Vo-08 Toelichting wijzigingsverordening kwaliteitsbevorderende maatregelen

AfdrukkenOpslaan als PDF

Toelichting op de Verordening op de advocatuur

 

De toelichting op de Verordening op de advocatuur wordt gewijzigd als volgt:

 

A

 

De toelichting op Artikel 4.4 wordt gewijzigd als volgt:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 4.4

In het eerste lid van dit artikel is bepaald dat een advocaat ten minste twintig opleidingspunten behaalt. Het betreft een minimum. Het staat de advocaat vrij, en is vanuit het oogpunt van vakbekwaamheid en kwaliteit aan te bevelen, om meer opleidingspunten te behalen.

 

In het algemeen zij opgemerkt dat het behalen van opleidingspunten een middel is voor het onderhouden van de vakbekwaamheid. Het jaarlijks behalen van twintig opleidingspunten wil daarom nog niet zeggen dat de advocaat daarmee voldoet aan het bredere en meer algemene vereiste van vakbekwaamheid, bedoeld in artikel 4.1, en het vereiste van het ontwikkelen en onderhouden van kennis, bedoeld in artikel 4.3.

 

Voor advocaten op wie deze paragraaf van toepassing is, houdt de verplichting in dat zij ten minste twintig opleidingspunten per jaar behalen met het onderhouden en ontwikkelen van hun kennis. De helft van die reguliere opleidingspunten moet zien op inhoudelijk juridische kennis. Deze juridische kennis moet zijn opgedaan op een voor de praktijk van de advocaat relevant rechtsgebied. Het bijwonen van een willekeurige cursus volstaat dan ook niet. Voor de praktijk van de advocaat relevante rechtsgebieden kunnen rechtsgebieden zijn waarop hij werkzaam is, maar ook  rechtsgebieden waarop hij, gelet op bijvoorbeeld ontwikkelingen in zijn praktijk, nog niet werkzaam is maar wel verwacht werkzaam te zullen zijn.

 

Het tweede lid bevat een ‘naar rato-regeling’. Dat houdt in dat een advocaat niet de volle twintig opleidingspunten hoeft te behalen, als deze paragraaf minder dan elf maanden van enig kalenderjaar op hem van toepassing is. Dit kan bijvoorbeeld zijn omdat hij in de loop van een jaar drie jaar op het tableau staat ingeschreven, of zich heeft laten uitschrijven. Deze advocaat heeft voldaan aan de voorschriften van artikel 4.4, eerste lid, indien hij het aantal opleidingspunten behaalt genoemd in de tabel hieronder.

 

Ten tweede is relevant dat het tweedelid ook van toepassing is op een advocaat die zich gedurende een jaar laat uitschrijven. Het niet behalen van voldoende opleidingspunten kan, ook als de advocaat niet meer als zodanig staat ingeschreven op het tableau, leiden tot een dekenbezwaar op grond van artikel 46f van de Advocatenwet.

 

De tabel rekent per maand, waarbij per maand 20/12 punten = 1 2/3 punt moet worden behaald. Dit aantal wordt telkens naar boven afgerond, omdat het niet afgeronde getal het minimumaantal opleidingspunten is dat ten minste moet worden behaald. Bij afronding naar beneden zou dat minimumaantal dus niet worden behaald. 

Datum inschrijven, uitschrijven of verstrijken 3-jaarstermijn van artikel 4.2

Aantal te behalen opleidingspunten tot en met 31 december van dat jaar

Aantal te behalen opleidingspunten vanaf 1 januari van dat jaar tot het moment waarop de verordening niet meer op de advocaat van toepassing is

1 januari t/m 31 januari

20 (Op grond van het tweede lid is dan nog geen vermindering mogelijk)

2

1 februari t/m 29 februari

19

4

1 maart t/m 31 maart

17

5

1 april t/m 30 april

15

7

1 mei t/m 31 mei

14

9

1 juni t/m 30 juni

12

10

1 juli t/m 31 juli

10

12

1 augustus t/m 31 augustus

9

14

1 september t/m 30 september

7

15

1 oktober t/m 31 oktober

5

17

1 november t/m 30 november

4

19

1 december t/m 31 december

2

20 (Op grond van het tweede lid is dan geen vermindering mogelijk)

 

Voorbeeld: Een advocaat is op 27 april 2012 is beëdigd. Vanaf 27 april 2015 is paragraaf 4.1.2 van toepassing op deze advocaat. De advocaat zal voor 31 december 2015 tenminste vijftien opleidingspunten moeten halen.

