vaardigheden, bedoeld in artikel 3.14, eerste lid, onderdeel b, onder 3°, van de verordening en voor het onderwijsonderdeel juridisch-inhoudelijke kennis, bedoeld in artikel 3.14, eerste lid, onderdeel b, onder 4°, van de verordening.

Paragraaf 10 Inhoud en vorm van examen en toetsen

Artikel 27 Inhoud van het examen

Het examen van de beroepsopleiding advocaten omvat drie toetsen, te weten:

a. de toets ethiek;

b. de eerste integratieve dag, en

c. de tweede integratieve dag.

Artikel 28 Toetsontwikkeling

  1. De uitvoeringsorganisatie benoemt per toets een toetsontwikkelteam, bestaande uit ten minste twee leden.
  2. Een toetsontwikkelteam:
    1. maakt een concept-toetsmatrijs voor de desbetreffende toets;
    2. vervaardigt toetsvragen met de daarbij behorende antwoordmodellen of een casus, met een beoordelingskader binnen de context van de vastgestelde toetsmatrijs.

Artikel 29 Inhoud van toetsen

  1. De onderdelen van de opleiding worden getoetst op de wijze zoals aangegeven in het toetsplan. Het toetsplan wordt opgesteld door de examencommissie en gedeeld met de onderwijsaanbieders.
  2. De examencommissie stelt de toets ethiek alsook de casus voor de integratieve dagen vast met inachtneming van:
    1. de eindtermen van de beroepsopleiding advocaten;
    2. het curriculum.
  3. In het geval dat een stagiaire een toets niet heeft gehaald in het opleidingsjaar waarin hij het onderwijs in dat vak heeft gevolgd, gelden, onverminderd het bepaalde in artikel 34, derde lid, voor de toets die hij aflegt in het volgende opleidingsjaar de eisen van het dan lopende opleidingsjaar.

Artikel 30 Tijdvakken, frequentie en volgorde van toetsen

1.    De examencommissie neemt bij de vaststelling van de tijdvakken waarin de gelegenheid wordt geboden om een toets af te leggen en de toetsdata in acht:

a. dat voor het deelnemen aan een toets ten minste drie gelegenheden worden geboden binnen drie jaar na beëdiging van de stagiaire;

b. de volgorde van toetsen die blijkt uit het curriculum en artikel 3.19, tweede en derde lid, van de Verordening;

c. de studeerbaarheid en voorgeschreven voorbereiding voor de stagiaire.

2.    De tijdvakken worden jaarlijks door de examencommissie vastgesteld en uiterlijk bij de start van een cohort bekend gemaakt.

3.    De toetsdata worden zo spoedig mogelijk na aanvang van het opleidingsjaar, en niet later dan vier maanden vóór de toetsdatum, bekendgemaaktdoor of namens de examencommissie.

Artikel 31 Hulpmiddelen bij toets

1.    De examencommissie maakt in de digitale leeromgeving bekend welke hulpmiddelen bij een toets zijn toegestaan.

2.    Tenzij de examencommissie anders beslist en deze beslissing schriftelijk en uitdrukkelijk heeft bekendgemaakt, is het een stagiaire tijdens het afleggen van een toets slechts toegestaan ter plekke uitgereikt materiaal en originele gedrukte wetteksten te raadplegen.

3.    In de toegelaten bronnen mogen slechts onderstrepingen, markeringen en verwijzingen naar wetsartikelen zijn aangebracht.

Artikel 32 Aanpassing vanwege functiebeperking

Op schriftelijk verzoek kan de examencommissie voor stagiaires met een functiebeperking besluiten af te wijken van de toetsvorm of toetsduur en tot het toestaan van op de functiebeperking betrekking hebbende hulpmiddelen, mits de aanpassing niet van invloed is op de moeilijkheids­graad en de kwaliteit van de toets. De examencommissie kan, zo nodig, advies van deskundigen inwinnen als de stagiaire daar schriftelijk mee instemt.

Paragraaf 11 Deelname aan toetsen

Artikel 33 Toelating tot toetsen

1.    Met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.19 van de Verordening meldt de onderwijs­aanbieder een stagiaire aan bij de uitvoerings­organisatie voor deelname aan een toets. De onderwijsaanbieder overlegt daarbij, aan de hand van een door de examencommissie verstrekt format, gegevens omtrent de aangemelde stagiaire ter zake van:

a. het onderwijs door de stagiaire gevolgd met inachtneming van het volgen van het aantal dagdelen voorbereiding op de integratieve dagen, bedoeld in artikel 23, eerste lid;

b. de door de stagiaire gemaakte, op de integratieve dag voorbereidende opdracht alsmede de beoordeling daarvan bedoeld in artikel 23, derde, vierde en vijfde lid; en;

c. een advies omtrent deelname aan de toets.

