Gedragsregels advocatuur

AfdrukkenOpslaan als PDF

Ten geleide

Na de gedragsregels van 1968, 1980 en 1992 is in 2018 de tekst vastgesteld van de nieuwe set gedragsregels. Het was nodig om de gedragsregels uit 1992 te herijken, gelet op het inmiddels verstreken tijdsverloop, de ingrijpende wijziging van de Advocatenwet in 2015 en de veranderingen die zich in de advocatenpraktijk hebben voorgedaan. Om die reden heeft de algemene raad een commissie herijking gedragsregels ingesteld, die de opdracht kreeg om te bezien in hoeverre de gedragsregels 1992 dienden te worden herzien. De commissie stond onder leiding van mr. J.D. Loorbach (Rotterdam, voorzitter) en bestond voorts uit mr. Chr. A. Alberdingk Thijm (Amsterdam), mr. H.J. de Groot (Groningen), mr. M. de Rijke (Den Haag), prof. dr. mr. J.E. Soeharno (Amsterdam), mr. J.S. Spijkerman (Den Haag), mr. E.A. van Win (Leiden) en mr. dr. R. Sanders (Den Haag, secretaris).

 

De commissie heeft medio 2017 een conceptset gedragsregels het licht doen zien, die door de algemene raad in consultatie is gegeven aan de balie, ketenpartners en enkele specifieke gremia, zoals de raad van advies en het dekenberaad. De binnengekomen reacties zijn door de commissie beoordeeld en verwerkt. Daarna is de set voorgelegd aan de algemene raad en vervolgens aan het college van afgevaardigden. Ook hierbij zijn diverse opmerkingen gemaakt die zijn verwerkt in de uiteindelijke tekst. Met deze werkwijze is beoogd tot gedragsregels te komen die een weergave vormen van de anno 2018 binnen de balie levende opvattingen.

 

De algemene raad heeft op 14 februari 2018 de Gedragsregels 2018 vastgesteld. Daarbij is geconstateerd dat opvattingen van de balie zich kunnen ontwikkelen, bijvoorbeeld door maatschappelijke ontwikkelingen of jurisprudentie. De algemene raad heeft daarom gekozen voor een zogenaamde ‘levende’ toelichting, dat wil zeggen een toelichting die in geval van gewijzigde opvattingen tussentijds kan worden aangepast.

 

Een belangrijke aanleiding voor de herijking van de gedragsregels is geweest de codificatie van de kernwaarden in artikel 10a, eerste lid, van de Advocatenwet. Dit artikel luidt:

‘In het belang van een goede rechtsbedeling draagt de advocaat zorg voor de rechtsbescherming van zijn cliënt. Daartoe is de advocaat bij de uitoefening van zijn beroep:

a)   onafhankelijk ten opzichte van zijn cliënt, derden en de zaken waarin hij als zodanig optreedt;

b)   partijdig bij de behartiging van de gerechtvaardigde belangen van zijn cliënt;

c)   deskundig en kan hij beschikken over voldoende kennis en vaardigheden;

d)   integer en onthoudt hij zich van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt; en

e)   vertrouwenspersoon en neemt hij geheimhouding in acht binnen de door de wet en het recht gestelde grenzen.’

 

Wat in 2015 niet is gewijzigd, is de wettelijke tuchtnorm. Advocaten zijn, ingevolge artikel 46 van de Advocatenwet, aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met de zorg die zij als advocaat behoren te betrachten ten opzichte van degenen wier belangen zij als zodanig behartigen of behoren te behartigen, ter zake van inbreuken op het bepaalde bij of krachtens de Advocatenwet en de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme, de verordeningen van de Nederlandse orde en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt.

 

Van belang is te benadrukken dat de advocateneed, kernwaarden, wettelijke tuchtnorm en deze gedragsregels dienen te prevaleren boven andere in de praktijk gebruikte gedragscodes, richtlijnen en best practices. Advocaten kunnen derhalve niet aan dergelijke andere gedragscodes worden gebonden wanneer dat in strijd komt met de inhoud van de advocateneed, kernwaarden, wettelijke tuchtnorm en deze gedragsregels.

 

Advocaten handelen partijdig in de behartiging van de gerechtvaardigde belangen van de cliënt. Mede daardoor is de advocaat, als academisch geschoolde jurist, een bijzondere bemiddelaar tussen de rechtzoekende en de rechter. Dit komt met name tot uiting in de procespraktijk. De advocaat is echter ook een bijzondere bemiddelaar tussen de rechtzoekende en het recht. Dit komt met name naar voren in de adviespraktijk. Zo bezien is de advocaat ‘de gids in de jungle van het recht’. In deze gedragsregels is qua taalgebruik met name aangesloten bij de procespraktijk. De gedragsregels gelden echter ook voor de adviespraktijk, tenzij uit de tekst nadrukkelijk anders blijkt.