 

Het derdelid maakt het mogelijk dat een advocaat die in het voorgaande jaar een overschot aan opleidingspunten behaalde, deze kan gebruiken om in het huidige jaar een tekort te compenseren. Hij kan daardoor een overschot aan opleidingspunten, met een maximum van tien opleidingspunten meenemen naar het volgende jaar. Om te voldoen aan de norm van het

eerste lid, dient de advocaat in het desbetreffende kalenderjaar ten minste tien opleidingspunten te behalen.

 

In het vierde lid is beschreven voor welke activiteiten opleidingspunten zijn te behalen.

 

Het stelsel dat in dit lid wordt beschreven is open. Dat wil zeggen dat er geen gesloten lijst van activiteiten en opleidingen is waarvoor de advocaat punten kan krijgen. De open norm komt op meerdere onderdelen tot uitdrukking. Allereerst is het niet nodig om de opleidingen te volgen (onderdeel a) of te geven (onderdeel b) bij een erkende opleidingsinstelling. Ten tweede komen ook andere activiteiten dan onderwijs in aanmerking voor opleidingspunten (zie onderdeel d). Deze open norm geeft een advocaat vrijheid om te kiezen welke activiteiten of opleidingen het beste bijdragen aan zijn vakbekwaamheid. Hierdoor neemt de eigen verantwoordelijkheid van de advocaat toe, maar ook de mogelijkheid om een passende(r) oplossing te vinden. De eigen verantwoordelijkheid en de eigen behoefte van de advocaat staan voorop.

 

In onderdeel a gaat het om het volgen of bijwonen van onderwijs van ten minste academisch niveau. Het niveau van het onderwijs wordt afgemeten aan de deelnemers, de deskundigheid van de docenten, en de relevantie voor de advocatuurlijke praktijk. Het academische onderwijsaanbod betreft onderwijs gegeven door universiteiten en is te onderscheiden in twee niveaus: bachelor en master; onderwijs gegeven door hogescholen valt niet onder academisch onderwijs. Over het algemeen is het bachelor-onderwijs niet voldoende specifiek om relevant te zijn voor de praktijk van de advocaat. Indien de advocaat voor bachelor- onderwijs opleidingspunten wil opvoeren, zal hij desgevraagd, moeten aantonen dat deze opleiding in het kader van zijn praktijk voldoende toegevoegde waarde heeft. Daarbij kan een overweging zijn dat de advocaat zich wil bekwamen in een vakgebied waarover hij nu nog weinig kennis of ervaring bezit. In dat geval kan een cursus op aanvangsniveau wel degelijk relevant zijn.

 

In onderdeel a zijn onder de gedachtestreepjes voorwaarden opgenomen om te bewerkstelligen dat het onderwijs relevantie voor de advocatenpraktijk heeft, van voldoende niveau is en er enige zekerheid is dat de advocaat daadwerkelijk de kennis tot zich heeft genomen. Voor onderwijs dat op afstand wordt gevolgd (zoals webinars of zelfstudie) geldt dat op voorhand de tijdsbesteding moet worden aangegeven door de opleidingsinstelling. Deze gemiddelde tijdsbesteding vormt de basis voor de toekenning van de opleidingspunten en niet de daadwerkelijk bestede tijd.

 

In onderdeel b gaat het om het geven van onderwijs. Daarbij geldt dat de docent voor ieder half uur een opleidingspunt kan opvoeren. Dat is twee opleidingspunten per uur. De duur van het onderwijs en niet de duur van de voorbereiding ervan is de maatstaf.

 

Onderdeel c bepaalt dat opleidingspunten kunnen worden verkregen voor juridische artikelen. De artikelen moeten zijn verschenen in een juridisch tijdschrift met een onafhankelijke redactie; het tijdschrift kan ook in elektronische vorm verschijnen. Publicatie van een artikel op de eigen website, netwerksite of forum volstaat niet. Per 500 woorden, exclusief voetnoten, van het geschreven en gepubliceerde artikel kan een opleidingspunt worden toegekend. Als het artikel door meerdere auteurs is geschreven, wordt het totaal aantal woorden van het artikel gedeeld door het aantal auteurs. Op die wijze krijgt elk van de deelnemers eenzelfde aantal opleidingspunten voor het artikel. Iedere 500 woorden, exclusief voetnoten, in een deel leveren dan een opleidingspunt op.