2.    Op basis van de in het eerste lid overgelegde gegevens beslist de examencommissie over de deelname van een stagiaire aan de toetsen waarvoor de stagiaire is aangemeld.

3.  In afwijking van het eerste en tweede lid meldt de uitvoeringsorganisatie de stagiaire aan voor de toets ethiek. Voor de toets ethiek geldt dat wanneer de absentie in dagdelen hoger is dan op grond van bijlage 1 is toegestaan, de examencommissie de stagiaire schriftelijk bericht dat hij niet wordt toegelaten tot de toets. Nadat de stagiaire het onderwijs heeft ingehaald, kan hij worden toegelaten tot de herkansingstoets.

4.    Indien de examencommissie beslist dat de aangemelde stagiaire niet wordt toegelaten tot een toets, geldt dit ingevolge artikel 3.19, derde lid, van de Verordening als een niet behaalde toets en verliest de stagiaire een toetskans.

Artikel 34 Deelname aan herkansing

  1. Een toets waarvoor een voldoende is behaald, kan niet worden herkanst.
  2. Indien voor een toets een onvoldoende is behaald, of indien sprake is van de situatie als bedoeld in artikel 33 derde lid, wordt de stagiaire door de uitvoerings­organisatie automatisch ingeschreven voor een herkansing van de toets bij de eerstvolgende examenmogelijkheid, behoudens de beperkingen van artikel 3.19 van de Verordening. De uitvoeringsorganisatie stelt de stagiaire hiervan op de hoogte.
  3. Voor de eerste herkansing van een integratieve dag hoeft de stagiaire de voorbereiding op de integratieve dag, bedoeld in artikel 23, eerste en tweede lid, niet opnieuw, voor de nieuwe integratieve dag, te doorlopen, maar kan volstaan met het opnieuw optreden op de integratieve dag.
  4. Voor de tweede herkansing van een integratieve dag dient de stagiaire de voorbereiding op de integratieve dag, bedoeld in artikel 23, eerste en tweede lid, geheel opnieuw te doorlopen.

  5. De deelnemer aan een herkansing is het door de uitvoeringsorganisatie, met inachtneming van het door de algemene raad gegeven kader, vastgestelde herkansingsgeld verschuldigd.

Artikel 35 Praktische gang van zaken bij toetsen

1.    Een stagiaire legitimeert zich door middel van een geldige advocatenpas, geldig paspoort of een geldig door de Nederlandse overheid afgegeven identiteitsbewijs.

2.    Na verstrijken van vijftien minuten na de aanvangstijd van de toets kan de uitvoerings­organisatie de toegang tot de toets weigeren.

3.    Het is niet toegestaan om gedurende de eerste dertig minuten na het aanvangstijdstip de gemaakte toets in te leveren of de ruimte waar de toets wordt afgenomen te verlaten. Het is evenmin toegestaan om gedurende de laatste vijftien minuten van de aangegeven toetstijd de gemaakte toets in te leveren of de ruimte waar de toets wordt afgenomen te verlaten.

4.    De surveillant of de beoordelaar is bevoegd om passende maatregelen te nemen voor de bevordering en handhaving van orde en rust.

5.    Een stagiaire volgt de aanwijzingen van de surveillant of de beoordelaar op.

6.    Persoonlijke informatie- en communicatiemiddelen dienen vóór de aanvang te worden uitgezet en opgeborgen. Het gebruik hiervan is tijdens de toets niet toegestaan. Voor zover de hulpmiddelen niet expliciet zijn toegestaan door de examencommissie, wordt gebruik van persoonlijke informatie- en communicatiemiddelen aangemerkt als fraude.

7.    Het is niet toegestaan zonder toestemming van de surveillant of beoordelaar te communiceren met andere personen in of buiten de ruimte waar de toets wordt afgenomen.

