In dit reglement wordt verstaan onder:
aanbieder van de basistest:
aanbieder van de basistest als bedoeld in artikel 3.23 van de Verordening;
algemene raad:
de algemene raad van de Nederlandse orde van advocaten als bedoeld in artikel 18 van de Advocatenwet;
basistest:
de verplichte test als bedoeld in artikel 3.14, eerste lid, onderdeel a, van de Verordening;
beoordelaar:
degene die door de examencommissie is aangewezen om toetsen af te nemen en/of toetsen te beoordelen;
beoordeling:
de vaststelling door een beoordelaar of een stagiaire heeft voldaan aan de eisen die voor het behalen van een toets zijn geformuleerd;
certificaat beroepsopleiding advocaten:
het certificaat beroepsopleiding advocaten als bedoeld in artikel 3.21 van de Verordening;
cohort:
de groep stagiaires die in maart of september van enig kalenderjaar aan de beroepsopleiding advocaten is begonnen;
curriculum:
het curriculum als bedoeld in artikel 3.15, eerste lid, van de Verordening;
docent:
degene die namens een onderwijsaanbieder de opleiding verzorgt;
eindtermen:
de eindtermen van de beroepsopleiding advocaten zoals bedoeld in artikel 3.15 van de Verordening en opgenomen in bijlage B van het Kwaliteits- en accreditatiekader BA2020;
examen:
het examen van de beroepsopleiding advocaten als bedoeld in artikel 3.19, eerste lid, van de Verordening, bestaande uit de toets ethiek, en de eerste integratieve dag en de tweede integratieve dag;
examencommissie:
de examencommissie als bedoeld in artikel 3.15a van de Verordening;
fraude:
het handelen of nalaten van een stagiaire of derden met als gevolg dat het voor de examencommissie onmogelijk is of is geworden om zich een juist oordeel te vormen over de verworven kennis en kunde van een stagiaire;
onderwijsaanbieder:
de uitvoeringsorganisatie als bedoeld in artikel 3.24 van de Verordening of een geaccrediteerde opleidingsinstelling als bedoeld in artikel 3.25 van de Verordening;
onderwijsonderdelen:
de onderwijsonderdelen als bedoeld in artikel 3.14, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de Verordening;
opdracht:
de door de onderwijsaanbieder aan de stagiaire opgedragen werkzaamheden, die gelden als voorwaarde voor deelname aan of afsluiting van een onderwijsonderdeel;
patroon:
de advocaat onder wiens begeleiding de stagiaire de praktijk uitoefent;
stagiaire:
een advocaat die verplicht is zijn praktijk uit te oefenen onder begeleiding van een patroon en deelneemt aan de beroepsopleiding advocaten;
surveillant:
degene die namens de uitvoeringsorganisatie aanwezig is tijdens de afname van toetsen en erop toeziet dat deze afname conform de hieromtrent in dit reglement opgenomen regels gebeurt;
studiebelasting:
het aantal dagdelen dat een stagiaire aan de onderscheiden onderwijsonderdelen geacht wordt te besteden, waarbij een dagdeel staat voor drie klokuren;
studeerbaarheid:
de mate waarin het onderwijs, de onderwijsaanbieders, (de structuur van) het curriculum en de informatievoorziening binnen de beroepsopleiding advocaten stagiaires in staat stellen om de beroepsopleiding advocaten te volbrengen binnen de daarvoor gestelde tijd;
toets:
onderzoek naar kennis en kunde inzake de onderwijsonderdelen als bedoeld in artikel 3.14, eerste lid, onder b, van de Verordening, en waarvan de uitkomst in een voldoende of een onvoldoende wordt uitgedrukt;
toetsmatrijs:
een tabel waarin de examencommissie vaststelt hoe de opgave(n) van de toets dienen te zijn verdeeld over de onderscheiden onderdelen van de leerstof;
uitvoeringsorganisatie:
de uitvoeringsorganisatie als bedoeld in artikel 3.23 van de Verordening;
Verordening:
de Verordening op de advocatuur.