 

De bescherming van de vertrouwelijkheid van uitgewisselde informatie tussen de rechtzoekende die zich wil beraden op zijn rechtspositie en de advocaat is van essentieel belang in de rechtsstaat. De advocaat moet de rechtzoekende daarbij van advies kunnen dienen. Dit advies kan aan procederen voorafgaan, maar de goede rechtsbedeling vergt ook toegang tot het recht zonder dat sprake is van een proces. De rechtzoekende moet zich zonder belemmering tot advocaten kunnen wenden om advies over zijn juridische positie in te winnen. Het verstrekken van juridisch advies is daarmee een essentiële hulpverleningstaak van de advocaat en behoort tot diens specifieke taakuitoefening.

 

Vanaf de inwerkingtreding van de Wet positie en toezicht advocatuur in 2015 is de deken in het arrondissement toezichthouder in de zin van artikel 5:11 van de Algemene wet bestuursrecht. De deken kan in de handhaving laakbaar handelen of nalaten voorleggen aan de tuchtrechter of in bepaalde gevallen een boete of last onder dwangsom opleggen.

 

De deken van de orde van advocaten in het arrondissement houdt zich ook bezig met voorlichting en bemiddeling bij geschillen tussen advocaten onderling. Een advocaat die een conflict van plichten ervaart, moeite heeft met het bepalen van zijn houding, of uitleg wil van deze gedragsregels, kan derhalve advies vragen aan de deken in zijn arrondissement. In enkele gevallen schrijven de gedragsregels voor om dit advies te vragen.

 

Daar waar in de gedragsregels ‘hij’ of ‘zijn’ wordt vermeld, dient tevens ‘zij’ of ‘haar’ te worden gelezen.

 

Graag wordt inhoudelijk verwezen naar de hiernavolgende Inleiding en de gedragsregels zelf met de daarbij behorende toelichting.

 

De algemene raad,

14 februari 2018

Inleiding

Karakter Gedragsregels

‘Deze regels brengen normen onder woorden, die naar de heersende opvattingen in de kring der advocaten behoren te worden in acht genomen bij de uitoefening van het beroep van advocaat.

Zij vormen niet de vastlegging van het voor de advocaten geldende tuchtrecht’.

 

Dit is de eerste alinea van de Inleiding bij de Gedragsregels 1992, en deze ‘karakterbeschrijving’ heeft de tand des tijds beter doorstaan dan sommige gedragsregels zelf.

 

Ook na de thans uitgevoerde herijking van de gedragsregels geldt onveranderd dat deze regels een uitwerking zijn van de wettelijke betamelijkheidsnorm. Die is als vanouds te vinden in artikel 46 van de Advocatenwet, maar maakt inmiddels ook onderdeel uit van de in artikel 10a van de Advocatenwet genoemde kernwaarden, met name de integriteit.

 

Ook het navolgende citaat uit de inleiding van 1992 is nog onverminderd geldig:

‘(De gedragsregels) zijn niet bindend in de zin, waarin de regels van de door de Nederlandse orde van advocaten vastgestelde verordeningen bindend zijn. Ze zijn bedoeld als richtlijn voor de advocaat voor zijn handelen bij de uitoefening van de praktijk. Zij kunnen tevens dienen als richtlijn voor de tuchtrechter, al binden zij deze niet zoals het Hof van Discipline meermalen heeft beslist.’

 

Met de bekendmaking van deze gedragsregels wordt beoogd invulling te geven aan de eisen die mogen worden gesteld aan de goede taakuitoefening van een ‘behoorlijk advocaat’. Verzuim van een advocaat om deze regels na te leven, kan leiden tot tuchtrechtelijke maatregelen; een behoorlijk advocaat stelt er echter bovenal eer in om naar vermogen vakkundig en naar alle wettelijke en gedragsrechtelijke maatstaven te functioneren en het is hem er dus niet alleen om te doen om bij de tuchtrechter weg te blijven. Het beroep van advocaat is een door ethiek gekenmerkt beroep en een advocaat dient ook naar de normen van vandaag te worden gedreven door een zogeheten ‘aspiratieve moraal’. In die positieve sleutel worden de gedragsregels gezet, met een sterkere maatschappelijke oriëntatie dan voorheen. Dat brengt mee dat de individuele advocaat niet alleen ter wille van zichzelf – en zijn cliënt – maar ook ten behoeve van het aanzien en de kwaliteit van de beroepsgroep betamelijkheid nastreeft. En de beroepsgroep als zodanig moet worden gedreven door het besef dat een betamelijke praktijkvoering en daarop gerichte disciplinerende gedragsregels instrumenteel en noodzakelijk zijn om de afnemers van advocatendiensten, cliënten, andere betrokken partijen en andere ‘stakeholders’ te kunnen laten vertrouwen op toereikende kwaliteiten en integriteit van de dienstverlening en de daarmee verband houdende overige gedragingen van een advocaat.