8.    Een surveillant of beoordelaar handelt bij signalering van fraude tijdens het afleggen van de toets als volgt:

a. hij deelt de stagiaire mee dat hij een rapport van het geconstateerde zal opmaken dat aan de examencommissie wordt gezonden;

b. hij wijst de stagiaire erop dat het afleggen van de toets kan worden voortgezet, maar dat geen beoordeling van de toets zal plaatsvinden tot de examencommissie heeft beslist welke consequentie(s) deze aan het geconstateerde zal verbinden;

c. hij voorziet de toetsuitwerking van de vermelding “eigen risico”.

Paragraaf 12 Fraude

Artikel 36 Fraude

1.    De examencommissie beoordeelt het rapport, bedoeld in artikel 35, achtste lid, onder a.

2.    Indien op een ander moment dan tijdens het afleggen van de toets het vermoeden rijst dat sprake is van fraude of bij de stagiaire met betrekking tot enig onderdeel van de toetsen anderszins onregelmatigheden worden geconstateerd, wordt de zaak aan de examencommissie voorgelegd. De examencommissie maakt van haar bevindingen een rapport op.

3.    De voorzitter van de examencommissie zendt een stagiaire een afschrift van het rapport, waartegen hij zich schriftelijk kan verweren. De examencommissie stelt de stagiaire in de gelegenheid om gehoord te worden.

4.    In geval van fraude, kan de examencommissie als het resultaat van een toets vaststellen dat deze geen beoordeling heeft gekregen, en een stagiaire gedurende een door haar te bepalen termijn van ten hoogste een jaar het recht ontnemen één of meer door haar aan te wijzen toetsen af te leggen. Bij ernstige fraude kan de algemene raad, op voorstel van de examencommissie, de inschrijving van een stagiaire voor de beroepsopleiding advocaten definitief beëindigen.

5.    Staat de fraude onherroepelijk vast, dan wordt in het digitale dossier van een stagiaire vastgelegd dat hij heeft deelgenomen aan een toets maar wegens fraude geen beoordeling heeft ontvangen.

Paragraaf 13 Beoordeling van toetsen

Artikel 37 Beoordeling algemeen

1.    De beoordeling van een toets gebeurt door een beoordelaar, die daartoe aangewezen is door de examencommissie.

2.    Het is de beoordelaar, bedoeld in het eerste lid, niet toegestaan een kantoorgenoot of een stagiaire over wie hij het patronaat uitoefent of die hij anderszins in overwegende mate begeleidt te examineren. Zo nodig wijst de examencommissie een andere beoordelaar aan.

3.    De beoordeling gebeurt aan de hand van de methode, bedoeld in artikel 3, derde lid, onder a, b en c en omvat het oordeel ‘voldoende’ of ‘onvoldoende’.

4.    Indien een beoordelaar de prestatie van de stagiaire voor de toets of onderdelen van die toets als onvoldoende beoordeelt, vraagt hij een tweede beoordelaar uit het team om zijn oordeel. De gezamenlijke beoordeling wordt aan de examencommissie overhandigd.

Artikel 38 Beoordeling van integratieve dag en mondelinge toetsen

1.    De beoordeling van de integratieve dag geschiedt in aanwezigheid van:

a. ten minste twee beoordelaars, waarbij de examencommissie kan bepalen dat gebruik wordt gemaakt van opnameapparatuur, of
b. één beoordelaar, met gebruikmaking van opnameapparatuur.

2.    De beoordeling van de integratieve dag heeft de vorm van een verslag dat door de aanwezige beoordelaar(s) wordt ondertekend.

3.    Als de toets ethiek mondeling is afgenomen, maakt de beoordelaar de beoordeling en het verslag binnen vijf werkdagen bekend aan de examencommissie.

4.    Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op een mondeling afgenomen toets ethiek met dien verstande dat niet meer dan één stagiaire tegelijk wordt beoordeeld, tenzij de examencommissie anders heeft bepaald.

Artikel 39 Vaststellen resultaat toets

1.    De examencommissie stelt het resultaat van een toets vast.

2.    De examencommissie kan het resultaat van een toets als ‘geen beoordeling’vaststellen, als:

a) de beoordeling met inachtneming van de methode, bedoeld in artikel 3, derde lid, onderdeel a, b en c, daartoe aanleiding geeft; of

b) fraude is vastgesteld.

Artikel 40 Bekendmaken resultaten van toetsen

1.    Binnen zes weken na de toetsdatum maakt de examencommissie de beschikkingen met de vaststelling van het toetsresultaat elektronisch bekend met een digitaal bewijsstuk.