 

Onderdeel d maakt het mogelijk dat de advocaat ook voor andere activiteiten opleidingspunten kan behalen. De activiteiten moeten bijdragen aan kennis die relevant is voor de praktijk van de advocaat. Te denken valt aan nevenwerkzaamheden of het schrijven van juridische adviezen in het kader van een adviescommissie van de Nederlandse orde van advocaten. De algemene raad kan het aantal opleidingspunten dat voor deze activiteiten wordt berekend maximeren.

 

In het zesde lid is opgenomen dat een advocaat moet aantonen dat opleidingspunten

zijn behaald. Daarvoor zijn adequate bewijsstukken noodzakelijk. De deken kan immers aan een advocaat vragen of deze heeft voldaan aan het bepaalde in artikel 4.4, eerste tot en met derdelid. Ingeval een advocaat een opleiding heeft gevolgd aan een erkende opleidingsinstelling volstaat het certificaat met daarop de vermelding van de behaalde opleidingspunten met puntenlogo. Indien een advocaat een opleiding heeft gevolgd aan een opleidingsinstelling die niet is erkend, zal nader moeten worden onderzocht of wordt voldaan aan de vereisten van artikel 4.4, vierde lid en artikelen 14 en 15 van de Regeling op de advocatuur.

 

Voor het gevolgd hebben van onderwijs zijn adequate bewijsstukken het bewijs van deelname, waarbij aanwezigheidsregistratie moet hebben plaatsgevonden, een overzicht van urenbelasting, doelgroepomschrijving en een inzichtelijk cursusprogramma. Voor het geven van juridisch academisch of postacademisch onderwijs een bewijs van docentschap met het aantal daadwerkelijk gegeven uren en een doelgroepomschrijving. Voor een juridisch artikel het geschreven en in de rechtsliteratuur gepubliceerde artikel. Voor deze en andere activiteiten kunnen ook andere bewijstukken adequaat zijn. Het zesde lid laat onverlet de bevoegdheid van de deken om naast deze documenten nadere gegevens op te vragen.

Artikel 4.4

In het eerste lid van dit artikel is bepaald dat een advocaat ten minste twintig opleidingspunten behaalt. Het betreft een minimum. Het staat de advocaat vrij, en is vanuit het oogpunt van vakbekwaamheid en kwaliteit aan te bevelen, om meer opleidingspunten te behalen.

 

In het algemeen zij opgemerkt dat het behalen van opleidingspunten een middel is voor het onderhouden van de vakbekwaamheid. Het jaarlijks behalen van twintig opleidingspunten wil daarom nog niet zeggen dat de advocaat daarmee voldoet aan het bredere en meer algemene vereiste van vakbekwaamheid, bedoeld in artikel 4.1, en het vereiste van het ontwikkelen en onderhouden van kennis, bedoeld in artikel 4.3.

 

Voor advocaten op wie deze paragraaf van toepassing is, houdt de verplichting in dat zij ten minste twintig opleidingspunten per jaar behalen met het onderhouden en ontwikkelen van hun kennis. De helft van die reguliere opleidingspunten moet zien op inhoudelijk juridische kennis. Deze juridische kennis moet zijn opgedaan op een voor de praktijk van de advocaat relevant rechtsgebied. Het bijwonen van een willekeurige cursus volstaat dan ook niet. Voor de praktijk van de advocaat relevante rechtsgebieden kunnen rechtsgebieden zijn waarop hij werkzaam is, maar ook  rechtsgebieden waarop hij, gelet op bijvoorbeeld ontwikkelingen in zijn praktijk, nog niet werkzaam is maar wel verwacht werkzaam te zullen zijn.

 

De verplichting dat de helft van de te behalen opleidingspunten moet zien op inhoudelijke juridische kennis geldt niet voor het overschot aan punten dat per jaar behaald wordt. Haalt een advocaat bijvoorbeeld dertig opleidingspunten in een jaar dan voldoet hij aan de verplichting als ten minste tien opleidingspunten daarvan zien op inhoudelijk juridische kennis.    