 

Artikel 10a van de Advocatenwet stelt vast dat de advocaat tot taak heeft zorg te dragen voor de rechtsbescherming van zijn cliënt, en dat die – specifieke, cliëntgerichte – rol hem (ook in het wettelijk systeem) is toebedeeld ‘in het belang van een goede rechtsbedeling’. De bijdrage van de advocaat aan die goede rechtsbedeling is dus om die in een ‘rolvaste’ beroepsuitoefening te helpen bevorderen; hij dient het algemeen belang van de goede rechtsbedeling dus uitsluitend door het vervullen van die partijdige rol, met de beperkingen die daar vanuit het algemeen belang aan gesteld worden. Die beperkingen zijn onder meer geïntegreerd in de kernwaarden en de betamelijkheidsnorm. Kort gezegd mag van de partijdige, integere en onafhankelijke advocaat worden verwacht dat hij alles voor de cliënt doet wat in diens belang is, binnen de grenzen van wat is toegestaan en nimmer zijn professionele verantwoordelijkheid uit het oog verliezend. Deze gedragsregels beogen een gids te zijn voor advocaten, op hun smalle weg tussen het werkterrein waarop de belangenbehartiging optimaal moet zijn en het gebied dat niet betreden mag worden.

 

Het herijkingsproces

De thans door de algemene raad gepresenteerde ‘herijkte’ gedragsregels vormen de neerslag van een brede verkenning binnen en buiten de advocatuur door de Commissie herijking gedragsregels. De consultatie na publicatie van het eerste ontwerp heeft wezenlijk aan het eindresultaat bijgedragen en ook aan de ‘receptie’ binnen de beroepsgroep.

 

Aanleiding voor aanpassingen waren met name gewijzigde opvattingen binnen (en ook wel daarbuiten) de beroepsgroep, zoals bijvoorbeeld met betrekking tot vertrouwelijke collegiale communicatie, wijzigingen op wettelijk niveau, trends in de tuchtrechtspraak, internationale oriëntatie en ook wel technologische ontwikkelingen.

 

De wijzigingen op wettelijk niveau liggen met name op het terrein van de herziening van de Advocatenwet (opname van de kernwaarden, de codificatie van het beroepsgeheim). De komst van de substantiëringsplicht en de exhibitieplicht in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering vormden een belangrijk gegeven voor de herijking van de vertrouwelijke collegiale communicatie.

 

De invoering van de uitgebreide en samenhangende Verordening op de advocatuur (Voda) bracht mee dat een aantal bepalingen op het niveau van de gedragsregels kon vervallen.

 

Enkele regels zijn weggelaten, omdat zij naar het oordeel van de commissie achterhaalde collegiale beschermingsbepalingen waren (de advocaat als opgeroepen getuige, de advocaat als privaatrechtelijke crediteur).

 

De disciplinaire rechtspraak richt zich in toenemende mate op de materiële inhoud van de advocatenprestatie, ofwel de nakoming van zijn contractuele verplichtingen als opdrachtnemer. Dat is vertaald in de herijkte gedragsregels; zie bijvoorbeeld de sterk verzwaarde openingsregel en regel 12 en volgende.

 

De Europese dimensie is ook in het oog gehouden; er dient niet onnodig uit de pas te worden gelopen met de regels van de CCBE (de Raad van Europese balies) en duidelijk moet worden wanneer (territoriaal en functioneel) onze gedragsregels van toepassing zijn, en wanneer niet. Op onderdelen is ook naar omringende landen gekeken.

 

Vanuit diverse geledingen van de advocatuur is voorts bepleit regels op te nemen en normen te stellen waaraan (alleen) die beperkte groep uit de advocatuur behoefte heeft. Aan die verzoeken is geen gevolg gegeven omdat het wenselijk is dat de gedragsregels alle het karakter van normen van algemene gelding hebben, onafhankelijk van het werkterrein van de advocaat en met inbegrip van alle voor advocaten gangbare werkzaamheden. Aldus geven de gedragsregels, zoals de kernwaarden, blijk van de gemeenschappelijke grondslag van het advocatenberoep.