2.    De beschikking vermeldt:

a. het recht op inzage, bedoeld in artikel 41;

b. het recht op herbeoordeling, bedoeld in artikel 42;

c. indien van toepassing, de einddatum van de geldigheid, bedoeld in artikel 43, eerste lid.

Artikel 41 Inzage van toetsen

  1. Na het bekendmaken van het resultaat van de toets ethiek krijgt een stagiaire in de digitale leeromgeving inzage in de toets en de door de stagiaire gegeven antwoorden. Tevens kan de stagiaire kennisnemen van de normen aan de hand waarvan de beoordeling heeft plaatsgevonden en de daarbij horende standaardnormering. Deze inzage staat open gedurende zes weken.
  2. Na bekendmaken van de beoordeling van de integratieve dag krijgt een stagiaire op verzoek inzage in het door de beoordelaars opgestelde verslag. Als gebruik is gemaakt van opnameapparatuur bij de integratieve dag, wordt een stagiaire op verzoek in de gelegenheid gesteld op locatie van de uitvoeringsorganisatie de opname te bekijken.

Artikel 42 Herbeoordeling

Een stagiaire kan binnen zes weken na het bekendmaken van het resultaat van een toets, een­malig een herbeoordeling verzoeken bij de examencommissie.

Artikel 43 Geldigheidsduur van studieresultaten

1.    De als voldoende beoordeelde toetsen hebben een geldigheidsduur van vijf jaar na bekend­making van de beschikking, bedoeld in artikel 40.

2.    Ten behoeve van het verkrijgen van het certificaat beroepsopleiding advocaten dienen toetsen die hun geldigheid hebben verloren, opnieuw te worden afgelegd.

3.    De examencommissie kan in bijzondere omstandigheden de geldigheidsduur van een toets verlengen.

Artikel 44 Vastlegging en bewaring van de beoordelingen

1.    De registraties van aanwezigheid en voorbereiding als bedoeld in artikel 22 en 25 alsook de beoordelingen van opdrachten en overige voorbereidingen op toetsen van een stagiaire worden opgenomen in een geautomatiseerd systeem van de onderwijsaanbieder, waarin de voortgang van de stagiaire wordt gemonitord. Dit systeem bevindt zich in het besloten deel van de digitale leeromgeving en is slechts toegankelijk voor de stagiaire, de onderwijs­aanbieder en, voor zover noodzakelijk voor hun taak, de examencommissie.

2.    Een stagiaire kan ervoor kiezen het geautomatiseerde systeem, bedoeld in het eerste lid, open te stellen voor zijn patroon.

Artikel 45 Bewaring van afgelegde toetsen

De uitvoeringsorganisatie ziet erop toe dat de gemaakte toetsen en de beoordelingsnormen worden bewaard gedurende een periode van vijf jaar na de datum van dagtekening van het bewijsstuk, bedoeld in artikel 41, eerste lid, met de behaalde beoordelingen.

Paragraaf 14 Uitslag examen

Artikel 46 Vaststelling uitslag examen

1.    De examencommissie stelt de einduitslag van het examen vast nadat de stagiaire de basistest heeft afgelegd, aan alle opleidingsverplichtingen heeft voldaan en voor alle toetsen een voldoende beoordeling heeft gekregen.

2.    De examencommissie stelt de algemene raad zo spoedig mogelijk in kennis van de uitslag van het examen met het oog op het verstrekken van het certificaat beroepsopleiding advocaten door of namens de algemene raad.

Artikel 47 Supplement bij het certificaat beroepsopleiding advocaten

1.    De examencommissie voegt aan het certificaat beroepsopleiding advocaten een supplement toe. Het supplement heeft tot doel inzicht te verschaffen in de aard en inhoud van de afgeronde opleiding, mede met het oog op internationale herkenbaarheid van de opleiding.

2.    Het in het Engels opgestelde supplement bevat in elk geval:

a. de naam van de opleiding en de onderwijsaanbieder of onderwijsaanbieders die de opleiding verzorgt onderscheidenlijk verzorgen;

b. de mededeling dat het een beroepsopleiding advocaten betreft;

c. een beschrijving van de inhoud van de opleiding; en

d. de studielast van de opleiding.

3.    Het supplement wordt ondertekend door de voorzitter van de examencommissie, bedoeld in het eerste lid, of diens plaatsvervanger.

