Wijzigingsbesluit toelichting beroepsaansprakelijkheidsverzekering
Wijzigingsbesluit toelichting beroepsaansprakelijkheidsverzekering
Besluit van de algemene raad van 3 april 2018 houdende wijziging van de toelichting op de Verordening op de advocatuur in verband met de Wijzigingsverordening beroepsaansprakelijkheidsverzekering (Wijzigingsbesluit toelichting beroepsaansprakelijkheidsverzekering)
De algemene raad van de Nederlandse orde van advocaten;
gelet op artikel 6.24 en artikel 6.25 van de Verordening op de advocatuur;
gezien het advies van de adviescommissie regelgeving;
stelt de navolgende bepalingen vast:
ARTIKEL I
De toelichting op de Verordening op de advocatuur wordt gewijzigd als volgt.
A
De toelichting op artikel 6.24 komt te luiden:
Artikel 6.24
De advocaat is verplicht adequaat verzekerd te zijn tegen het risico van beroepsaansprakelijkheid. Onder adequaat verzekerd zijn wordt in ieder geval verstaan dat de verzekering voldoende dekking biedt tegen het risico van beroepsaansprakelijkheid gelet op de aard en de omvang van de praktijk van de advocaat. Een advocaat die wordt ingezet door een kantoor waaraan hij niet vast is verbonden, vergewist zich ervan dat hij, ook met betrekking tot de werkzaamheden die hij voor dit kantoor verricht, adequaat is verzekerd. Het doel van deze regel is om het publiek tot op zekere hoogte waarborg te bieden dat iedere advocaat voldoende verhaal biedt in geval van schade door een beroepsfout. Het is dan ook niet mogelijk een ontheffing van de verzekeringsplicht te krijgen.
In het tweede lid is een uitzondering opgenomen van de verzekeringsplicht voor advocaten die de praktijk in dienst uitoefenen en uitsluitend optreden voor hun werkgever of in de groep met de werkgever verbonden rechtspersonen. In dat geval blijft de verplichting gelden adequaat verzekerd te zijn tegen het risico van beroepsaansprakelijkheid, maar niet voor zover het betreft het risico van de aansprakelijkheid van de advocaat tegenover zijn werkgever of in de groep met de werkgever verbonden rechtspersonen (zijn ‘cliënt’) voor schade die de advocaat in zijn beroepsuitoefening heeft toegebracht aan zijn werkgever of in de groep met de werkgever verbonden rechtspersonen. Voorwaarde is dat de werkgever of in de groep met de werkgever verbonden rechtspersonen de advocaat schriftelijk vrijwaart voor de mogelijke schade als gevolg van beroepsfouten. De advocaat die de praktijk in dienst uitoefent dient zich er van bewust te zijn dat hij verplicht is een adequate verzekering af te sluiten, indien hij naast dit dienstverband (gedeeltelijk) nog op enigerlei wijze de praktijk uitoefent.
Het derde lid ziet op de advocaat in dienst van de Staat. Onder Staat wordt uitsluitend de rijksoverheid verstaan en niet lagere overheden of zelfstandige bestuursorganen. Voor advocaten in dienst van provincies, gemeenten of andere overheidsorganen geldt onverkort het bepaalde in het eerste lid. Voor advocaten in dienst van de Staat wordt een uitzondering gemaakt, omdat de Staat in de regel geen verzekeringen afsluit. Ook hier geldt de voorwaarde dat de Staat de advocaat schriftelijk te kennen heeft gegeven hem niet aansprakelijk te zullen houden. Ook deze advocaat in dienst van de Staat dient zich er van bewust te zijn dat hij verplicht is een adequate verzekering af te sluiten, indien hij naast dit dienstverband (gedeeltelijk) nog op enigerlei wijze de praktijk uitoefent.
B
De toelichting op artikel 6.25 komt te luiden:
Artikel 6.25
Dit artikel beschrijft de minimumeisen waaraan de beroepsaansprakelijkheidsverzekering van de advocaat moet voldoen. De verplichting om een verzekering af te sluiten geldt voor iedere advocaat. Dit sluit echter niet uit dat een dergelijke verzekering ook per kantoor kan worden afgesloten.
Het minimum verzekerd bedrag waarvoor de beroepsaansprakelijkheidsverzekering dekking moet bieden is € 500.000 per aanspraak en tot ten minste twee maal dat bedrag per verzekeringsjaar. Benadrukt wordt dat het verplicht verzekerd bedrag van € 500.000 per aanspraak slechts een minimum betreft. Het zal afhankelijk zijn van onder meer de aard van de praktijk en de omvang van het kantoor of het samenwerkingsverband, of met de minimum dekking volstaan kan worden. Het in de verordening genoemde minimum verplicht verzekerd bedrag geldt per verzekering en dus per kantoor. Per verzekering zal beoordeeld dienen te worden of het verzekerd bedrag gelet op de kantooromvang en soort praktijk voldoende is. Als uitgangspunt geldt namelijk te allen tijde dat een advocaat adequaat verzekerd dient te zijn.
Het bedrag van € 500.000 is als minimum opgenomen om bescherming te bieden aan de rechtzoekende. Het is van belang dat de rechtzoekende in het geval van schade door een beroepsfout verhaal kan halen. De verzekeraar zal echter het risico willen inschatten en de premie willen bepalen. Om die reden zal vaak een maximaal bedrag aan uitkeringen per verzekeringsjaar worden opgenomen op de polis. In de verordening is het minimale bedrag aan uitkeringen per verzekeringsjaar opgenomen. Deze norm is met opzet flexibel gemaakt. Het bedrag aan uitkeringen per verzekeringsjaar is afhankelijk van de opgenomen dekking per aanspraak. Dit betekent dat de hoogte van het verzekerd bedrag per verzekeringsjaar altijd minimaal twee maal de hoogte van het verzekerd bedrag per aanspraak moet zijn. De reden is dat meerdere aanspraken per verzekeringsjaar onder de dekking moeten kunnen vallen.
De verzekering dient ook dekking te geven voor aansprakelijkheid van de advocaat als werkgever. Ook de fouten en nalatigheden van personen in dienst van de advocaat of het kantoor dienen gedekt te zijn.
Het soort activiteiten van de advocaat dat onder de dekking van de verzekering dient te vallen is beperkt tot die activiteiten die eigen zijn aan de advocatuur, waaronder mediation, bindend advies of arbitrage, maar ook het optreden als curator of bewindvoerder. Voor andere activiteiten die niet eigen zijn aan de advocatuur, zoals bijvoorbeeld een bestuurslidmaatschap of commissariaat, dient de advocaat zich afzonderlijk te verzekeren.
ARTIKEL II
Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2019.
ARTIKEL III
Dit besluit wordt aangehaald als: Wijzigingsbesluit toelichting beroepsaansprakelijkheidsverzekering.