 

In het tweede lid is bepaald dat advocaten die zes maanden of langer op het tableau staan ingeschreven ieder jaar minimaal tien opleidingspunten per geregistreerd rechtsgebied moeten halen. De periode van zes maanden heeft betrekking op advocaten die gedurende het jaar worden ingeschreven (onvoorwaardelijk na hun stage of als herintreder). Voor deze advocaten die in de periode van 1 juli tot en met 31 december in een kalenderjaar worden ingeschreven, geldt de verplichting dat kalenderjaar niet. Deze gaat pas het jaar daarop gelden.

 

Het rechtsgebiedenregister bevat diverse hoofdrechtsgebieden waarop advocaten zich kunnen laten registreren. Per hoofdrechtsgebied is een nadere onderverdeling in sub- rechtsgebieden gemaakt. De sub-rechtsgebieden zijn rechtsgebieden waarvoor specifieke kennis nodig is, die advocaten die het hoofdrechtsgebied hebben aangevinkt niet vanzelfsprekend hebben. Voor het rechtsgebied personen- en familierecht is bijvoorbeeld ‘internationale kinderontvoering’ als sub-rechtsgebied opgenomen. Sub-rechtsgebieden kunnen alleen aangevinkt worden als het daarbij behorende hoofdrechtsgebied is aangevinkt.

 

De verplichting om tien opleidingspunten te halen geldt voor het hoofdrechtsgebied en niet voor de aangevinkte sub-rechtsgebieden. De advocaat zal zijn kennis en kunde op de aangevinkte sub-rechtsgebieden vanzelfsprekend dienen te onderhouden, waarvoor het behalen van opleidingspunten een middel is.

 

Behaalde opleidingspunten kunnen niet dubbel worden ingezet voor verschillende rechtsgebieden. Wel kunnen behaalde opleidingspunten worden gesplitst over verschillende rechtsgebieden. Een cursus van bijvoorbeeld 6 opleidingspunten die betrekking heeft op zowel het arbeidsrecht als het sociaal zekerheidsrecht kan worden verdeeld over deze rechtsgebieden (bijvoorbeeld 3 punten voor arbeidsrecht en 3 punten voor sociaal zekerheidsrecht).   

 

Het derde lid bevat een ‘naar rato-regeling’. Dat houdt in dat een advocaat niet de volle twintig opleidingspunten hoeft te behalen, als deze paragraaf minder dan elf maanden van enig kalenderjaar op hem van toepassing is. Dit kan bijvoorbeeld zijn omdat hij in de loop van een jaar drie jaar op het tableau staat ingeschreven, of zich heeft laten uitschrijven. Deze advocaat heeft voldaan aan de voorschriften van artikel 4.4, eerste lid, indien hij het aantal opleidingspunten behaalt genoemd in de tabel hieronder.

 

Ten tweede is relevant dat het derde lid ook van toepassing is op een advocaat die zich gedurende een jaar laat uitschrijven. Het niet behalen van voldoende opleidingspunten kan, ook als de advocaat niet meer als zodanig staat ingeschreven op het tableau, leiden tot een dekenbezwaar op grond van artikel 46f van de Advocatenwet en/of het opleggen van een bestuurlijke boete of een last onder dwangsom door de deken op grond van artikel 45g van de Advocatenwet.

 

 

De tabel rekent per maand, waarbij per maand 20/12 punten = 1 2/3 punt moet worden behaald. Dit aantal wordt telkens naar boven afgerond, omdat het niet afgeronde getal het minimumaantal opleidingspunten is dat ten minste moet worden behaald. Bij afronding naar beneden zou dat minimumaantal dus niet worden behaald. 

Datum inschrijven, uitschrijven of verstrijken 3-jaarstermijn van artikel 4.2

Aantal te behalen opleidingspunten tot en met 31 december van dat jaar

Aantal te behalen opleidingspunten vanaf 1 januari van dat jaar tot het moment waarop de verordening niet meer op de advocaat van toepassing is

1 januari t/m 31 januari

20 (Op grond van het derde lid is dan nog geen vermindering mogelijk)

2

1 februari t/m 29 februari

19

4

1 maart t/m 31 maart

17

5

1 april t/m 30 april

15

7

1 mei t/m 31 mei

14

9

1 juni t/m 30 juni

12

10

1 juli t/m 31 juli

10

12

1 augustus t/m 31 augustus

9

14

1 september t/m 30 september

7

15

1 oktober t/m 31 oktober

5

17

1 november t/m 30 november

4

19

1 december t/m 31 december

2

20 (Op grond van het derde lid is dan geen vermindering mogelijk)

 

Voorbeeld: Een advocaat is op 27 april 2012 beëdigd. Vanaf 27 april 2015 is paragraaf 4.1.2 van toepassing op deze advocaat. De advocaat zal voor 31 december 2015 ten minste vijftien opleidingspunten moeten halen.