Artikel 48 Verklaringen

Degene die een of meer onderdelen van het examen met gunstig gevolg heeft afgelegd, en aan wie geen certificaat beroepsopleiding advocaten kan worden verstrekt, ontvangt desgevraagd een verklaring van de examencommissie waarin de toetsen zijn vermeld die met een voldoende zijn beoordeeld.

Paragraaf 15 Slotbepalingen

Artikel 49 Bijzondere gevallen

1.    Een onderwijsaanbieder kan, in bijzondere omstandigheden, afwijken van de paragrafen 3 tot en met 5, en paragraaf 9, indien de belangen van de stagiaires daardoor redelijkerwijs niet worden geschaad.

2.    De aanbieder van de basistest kan, in bijzondere omstandigheden afwijken van paragraaf 8, indien de belangen van de stagiaires daardoor redelijkerwijs niet worden geschaad.

3.    De examencommissie kan, in bijzondere omstandigheden, afwijken van de paragrafen 10 tot en met 14 indien de belangen van de stagiaires daardoor redelijkerwijs niet worden geschaad.

4.    Toepassing van de bevoegdheid in het eerste, tweede of derde lid, wordt onverwijld gemeld aan de algemene raad.

5.    In gevallen waarin dit reglement niet voorziet en die betrekking hebben op onderwijs, beslist de onderwijsaanbieder wiens onderwijs het betreft.

6.    In gevallen waarin dit reglement niet voorziet en die betrekking hebben op de basistest, beslist de aanbieder van de basistest.

7.    In gevallen waarin dit reglement niet voorziet en die betrekking hebben op toetsen, beslist de examencommissie.

Artikel 50 Intrekking

1.    Het Examenreglement beroepsopleiding advocaten oktober 2015 wordt ingetrokken.

2.    Het Opleidingsreglement beroepsopleiding advocaten oktober 2015 wordt ingetrokken.

Artikel 51 Overgangsrecht

  1. Op een stagiaire die uiterlijk in september 2020 de beroepsopleiding advocaten aanvangt en met ingang van 1 oktober 2020 zonder onderbreking op het tableau staat ingeschreven, en op zijn patroon, blijven het Opleidingsreglement beroepsopleiding advocaten oktober 2015 en het Examenreglement beroepsopleiding advocaten oktober 2015, zoals deze reglementen luidden op 30 september 2020, van toepassing, met dien verstande dat de bevoegdheden en taken die in het Examenreglement beroepsopleiding advocaten oktober 2015 worden toegekend aan de examencommissie worden uitgeoefend door de examencommissie, bedoeld in dit reglement.
  2. De benoemingen van de leden van de examencommissie die zijn benoemd op grond van het Opleidingsreglement beroepsopleiding advocaten oktober 2015 en het Examenreglement beroepsopleiding advocaten oktober 2015, gelden als benoemingen in de examencommissie, bedoeld in artikel 3, waarbij de oorspronkelijke benoemingstermijnen en mogelijke herbenoemingen behouden blijven.

Artikel 52 Inwerkingtreding

Dit reglement treedt in werking direct na inwerkingtreding van de wijzigingsverordening beroepsopleiding advocaten 2020.

Artikel 53 Citeertitel

Dit reglement wordt aangehaald als: OER vernieuwde BA

Artikel 54 Bekendmaking reglement en wijzigingen

Dit reglement wordt in de Staatscourant bekendgemaakt. De Nederlandse orde van advocaten draagt zorg voor een passende en tijdige bekendmaking van dit reglement, alsmede van de wijzigingen daarvan.

Bijlage 1

Bijlage 1 als bedoeld in artikel 25 van het Opleidings- en examenreglement vernieuwde beroepsopleiding advocaten

 

 

(Onderwijs-)onderdeel beroepsopleiding advocaten,

conform bijlage A van het Kwaliteits- en accreditatiekader BA2020

Aantal dagdelen

(één dagdeel is drie klokuren)

Aantal dagdelen minimaal verplichte aanwezigheid en deelname als bedoeld in artikel 27 van het Opleidings- en examenreglement beroepsopleiding advocaten

 

Basistest

1

1

Integratieve dagen (twee)

(twee toetsen)

4

 

4

Ethiek en geïntegreerde vaardigheden

(inclusief toets ethiek)

29

 

29

Vaardigheden I

11

11

Vaardigheden II

18

16

Cognitie en geïntegreerde vaardigheden

42

40

 

105

101