 

De onderwerpen die het meest concreet aangepakt zijn, zijn de inleidende bepaling (gedragsregel 1), het betalen of betaald krijgen voor het verkrijgen of overdragen van zaken, de geheimhoudingsplicht, de vertrouwelijke communicatie, fair play in en buiten rechte (overlegging stukken, het horen van getuigen) en de verantwoordingsplicht jegens de deken (die verder is geëxpliciteerd). De nieuwe regels zijn voorts gegroepeerd in vier hoofdstukken, die zien op de diverse relationele kringen waarmee de advocaat in de uitoefening van zijn beroep te maken heeft.

 

Het karakter van de gedragsregels vraagt in het algemeen niet om overgangsrecht; van advocaten mag worden verwacht dat zij zich deze regels vanaf het moment van publicatie eigen maken en dat zij vanaf dat moment ook hun gedragingen op de nieuwe regels afstemmen. Dat ligt anders bij de gedragsregel over vertrouwelijke communicatie met de advocaat van de wederpartij. Hier is de opvatting van de commissie dat de communicatie tussen advocaten die tot publicatie van de herijkte regels plaatsvond, vertrouwelijk blijft en dat in zaken, waarin die communicatie onder het regime van vertrouwelijkheid heeft plaatsgevonden, ook de communicatie die na publicatie plaatsvindt onveranderd vertrouwelijk blijft, tenzij anders wordt afgesproken.

 

 

De maatschappelijke rol van de advocaat

Regel 1 Beroepsplichten

  1. Gelet op zijn bijzondere positie in het rechtsbestel is de advocaat gehouden tot betamelijke beroepsuitoefening.
  2. Deze plicht geldt jegens zijn cliënt, de overige betrokkenen bij de rechtspleging en zijn beroepsgroep en vindt haar grondslag in het belang van een goede rechtsbedeling.
  3. De advocaat laat zich in al zijn handelen leiden door de kernwaarden van zijn beroep en neemt in acht de voor hem geschreven wettelijke bepalingen en verordeningen, de inhoud van zijn eed of belofte en de verplichtingen die voortvloeien uit de opdrachtrelatie met zijn cliënt.
  4. De advocaat dient zich zodanig te gedragen dat het vertrouwen in de advocatuur, noch zijn eigen beroepsuitoefening wordt geschaad.

Regel 2 Onafhankelijkheid, partijdigheid, geen provisie

  1. De advocaat vermijdt dat zijn onafhankelijkheid in de uitoefening van zijn beroep in gevaar zou kunnen komen.
  2. Het belang van de cliënt, geen enkel ander belang, bepaalt de wijze waarop de advocaat zijn zaken behandelt.
  3. Het is de advocaat niet toegestaan een beloning toe te kennen of te ontvangen voor het verkrijgen of aanbrengen van opdrachten, tenzij de advocaat kan aantonen dat hij daarbij niet handelt in strijd met de kernwaarden en voorts dat hierbij slechts het belang van de rechtzoekende bepalend is.

Regel 3 Vertrouwelijkheid

  1. De advocaat is op grond van de wet verplicht tot geheimhouding; zo dient de advocaat te zwijgen over bijzonderheden van door hem behandelde zaken, de persoon van zijn cliënt en de aard en omvang van diens belangen.
  2. De advocaat neemt passende maatregelen ter handhaving van de vertrouwelijkheid en de communicatie met de cliënt of derden, in het bijzonder waar het de keuze betreft van de communicatiemiddelen, van dataverwerking en van dataopslag waarvan de advocaat zich bedient, en de mate van beveiliging van die middelen.
  3. In afwijking van het eerste lid staat het de advocaat vrij vertrouwelijk verkregen kennis naar buiten toe te gebruiken indien is voldaan aan elk van de volgende drie voorwaarden:
    - voor zover een juiste uitvoering van de hem opgedragen taak dit rechtvaardigt;
    - voor zover de cliënt daartegen desgevraagd geen bezwaar heeft; en
    - voor zover dit in overeenstemming is met de goede beroepsuitoefening.
  4. De geheimhoudingsplicht strekt niet zo ver dat de advocaat wordt beperkt in het voeren van verweer in een procedure tegen hem ingesteld door degene jegens wie hij tot geheimhouding verplicht is. De advocaat neemt daarbij in acht dat hij de belangen van degene jegens wie hij tot geheimhouding verplicht is niet onnodig of onevenredig schaadt.
  5. Indien de advocaat aan een wederpartij of een derde vertrouwelijkheid heeft toegezegd of deze vertrouwelijkheid voortvloeit uit de aard van zijn relatie met een derde, zal de advocaat deze vertrouwelijkheid ook jegens zijn cliënt in acht nemen.
  6. Bij het verstrekken van informatie aan derden over een zaak die bij hem in behandeling is of was, neemt de advocaat, behalve de belangen van de cliënt, tevens gerechtvaardigde andere belangen in acht. De advocaat verstrekt geen informatie zonder instemming van de cliënt.