 

Op de verplichting uit hoofde van het tweede lid is de ‘naar rato-regeling’ niet van toepassing. Voor de registratie is het van belang dat volledig wordt voldaan aan de eis tien opleidingspunten te behalen. Advocaten die in de eerste helft van het kalenderjaar op het tableau worden ingeschreven, dienen te voldoen aan het behalen van tien opleidingspunten op het rechtsgebied waarop zij zich willen laten registreren.

 

Het vierde lid maakt het mogelijk dat een advocaat die in het voorgaande jaar een overschot aan opleidingspunten behaalde, deze kan gebruiken om in het huidige jaar een tekort te compenseren voor de verplichting uit hoofde van het eerste en tweede lid. Hij kan dus een overschot

aan opleidingspunten, met een maximum van tien opleidingspunten meenemen naar het volgende jaar.

Een advocaat die kan compenseren, zal dus ieder jaar minimaal tien opleidingspunten moeten behalen. Om te voldoen aan de norm van het eerste lid, dient de advocaat in het desbetreffende kalenderjaar ten minste tien opleidingspunten te behalen.

 

In het vijfde lid is beschreven voor welke activiteiten opleidingspunten zijn te behalen.

 

Het stelsel dat in dit lid wordt beschreven is open. Dat wil zeggen dat er geen gesloten lijst van activiteiten en opleidingen is waarvoor de advocaat punten kan krijgen. De open norm komt op meerdere onderdelen tot uitdrukking.

Allereerst is het niet nodig om de opleidingen te volgen (onderdeel a) of te geven (onderdeel b) bij een erkende opleidingsinstelling. Ten

tweede komen ook andere activiteiten dan onderwijs in aanmerking voor opleidingspunten (zie onderdeel d). Deze open norm geeft een advocaat vrijheid om te kiezen welke activiteiten of opleidingen het beste bijdragen aan zijn vakbekwaamheid. Hierdoor neemt de eigen verantwoordelijkheid van de advocaat toe, maar ook de mogelijkheid om een passende(r) oplossing te vinden. De eigen verantwoordelijkheid en de eigen behoefte van de advocaat staan voorop.

 

In onderdeel a gaat het om het volgen of bijwonen van onderwijs van ten minste academisch niveau. Het niveau van het onderwijs wordt afgemeten aan de deelnemers, de deskundigheid van de docenten, en de relevantie voor de advocatuurlijke praktijk. Het academische onderwijsaanbod betreft onderwijs gegeven door universiteiten en is te onderscheiden in twee niveaus: bachelor en master; onderwijs gegeven door hogescholen valt niet onder academisch onderwijs. Over het algemeen is het bachelor-onderwijs niet voldoende specifiek om relevant te zijn voor de praktijk van de advocaat. Indien de advocaat voor bachelor- onderwijs opleidingspunten wil opvoeren, zal hij desgevraagd, moeten aantonen dat deze opleiding in het kader van zijn praktijk voldoende toegevoegde waarde heeft. Daarbij kan een overweging zijn dat de advocaat zich wil bekwamen in een vakgebied waarover hij nu nog weinig kennis of ervaring bezit. In dat geval kan een cursus op aanvangsniveau wel degelijk relevant zijn.

 

In onderdeel a zijn onder de gedachtestreepjes voorwaarden opgenomen om te bewerkstelligen dat het onderwijs relevantie voor de advocatenpraktijk heeft, van voldoende niveau is en er enige zekerheid is dat de advocaat daadwerkelijk de kennis tot zich heeft genomen. Voor onderwijs dat op afstand wordt gevolgd (zoals webinars of zelfstudie) geldt dat op voorhand de tijdsbesteding moet worden aangegeven door de opleidingsinstelling. Deze gemiddelde tijdsbesteding vormt de basis voor de toekenning van de opleidingspunten en niet de daadwerkelijk bestede tijd.

 

In onderdeel b gaat het om het geven van onderwijs. Daarbij geldt dat de docent voor ieder half uur een opleidingspunt kan opvoeren. Dat is twee opleidingspunten per uur. De duur van het onderwijs en niet de duur van de voorbereiding ervan is de maatstaf.

 

Onderdeel c bepaalt dat opleidingspunten kunnen worden verkregen voor juridische artikelen. De artikelen moeten zijn verschenen in een juridisch tijdschrift met een onafhankelijke redactie; het tijdschrift kan ook in elektronische vorm verschijnen. Publicatie van een artikel op de eigen website, netwerksite of forum volstaat niet. Per 500 woorden, exclusief voetnoten, van het geschreven en gepubliceerde artikel kan een opleidingspunt worden toegekend. Als het artikel door meerdere auteurs is geschreven, wordt het totaal aantal woorden van het artikel gedeeld door het aantal auteurs. Op die wijze krijgt elk van de deelnemers eenzelfde aantal opleidingspunten voor het artikel. Iedere 500 woorden, exclusief voetnoten, in een deel leveren dan een opleidingspunt op.

 

Onderdeel d maakt het mogelijk dat de advocaat ook voor andere activiteiten opleidingspunten kan behalen. De activiteiten moeten bijdragen aan kennis die relevant is voor de praktijk van de advocaat. Te denken valt aan nevenwerkzaamheden of het schrijven van juridische adviezen in het kader van een adviescommissie van de Nederlandse orde van advocaten. De algemene raad kan het aantal opleidingspunten dat voor deze activiteiten wordt berekend maximeren.

 

Op grond van het zesde lid, onderdeel b, kan de algemene raad regels stellen over de erkenning van opleidingsinstellingen. Een opleidingsinstelling is een juridische entiteit, zoals een vennootschap. De opleidingsinstelling kan dus ook een vennootschap onder firma zijn of een maatschap. Een handelsnaam kan derhalve niet worden erkend.

 

In het zevende lid is opgenomen dat een advocaat moet aantonen dat opleidingspunten zijn behaald. Daarvoor zijn adequate bewijsstukken noodzakelijk. De advocaat geeft daarbij aan op welke geregistreerde rechtsgebieden de opleidingspunten zien en bij welke activiteiten de opleidingspunten zijn behaald. De deken kan immers aan een advocaat vragen of deze heeft voldaan aan het bepaalde in artikel 4.4, eerste tot en met vierde lid. Ingeval een advocaat een opleiding heeft gevolgd aan een erkende opleidingsinstelling volstaat het certificaat met daarop de vermelding van de behaalde opleidingspunten met puntenlogo. Indien een advocaat een opleiding heeft gevolgd aan een opleidingsinstelling die niet is erkend, zal nader moeten worden onderzocht of wordt voldaan aan de vereisten van artikel 4.4, vijfde lid en artikelen 14 en 15 van de Regeling op de advocatuur.

 

Voor het gevolgd hebben van onderwijs zijn adequate bewijsstukken het bewijs van deelname, waarbij aanwezigheidsregistratie moet hebben plaatsgevonden, een overzicht van urenbelasting, doelgroepomschrijving en een inzichtelijk cursusprogramma. Voor het geven van juridisch academisch of postacademisch onderwijs een bewijs van docentschap met het aantal daadwerkelijk gegeven uren en een doelgroepomschrijving. Voor een juridisch artikel het geschreven en in de rechtsliteratuur gepubliceerde artikel. Voor deze en andere activiteiten kunnen ook andere bewijstukken adequaat zijn. Het zevende lid laat onverlet de bevoegdheid van de deken

om naast deze documenten nadere gegevens op te vragen.

 

 

 

B

 

Na de toelichting op Artikel 6.30 wordt een nieuwe tekst ingevoegd, luidende:

 

Afdeling 6.9 Registratie rechtsgebieden

 

Artikel 6.31

Het eerste lid bepaalt dat advocaten die onvoorwaardelijk op het tableau staan ingeschreven als bedoeld in artikel 1, tweede lid, van de Advocatenwet, zich moeten registreren in het rechtsgebiedenregister. Deze afdeling geldt niet voor advocaat-stagiaires die op grond van artikel 9b van de Advocatenwet de praktijk onder begeleiding van een patroon dienen uit te oefenen en hun stage nog niet hebben voltooid als bedoeld in artikel 3.2 van de Verordening, en misdien voorwaardeljk op het tableau staan ingschreven. Wel zijn advocaat-stagiaires vindbaar in het rechtsgebiedenregister, maar de verplichting om zich te registreren op rechtsgebieden en tien opleidingspunten te behalen op de geregistreerde rechtsgebieden is niet van toepassing. Op de advocaat die in opleiding is is paragraaf 4.1.2 ook niet van toepassing.