 

Regel 4 Openheid over meeluisteren, meekijken en opnemen

  1. Indien een advocaat actief een cliënt of een derde aan de telefoon of door middel van enig ander communicatiemiddel laat meeluisteren dan wel laat meekijken, dient hij daar voorafgaand mededeling van te doen. Hetzelfde geldt in geval van vastlegging van de inhoud van die communicatie op een beeld- of geluidsdrager.
  2. Is een gesprek met een andere advocaat met diens goedvinden vastgelegd op een beeld- of geluidsdrager of anderszins, dan vindt regel 26 overeenkomstige toepassing.

Regel 5 Minnelijke oplossing

De advocaat dient voor ogen te houden dat een regeling in der minne veelal de voorkeur verdient boven een proces.

Regel 6 Doelmatigheid

  1. De advocaat streeft een doelmatige behandeling van de zaak na en houdt in het oog dat ook ten laste van een wederpartij of andere betrokkenen geen onnodige kosten worden gemaakt.
  2. De advocaat is gehouden, alvorens hij overgaat tot het nemen van rechtsmaatregelen en in het bijzonder tot het nemen van executiemaatregelen, zijn wederpartij of, zo deze wordt bijgestaan door een advocaat, die advocaat van zijn voornemen kennis te geven, tenzij in het uitzonderlijke geval dat een bijzonder belang van de cliënt zich daar kennelijk tegen verzet. In beginsel dient hij daarbij een redelijke tijd voor beraad te geven. Waar redelijkerwijs mogelijk voert hij overleg over het tijdstip van behandeling van een zaak.

Regel 7 Geen ongepaste uitlatingen

De advocaat dient zich niet onnodig grievend uit te laten.

Regel 8 Geen onjuiste informatie

De advocaat dient zich zowel in als buiten rechte te onthouden van het verstrekken van feitelijke informatie waarvan hij weet, althans behoort te weten, dat die onjuist is.

Regel 9 Kenbaarheid hoedanigheid advocaat

  1. De advocaat dient tegenover zijn cliënt en in zijn contacten met derden ervoor zorg te dragen dat geen misverstand kan bestaan over de hoedanigheid waarin hij in een gegeven situatie optreedt.
  2. Ook wanneer hij niet in de hoedanigheid van advocaat optreedt dient hij zich zodanig te gedragen dat het vertrouwen in de advocatuur niet wordt geschaad.

Regel 10 Verenigbaarheid van activiteiten

De uitoefening van het beroep van advocaat is onverenigbaar met elke andere activiteit die de kernwaarden van de advocatuur of het vertrouwen in de advocatuur in het gedrang kan brengen.

  

Regel 11 Grensoverschrijdende activiteiten binnen Europa

De advocaat dient bij het verrichten van grensoverschrijdende werkzaamheden binnen de Europese Unie en het Europees economisch gebied de CCBE Gedragscode voor Europese advocaten in acht te nemen.

De advocaat in de verhouding tot de cliënt

Regel 12 Zorgvuldigheid

De advocaat behandelt de hem opgedragen zaken zorgvuldig en houdt daarbij steeds het bijzondere karakter van de relatie tussen advocaat en cliënt voor ogen.

Regel 13 Uitvoering opdracht

  1.  De advocaat voert de aan hem gegeven opdracht persoonlijk uit. De advocaat mag in overleg met zijn cliënt van dit uitgangspunt afwijken; tevens is het hem toegestaan om, in overleg met zijn cliënt, andere advocaten en zo nodig hulppersonen in te schakelen.
  2. De advocaat mag zijn medewerkers die geen advocaat zijn slechts zelfstandig zaken laten behandelen indien hij zich ervan heeft overtuigd dat zij daartoe bekwaam zijn en hij het terrein waarop zij dit mogen doen, heeft afgebakend. De advocaat blijft tegenover zijn cliënt voor de uitvoering van de opdracht verantwoordelijk.
  3. Het bepaalde in het tweede lid is ook van toepassing ingeval de advocaat een andere advocaat of een hulppersoon inschakelt.

 

Regel 14 Verantwoordelijkheid uitvoering opdracht

  1. De advocaat draagt volledige verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de opdracht. De advocaat kan zich niet aan deze verantwoordelijkheid onttrekken met een beroep op de van zijn cliënt verkregen opdracht. Hij mag evenwel geen handelingen verrichten tegen de kennelijke wil van de cliënt.
  2. Indien tussen de advocaat en zijn cliënt verschil van mening bestaat over de wijze waarop de opdracht moet worden uitgevoerd en dit geschil niet in onderling overleg kan worden opgelost, dient de advocaat zich terug te trekken.
  3. Wanneer de advocaat besluit een hem verstrekte opdracht neer te leggen, dient hij dat op zorgvuldige wijze te doen en dient hij ervoor zorg te dragen dat zijn cliënt daarvan zo min mogelijk nadeel ondervindt.

Regel 15 Belangenverstrengeling

  1. Gelet op zijn gehoudenheid aan met name de kernwaarden partijdigheid en vertrouwelijkheid is het de advocaat niet toegestaan, behoudens in de gevallen genoemd in het derde en vierde lid:
    1. tegelijkertijd voor meer dan één partij op te treden in een zaak waarin deze partijen een tegengesteld belang hebben;
    2. tegen een cliënt of een voormalige cliënt op te treden.
  2. De advocaat streeft ernaar te voorkomen dat de in het eerste lid bedoelde situatie ontstaat. Wanneer die omstandigheid zich niettemin voordoet of als een daarop uitlopende ontwikkeling aannemelijk is, zal de advocaat alert moeten zijn op die ontwikkeling en zich geheel, en uit eigen beweging, uit de zaak terugtrekken. De advocaat die zich aldus als advocaat van een of meer partijen heeft teruggetrokken zal zich vervolgens in diezelfde aangelegenheid ook niet namens andere partijen kunnen mengen.
  3. Van de verplichting uit het eerste lid kan de advocaat alleen afwijken indien is voldaan aan elk van de volgende drie voorwaarden:
    1. de aan de advocaat toe te vertrouwen belangen betreffen niet dezelfde zaak ten aanzien waarvan de voormalige of bestaande cliënt werd of wordt bijgestaan door de advocaat, houden daar ook geen verband mee en een toekomstig verband is evenmin aannemelijk;
    2. de advocaat beschikt niet over vertrouwelijke informatie afkomstig van zijn voormalige of bestaande cliënt, dan wel over zaaksgebonden informatie of informatie de voormalige of bestaande cliënt betreffende, die redelijkerwijs van belang kan zijn bij de behandeling van de zaak tegen deze voormalige of bestaande cliënt; en
    3. niet is gebleken van redelijke bezwaren aan de zijde van de voormalige of bestaande cliënt.
  4. Buiten het geval bedoeld in het derde lid kan de advocaat afwijken van het bepaalde in het eerste lid indien de partij die zich met het verzoek tot behartiging van zijn belangen tot de advocaat heeft gewend en de voormalige of bestaande cliënt tegen wie moet worden opgetreden op grond van hun verstrekte informatie vooraf daarmee instemmen en die instemming op behoorlijke wijze tussen voldoende gelijkwaardige partijen tot stand is gekomen.
  5. Het staat een advocaat vrij om aan een nieuwe of bestaande cliënt voor te houden dat in de door deze cliënt aangeboden opdracht diens belangen worden behartigd tegen een voormalige of bestaande cliënt en dat de opdracht alleen kan worden aangenomen als die voormalige of bestaande cliënt daarmee instemt. Na verkregen akkoord van de nieuwe cliënt zal de advocaat zich met die voormalige of bestaande cliënt mogen verstaan. Tot een dergelijk overleg gaat de advocaat echter niet over indien de aard van de concrete relatie met de bestaande cliënt of concrete omstandigheden van het geval zich daartegen verzetten.
  6. Waar in deze regel ‘advocaat’ staat wordt tevens bedoeld het samenwerkingsverband waarvan hij deel uitmaakt.

Regel 16 Informatieplicht

  1. De advocaat dient zijn cliënt op de hoogte te brengen van belangrijke informatie, feiten en afspraken. Ter voorkoming van misverstand, onzekerheid of geschil, dient hij belangrijke informatie en afspraken schriftelijk aan zijn cliënt te bevestigen.
  2. De advocaat die een redelijk vermoeden heeft dan wel bemerkt dat hij tekort is geschoten in de behartiging van de belangen van zijn cliënt, is gehouden zijn cliënt daarvan onverwijld op de hoogte te stellen en hem, zo nodig, te adviseren onafhankelijk advies te vragen.
  3. De advocaat handelt ook integer en zorgvuldig in financiële aangelegenheden en hij legt daarover een nauwgezette verantwoording af aan zijn cliënt.