 

Het tweede lid bepaalt dat voor EU-advocaten die op grond van artikel 16h van de Advocatenwet staan ingeschreven de verplichte registratie in het rechtsgebiedenregister direct geldt.

 

Artikel 6.32

Dit artikel bepaalt de vereisten voor verplichte registratie in het rechtstgebiedenregister en de bekendmaking daarvan. Het doel van het verplichte rechtsgebiedenregister is tweeledig. Het is een zoekregister dat de (kwetsbare) rechtzoekende kan helpen om bij een advocaat terecht te komen die ten aanzien van een bepaald rechtsgebied specifieke kennis heeft. Daarnaast draagt het register bij aan de kwaliteit van de advocatuur. Steeds complexer wordende juridische domeinen en specialisatiewensen nopen daartoe.

 

Het eerste lid bepaalt dat advocaten minimaal een rechtsgebied en maximaal vier rechtsgebieden registreren in het rechtsgebiedenregister. Voorwaarde voor registratie is dat een advocaat ieder kalenderjaar tien opleidingspunten op het desbetreffende rechtsgebied haalt (zie ook artikel 4.4 lid 2 Verordening). Het betreft een registratie achteraf die betrekking heeft op de tien behaalde punten in het voorafgaande kalenderjaar. Op advocaten die gedurende de laatste zes maanden van een kalenderjaar worden ingeschreven (bijvoorbeeld na de stage of als herintreder), rust de verplichting om tien opleidingspunten dat kalenderjaar te halen niet. Zij zijn niet verplicht om zich te registreren het kalenderjaar volgend op hun inschrijving, maar kunnen hiertoe wel eerder aan overgaan als zij voldaan hebben aan de vereisten voor registratie.    

 

Het tweede lid bepaalt dat advocaten hun registratie openbaar en publiekelijk toegankelijk bekend dienen te maken. Het is voor de herkenbaarheid richting het publiek van belang dat deze bekendmaking op eenvormige wijze plaats heeft. Advocaten dienen gebruik te maken van een model dat de algemene raad beschikbaar stelt (lid 4). Indien de advocaat beschikt over een website dan gebruikt hij het model op een prominente plek zodat direct duidelijk is op welke rechtsgebieden de advocaat staat geregistreerd. In het geval de advocaat niet beschikt over een website, dan zal hij op andere wijze duidelijk zijn registratie kenbaar moeten maken, bijvoorbeeld op zijn briefpapier.

 

Het derde lid bepaalt dat de advocaat ervoor zorgt dat hij zijn registratie en het model actueel houdt. Indien de registratie van de advocaat wijzigt dan zorgt de advocaat ervoor dat hij deze wijziging doorvoert in het rechtsgebiedenregister en in het model dat hij gebruikt voor de bekendmaking van de rechtsgebieden waarop hij zich heeft geregistreerd.

 

Het vijfde lid bepaalt dat de algemene raad een lijst van rechtsgebieden vaststelt, waar in ieder geval de algemene praktijk onderdeel vanuit maakt. De algemene praktijk is in feite geen afzonderlijk rechtsgebied, maar wordt opgenomen voor advocaten die zich op meerdere rechtsterreinen bezighouden.

           

D

 

Na de alinea beginnende met Onderdeel f in de toelichting op artikel 7.4 wordt een nieuwe alinea ingevoegd, luidende:

 

Onderdeel g verplicht de advocaat publiekelijk toegankelijk en openbaar bekend te maken op welke rechtsgebieden hij zich heeft geregistreerd. Het dient voor de rechtzoekende herkenbaar te zijn op welke rechtsgebieden de advocaat zich heeft geregistreerd. De algemene raad stelt daarvoor een model beschikbaar waar de advocaat gebruik van maakt (zie artikel 6.32 tweede lid, onderscheidenlijk vierde lid van de Verordening).

 

Idealiter komt de praktijk van de advocaat overeen met de geregistreerde rechtsgebieden. Maar het kan zijn dat de praktijk van de advocaat breder is en hij zich hier ook op afficheert. Voor de rechtzoekende dient duidelijk te zijn op welke rechtsgebieden de advocaat geregistreerd staat.