Regel 17 Honorarium

  1. Bij het vaststellen van zijn declaratie behoort de advocaat een, alle omstandigheden in aanmerking genomen, redelijk honorarium in rekening te brengen.
  2. De advocaat draagt er zorg voor dat bij het aanvaarden van de opdracht duidelijke afspraken zijn gemaakt over zijn honorarium, de doorbelasting van kosten, en de wijze van declareren.
  3. Zodra de advocaat voorziet dat de declaratie aanmerkelijk hoger zal worden dan de aanvankelijk aan de cliënt opgegeven schatting stelt hij zijn cliënt daarvan op de hoogte.
  4. De advocaat richt zijn declaratie aldus in, dat de cliënt eenvoudig kan vaststellen hoeveel wordt gerekend voor honorarium, verschotten en omzetbelasting en in hoeverre voorschotten worden verrekend. De advocaat declareert zijn honorarium in beginsel periodiek en deugdelijk gespecificeerd onder opgave van tarief en tijdsbesteding of een andere overeengekomen grondslag.
  5. Maakt de cliënt tegen de declaratie bezwaar, dan is de advocaat verplicht de cliënt te wijzen op de toepasselijke kantoorklachtenregeling en de overige mogelijkheden om het geschil op te lossen.
  6. Wat betreft nog niet in rechte vastgestelde vorderingen van de advocaat op zijn cliënt treft hij geen conservatoire maatregelen en vraagt hij niet het faillissement aan, anders dan na overleg met de deken.
  7. De advocaat legt alleen na overleg met de deken beslag onder zichzelf of onder de derdengeldenstichting van zijn kantoor.

Regel 18 Gefinancierde rechtsbijstand

  1. Tenzij een advocaat goede gronden heeft om aan te nemen dat zijn cliënt niet in aanmerking kan komen voor door de overheid gefinancierde rechtshulp, is hij verplicht met zijn cliënt vóór de aanvaarding van de opdracht en verder steeds tussentijds wanneer daartoe aanleiding bestaat, te overleggen of er termen zijn om te trachten door de overheid gefinancierde rechtshulp te verkrijgen.
  2. De advocaat zal van de cliënt voor de behandeling van een zaak waarin hij is toegevoegd voor zijn werkzaamheden geen vergoeding, in welke vorm dan ook, bedingen of in ontvangst nemen, afgezien van eigen bijdragen, verschotten en proceskosten volgens de daarvoor geldende regels.
  3. Wanneer de cliënt mogelijk in aanmerking komt voor door de overheid gefinancierde rechtshulp en niettemin de keuze maakt daarvan geen gebruik te maken, dient de advocaat dat schriftelijk vast te leggen.

Regel 19 Zekerheid en voldoening declaratie

  1. Het is de advocaat niet toegestaan voor de betaling van zijn declaratie andere zekerheid te aanvaarden dan een voorschot in geld, behoudens in bijzondere gevallen en dan slechts na overleg met de deken.
  2. Het is de advocaat evenmin toegestaan voldoening van zijn declaraties anders dan in geld te aanvaarden, behoudens in bijzondere gevallen en slechts na overleg met de deken.
  3. Wanneer de cliënt op grond van gehele of gedeeltelijke betwisting van de declaratie bezwaar maakt tegen de verrekening daarvan met hem toekomende gelden, dient de advocaat na overleg met de deken deze gelden tot het beloop van het betwiste bedrag bij de deken te deponeren. De advocaat bevordert dat zo spoedig mogelijk wordt vastgesteld wie de rechthebbende van deze gelden is.

De advocaat in de verhouding tot overige betrokkenen bij de rechtspleging

Regel 20 Eerlijk proces

  1. Ingeval de advocaat overgaat tot het overleggen van stukken dient hij bij het bepalen van het tijdstip van het overleggen rekening te houden met de gerechtvaardigde belangen van de wederpartij die op verschaffing van die stukken aanspraak heeft.
  2. De advocaat voorkomt dat in een zaak de rechter kennisneemt van stellingen of informatie waarvan gedurende de behandeling van de zaak de wederpartij niet tijdig en deugdelijk heeft kunnen kennisnemen.
  3. Indien de advocaat ter zitting gebruik maakt van een pleitnota en die aan de rechter overlegt, geeft hij gelijktijdig een afschrift van de pleitnota aan de advocaat van de wederpartij.

Regel 21 Mededelingen aan de rechter

  1. Het is de advocaat niet geoorloofd zich in een aanhangig geding anders dan tezamen met de advocaat van de wederpartij tot de rechter aan wiens oordeel of de instantie aan wier oordeel de zaak is onderworpen te wenden, tenzij schriftelijk en met gelijktijdige toezending van een afschrift van de mededeling aan de advocaat van de wederpartij en voorts zo tijdig dat die advocaat voldoende gelegenheid heeft om op de mededeling te reageren.
  2. Geen afzonderlijke mededeling aan de advocaat van de wederpartij is vereist, indien de mededeling aan de rechter via een technische voorziening gelijktijdig voor de advocaat van de wederpartij beschikbaar wordt.
  3. Nadat de uitspraak is bepaald, is het de advocaat niet geoorloofd zich zonder toestemming van de wederpartij tot de rechter te wenden.

Regel 22 Getuigen

  1. De advocaat stelt zich zorgvuldig op in zijn contacten met getuigen en zal geen handelingen verrichten die zouden kunnen leiden tot ongeoorloofde beïnvloeding van getuigen.
  2. Indien de advocaat getuigen of deskundigen oproept, moet hij instaan voor de aan hen toekomende vergoedingen en honoraria, tenzij hij een uitdrukkelijk voorbehoud maakt.

Regel 23 Optreden als geschilbeslechter

  1. De advocaat die een functie vervult bij enig college dat met rechtspraak of beslechting van geschillen op andere wijze is belast, onthoudt zich van elke bemoeienis met een zaak waarin hij in die functie werkzaam is, is geweest of zal worden betrokken.
  2. Het staat de advocaat, die deel uitmaakt van een samenwerkingsverband, niet vrij bemoeienis te hebben met een zaak die beoordeeld is of wordt door een college waarin een tot hetzelfde samenwerkingsverband behorende advocaat of andere kantoorgenoot een functie vervult indien deze bij de behandeling door het college is of zal worden betrokken.

De advocaat in de verhouding tot zijn beroepsgroep

Regel 24 Onderlinge verhoudingen

In het belang van de rechtzoekenden en van de advocatuur in het algemeen streven advocaten naar een onderlinge verhouding die berust op welwillendheid en vertrouwen.

Regel 25 Rechtstreeks benaderen (weder)partij

  1. De advocaat stelt zich met een partij betreffende een aangelegenheid, waarin deze naar hij weet door een advocaat wordt bijgestaan, niet anders in verbinding dan door tussenkomst van die advocaat, tenzij deze laatste hem toestemming geeft rechtstreeks met die partij in verbinding te treden. Deze regel geldt onverminderd wanneer de bedoelde partij zich tot de advocaat wendt.
  2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid mag de advocaat die een aanzegging met rechtsgevolg doet, dat rechtstreeks aan een partij doen, mits met gelijktijdige verzending van een afschrift aan diens advocaat en op voorwaarde dat de mededeling aan een partij beperkt blijft tot deze aanzegging met rechtsgevolg. Indien de advocaat het beoogde rechtsgevolg ook kan bereiken door zijn brief alleen aan de advocaat van een partij te zenden, geldt voormelde uitzondering niet.

Regel 26 Vertrouwelijke mededelingen

  1. Onverminderd het bepaalde in regel 27 dient een advocaat die aan een andere advocaat mededelingen wenst te doen die hij vertrouwelijk behandeld wil zien, dit verlangen duidelijk kenbaar te maken vóór de verzending van de eerste van deze mededelingen.
  2. Indien de geadresseerde ervoor kiest aan deze mededelingen niet een vertrouwelijk karakter te verlenen dient hij de afzender daarover onverwijld en aantoonbaar te informeren.
  3. Op vertrouwelijke mededelingen als bedoeld in het eerste lid mag in rechte geen beroep worden gedaan, tenzij het belang van de cliënt dit bepaaldelijk vordert, maar dan niet zonder voorafgaand overleg met de advocaat van de wederpartij.
  4. Indien dit overleg niet tot een oplossing leidt, dient het advies van de deken te worden ingewonnen voordat in rechte een beroep als vorenbedoeld wordt gedaan.

Regel 27 Schikkingsonderhandelingen

Omtrent de inhoud van tussen advocaten gevoerde schikkingsonderhandelingen mag aan de rechter aan wiens oordeel of instantie aan wier oordeel de zaak is onderworpen, niets worden medegedeeld zonder toestemming van de advocaat van de wederpartij.

Regel 28 Overnemen van cliënten

  1. Een advocaat onthoudt zich in beginsel van initiatieven om in een lopende zaak een cliënt van een andere advocaat tot de zijne te maken. Krijgt een advocaat een verzoek de behandeling van een zaak, die reeds bij een andere advocaat in behandeling is, over te nemen, dan voeren deze advocaten onderling overleg met het doel de opvolgende advocaat behoorlijk in te lichten over de stand van de zaak.
  2. Is de declaratie van de andere advocaat niet voldaan en beroept deze zich op zijn retentierecht, dan is hij niettemin verplicht het dossier op verzoek van de cliënt aan de opvolgende advocaat af te geven onder door de deken te stellen voorwaarden.

Regel 29 Medewerking onderzoek deken

Bij een tuchtrechtelijk onderzoek, een verzoek om informatie van de deken dat met een mogelijk tuchtrechtelijk onderzoek verband houdt of een verzoek om medewerking op grond van artikel 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht, is de betrokken advocaat verplicht alle gevraagde inlichtingen aanstonds aan de deken te verstrekken, zonder zich op zijn geheimhoudingsplicht te kunnen beroepen, behoudens in bijzondere gevallen.